donderdag 19 april 2012

Tekstbegrip en 21st Century Skills

Psycholoog en managementgoeroe Edward de Bono heeft ergens ooit gezegd dat we ons in het onderwijs teveel richten op taal en te weinig op de totale werking van de hersenen; we zouden zo maar 20% van ons totale potentieel aanboren. Dat mag traditioneel gezien ook zo zijn (van oudsher laten we leerlingen hun nieuwe telefoontje niet uit de verpakking halen om ermee te experimenteren, maar we dwingen ze om eerste de handleiding exegetisch door te nemen), maar dat laat onverlet dat ook zijn uitleg daarna weer in taal werd overgebracht. Totdat de mensheid op telepathisch niveau kan communiceren, zal het behept zijn met taal.




21st Century Skills
spelen met name in de hersenen, maar ook in het klaslokaal en natuurlijk voornamelijk online. Wij roepen onze leerlingen en onszelf in stijgende mate zaken toe die te maken hebben met het mooie begrip mediawijsheid. Wij spreken gedragsregels af met leerlingen hoe om te gaan met elkaar in de digitale en in de analoge wereld. Dit alles doen wij met taal.
Op het Canisius College wordt al minimaal 10 jaar door allerlei neerlandici gesproken over het feit dat leerlingen steeds wat slechter lijken te worden in tekstbegrip, je weet wel, het Centraal Schriftelijk Eindexamen Nederlands. Toen ik op deze school kwam werken bestond er nog een heuse ladenkast met daarin per jaarlaag mappen met tekstverklaringen. In de loop der tijd is de hele 6 vwo-stapel uit de kast gehaald; deze toetsen waren te moeilijk geworden voor 6 vwo. Alle toetsen schoven door en voor de brugklassen moest nieuw materiaal gemaakt worden.

Afijn, inmiddels is ons tekstenbestand geactualiseerd en opgeschoond op een Skydrive gekomen, maar ook nu merken we dat normen voor toetsen met eenzelfde zwaarte versoepeld moeten worden. We beginnen ons waarlijk af te vragen of het taalniveau van onze leerlingen aan het afnemen is. Landelijk worden wij onderworpen aan taalniveaus, toetstoestanden en selectiecriteria voor beroepsopleidingen, want ook politici hebben inmiddels het idee opgevat dat er tenminste toch iets moet gebeuren. Immers, ook aan de taalproductieve kant wordt ervaren dat er veel te wensen is inmiddels; een stijgende meerderheid kinderen zou spellen als een kannibaal.

Of het erg is
Dit heb ik al vaker gezegd: ik had in geen ander tijdperk willen leven dan dit; het liefst was ik constant online en in verbinding met alles wat ik wil weten, vragen, bespreken of onderzoeken. Ik heb het gevoel dat veel van mijn leerlingen dit ook hebben. Weliswaar heb ik twee jaar geleden al eens geschreven dat ik vind dat leerlingen internet veel te eenzijdig gebruiken (een beetje opzoeken en een beetje plezier maken), maar desondanks lijkt het mij buiten kijf staan dat veel kinderen behoorlijk aan ongeluk grenzende gevoelens krijgen als zij zouden moeten opgroeien in een wereld met vijf kanalen op televisie, een bibliotheek en - ten gunstigste - een Commodore 64, zoals in mijn jeugd gebruikelijk was.

Internet biedt in een split second vanzelfsprekend veel meer dan taal alleen; allerlei zintuigen kunnen behoorlijk geprikkeld worden. Jonge mensen lijken daar veel gemakkelijker de weg in te vinden dan oudere: allerlei kaf wordt onmiddellijk van het koren gescheiden. Onbewust wordt het aangebodene zelfs tot kaf of koren benoemd. Het staat buiten kijf dat deze vaardigheden van eminent belang zullen blijven, al is het maar om simpelweg te overleven in de enorme diarree aan informatie die je dagelijks bereikt.

Toch denk ik dat leerlingen die zich laten opleiden voor de hogere intellectuele niveaus (vmbo-t, havo en vwo) in grotere mate moeten kunnen omgaan met grote teksten. Dat is niet alleen omdat lesmateriaal nogal eens traditioneel wordt aangeboden, maar vooral ook omdat heel veel nieuw wetenschappelijk onderzoek toch ook niet anders aangeboden kan worden dan door middel van precies verwoorde en genuanceerde taal. Externe motivaties zijn er ook: nu de exameneisen zijn verscherpt, beginnen de leerlingen in mijn 4 vwo-klas al te zweten als ze een onvoldoende terug krijgen voor een tekstverklaring Nederlands of Engels.

Wat te doen
Ik denk dat je als leraar minimaal drie zaken moet doen om ervoor te zorgen dat een leerling niet alleen het examen haalt, maar ook bewust, efficiënt en effectief kan omgaan met grotere gehelen aan teksten. Hieronder som ik - op basis van mijn ervaring en mijn gevoel - deze zaken op.

1. Stel hoge eisen!
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, dus stel schrijfregels op (begin een zin met een hoofdletter, spel correct, schrijf netjes, maak je blad of scherm duidelijk op, dat soort zaken). Vervolgens moet je jouw leerlingen consequent aan die regels houden. Trek dus bij tekstverklaringen of invuldingetjes ook rustig punten af bij spelfouten of andere overtredingen. Je zult merken dat aanvankelijk 70% van je leerlingen klaagt bij de eerste keer, maar dat 99% van hen uiteindelijk zorgvuldiger omgaan met hun taaluitingen.

2. Erken!
Zorg natuurlijk voor een pedagogisch klimaat waarin het normaal gesproken niet erg is om fouten te maken (hoe iemand zich hersteld toont pas hoe goed iemand is) en geef je leerling erkenning op alle mogelijke vlakken waar die dat verdient. Als je een compliment kunt geven, dan doe je dat. (En anders overigens niet.) Leg alles stil wat ruis veroorzaakt en de veiligheid binnen jouw pedagogisch klimaat kan bederven. Hoge eisen stellen kun je niet in een onveilige omgeving, want dat leidt tot stress en erger.

3. Wees creatief
Je zult zien dat je voortdurend in gesprek bent met je leerlingen over wat er op welke plek wordt gecommuniceerd, hoe dat is gebeurd en wat het effect was. Als jouw onderwijs altijd in het teken staat van de boodschap, dan ben je volgens mij precies aan het doen waar 21st Century Skills over gaan. Je zult een heel repertoire moeten gebruiken om alle informatie die op jouw leerlingen afkomt met hen te filteren en te structureren. Gelukkig kun je die ook vinden op internet; van social media tot mindmaps. Maar ik je moet ook niet aarzelen om leerlingen om de oren te blijven slaan met signaalwoorden, verwijswoorden, alineafuncties en argumentaties.

Vooralsnog zal taal de ruggengraat vormen van internet - vooral van het sociale gebeuren - en van de 21st Century Skills. Wat mij betreft kunnen leerlingen niet genoeg schrijven en lezen. Dat moet allebei even zorgvuldig gebeuren. En het fijne is - en dat blijf ik ook zeggen - jij bent de leraar, degene met ervaring. Door jou kunnen leerlingen ervaren hoe er gecommuniceerd wordt; van tweets tot grote artikelen, van zakelijke tekst tot indringend gedicht en van blog tot roman. Er valt immers nog veel te ontdekken en dat blijft gewoon leuk.

dinsdag 10 april 2012

Taalgevoel: woord-van-de-week

Misschien ligt het aan mijn taalgevoel - met mijn collega's op het Canisius College heb ik het er vandaag ook over gehad: wat moet ik met het nieuwste woord-van-de-week: de Standby-Polen?Volgens een artikeltje op nota bene NOS.nl gaat het hier om werknemers van Poolse herkomst die op uitzendbasis actief zijn in Nederland en die tijdelijk wachten op werk. Juist op de website van de NOS, de moeder van alle publieke omroepen, vind ik het aantreffen van zo'n woord nogal frappant.

Laat ik nog een waarneming noemen. Ik meen dat een jaar of vijf geleden er nog een enorme ophef was over het woord negerzoen. Het gebruik van het zelfstandig naamwoord neger, hier gebruikt als voorvoegsel, blijkt door veel mensen een negatieve lading te hebben. Derhalve staat nu in de dikke Van Dale dat het woord neger door sommige bevolkingsgroepen als beledigend kan worden opgevat.

Een andere waarneming dan: enkele jaren later komt er een politicus in beeld (ik zal zijn naam niet noemen, want het blijkt dat Wilders dat niet leuk vindt) die de afkorting kut (ooit korte urinetrechter) voor het woord Marokkaan in het zogenaamde openbare debat heeft gebruikt. Nog even los van de ontmythologisering van het woord kut en het wijdverbreide noemen ervan, kun je in bovengenoemd woordenboek niet terugvinden dat een dergelijke uitlating voor sommige bevolkingsgroepen beledigend kan zijn.

Voornietgenoemde politicus heeft het nu dusdanig gemunt op weer een nieuwe zondebok, dat wij blijkbaar onbewust al het woord Pool als achtervoegsel gaan gebruiken, zo blijkt op de website van de NOS. Ik vind het tamelijk onprettig dat dit soort processen zich afspelen in een samenleving die nu en in de toekomst ernstig belang heeft bij het aantrekken van veel goede arbeidskrachten uit allerlei buitenlanden. En van die eeuwige begeleidende foto's van die aspergestekers heb ik inmiddels ook de buik vol. Op het Canisius werk ik dagelijks samen met twee hoogopgeleide en fijne collega's van Poolse herkomst die uiterst degelijk en verzorgd respectievelijk Duits en Nederlands geven. In mijn beleving zijn Polen ook niet alleen maar klussers, landarbeiders en lopende-bandwerkers.

Wat ik erger vind dan domheid, is onbedachtzaamheid. Het eerste is namelijk doorgaans niet geneeslijk, het laatste is te voorkomen. Ben ik te taalgevoelig? Ik vind een woord als Standby-Pool uiteindelijk domweg beledigend.