Stel: ik toets in een 2de klas havo/vwo zinsontleden. Laat ik zeggen in 2 klassen. Ik geef een kort slootje (schriftelijke lesoverhoring) waarin ik 20 zinnen opvoer. In elke zin is een zinsdeel of een stuk daarvan onderstreept. De leerlingen moeten aangeven wat het zinsdeel is: werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling. (Meer niet...) Na het corrigeren - ambachtelijk handwerk - blijkt dat de leerlingen gemiddeld ongeveer 8 fouten maken per persoon.
Maar dan: ik stop precies dezelfde toets in de computer. Op Moodle of iets dergelijks maak ik hem digitaal. Ik laat de zinnen één voor één at random aan mijn proefpersoon verschijnen. Die komt uit een van de 2 parallelklassen met precies dezelfde soort leerlingen als bij toets 1. Uit de correctie - automatisch geüpload naar een spreadsheet - blijkt dat de leerlingen gemiddeld ongeveer 3 fouten maken per persoon!
Dat geeft toch te denken, vind ik. Natuurlijk is mijn onderzoek niet representatief. Het gaat me hier ook niet om dit precieze voorbeeld, maar om het principe. Collega's die Frans geven hebben iets dergelijks ook al opgemerkt. Voor mijn gevoel (gebaseerd op enkele jaren proefondervindelijke onderbouwing) is hier wel iets aan de hand: letten leerlingen beter op als een computer de vraag nakijkt? Dwingt een computer meer omdat die onverbiddelijker overkomt dan een mens?
Het is heel leuk om hier over te filosoferen en te theoretiseren. Wat gebeurt er als ik alle digitale zinnen wel tegelijkertijd in beeld breng? Wat zou er gebeuren als ik mijn analoge toets als boekje presenteer en op elke bladzijde 1 zin zet?
Het lijkt me leuk om een onderzoek hierover te beginnen. Wie wil dat gaan uitvoeren? Een leuke student?
(P.S. De illustratie heb ik op een digitaal schoolbord gemaakt en die circuleert op de elo van het Canisius College.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten