woensdag 4 november 2015

Over tekstinterpretatie, slow journalism en ICT in het onderwijs

Gelukkig heeft het OESO-rapport "Students, Computers and Learning" niet zoveel stof doen opwaaien als ik bij publicatie vreesde. Waar zelfs 's lands NOS de inhoud ongezouten samenvatte als zouden computers in het onderwijs dramatisch bijdragen aan teruglopende prestaties op het gebied van lezen en rekenen, kun je hooguit pleiten voor slow journalism. Maar dat deed Wilfred Rubens bij het verschijnen al (en gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat Fortuyn destijds ook wat genuanceerder was over ICT en onderwijs dan hij weer meldt, maar vooruit). Het OESO-rapport heeft me in elk geval wel laten nadenken over mijn eigen onderwijs en blijkens de inleiding is dat de bedoeling geweest van het hele schrijven.

Ik ben van mening dat twee voorname taken van de docent zijn dat je leerlingen moet leren nadenken en moet leren lezen-wat-er-nou-verdorie-werkelijk-staat. Daarvoor heb je eigenlijk twee zaken nodig: een docent met enig verstand - in de regel - en een tekst - dikwijls. Het pedagogische gesprek kan over van alles gaan wat leidt tot reflectie en de tekst ook.

Van oudsher is het schoolboek of het stencil een uitstekend middel om teksten aan te bieden. Gelukkig hebben we ook ICT waardoor we sneller en goedkoper aan actuele teksten kunnen komen. Dat scheelt dan weer papier, want iedereen weet dat afgebrande schoolgebouwen door overtollig papier langer nasmeulen dan andere panden. Een digibord - ook ICT - vind ik vele malen handiger dan welk krijt- of stiftbord dan ook bij elke vorm van onderwijs en zeker bij het lezen.

Leerlingen kunnen mijns inziens niet genoeg lezen. Het maakt mij ook niet uit of zij een verkiezingsprogramma beoordelen op argumentatie, een literaire tekst op spanningsopbouw of een ingezonden brief op consistentie. Alles is goed. Alles is leuk en daardoor ook leuk te maken. Ik wil graag drie voorbeelden geven waarvan ik denk dat ICT lees- én schrijfonderwijs wel degelijk beter maakt.

Socrative inzetten bij het beantwoorden van vragen
Geruime tijd geleden opperde ik het idee om Socrative te gebruiken om leerlingen de antwoorden te laten opgeven voor  een bepaalde vraag bij een tekstverklaring. Je gebruikt de korte vraag, selecteert het open antwoord en verzoekt de leerling om het opgeschreven antwoord op vraag 4 (of een andere) in te voeren. Zo komt min of meer op het bord wat je normaal op je werktafel hebt liggen ter beoordeling. Mijn leerlingen vinden het nog altijd heel prettig, al ben ik vrij snel overgestapt op het anonieme invoeren. Dat vergroot de veiligheid voor de leerling en voor jou de mogelijkheid om iets meer ongezouten - doch immer liefdevol - te zijn in je commentaar.

Deze werkwijze kun je natuurlijk bij allerlei vragen gebruiken en wat staat en/of valt is dat je punten moet toekennen aan zuiver formuleren. Net zoals bij wiskunde krijg je bij elk ander vak punten voor de formule. Bij talen komt daar nog bij dat de uitkomst niet altijd gewis is, omdat er emotie bij komt kijken. Maar dat maakt het formuleren - en het beoordelen erop alleen maar belangrijker. Met Socrative kun je tegenwoordig zelfs stemmen voor de beste formulering. Dat kun je pas doen met de wat meer geoefende leerling, maar het is in alle leerfases interessant om te bespiegelen waarom bepaalde antwoorden beter worden bevonden dan andere. 

Socrative is veel meer dan een methode om tien minuten even een quiz te houden. Het is maar hoe je het programma gebruikt. En het is alleszins beter dan het geklungel van voorheen om dergelijke zaken inzichtelijk te maken.

Padlet gebruiken voor handschriftelijk werk
Wat ook met angst en beven wordt bezien door mijn leerlingen is het showen van het in de werkschriftjes opgetekende werk via Padlet. Onthutsend veel leerlingen hebben een HD-camera op zak en deze kun je gebruiken door een foto te maken van een door jou aangewezen antwoord, opdracht of oefening in het schrift. Op deze manier kun je niet alleen commentaar geven op de formulering van het gebodene, dan wel andere kwaliteiten ervan, maar is het ook mogelijk om het handschrift van commentaar te voorzien. Je kunt op elk object klikken om het te vergroten. Aangezien niet alle leerlingen de ambitie hebben om huisarts te worden vind ik het belangrijk om ook een leesbaar handschrift af te dwingen bij het aan mij toevertrouwde volk. Daar ben ik wellicht ouderwets in.


Google Docs of iets dergelijks gebruiken bij sommige schrijfsels
Naast het ontwikkelen van een goed handschrift draag ik ook graag bij aan het aanleren van prudent gebruik van tekstverwerkers. De online-versies van Google - mijn favoriet - en Microsoft bieden de mogelijkheid aan om samen een tekst te bewerken. Dit moet je vooral niet op afstand doen, maar met opengeklapte laptops naast elkaar (tien voor twee, zoals de communicatietheorie ons leert). Boter bij de vis. Praten met die leerling. Maar wel met twee cursoren. Dit kost tijd. Ten gunstigste doe je dit een keer per leerjaar per leerling. Toen ik masterscripties begeleidde (voor de Promotiebeurs) deed ik dit vaker, maar bij profielwerkstukken is deze inzet van ICT werkelijk niet meer te missen.

Alle drie de voorbeelden pleiten duidelijk wel voor een nadrukkelijke aanwezigheid van de docent. Van die vaardige (!), betrokken, belezen, ervaren, gezellige leraar die ICT gebruikt als middel en niet als een of andere malle mogelijkheid om werkzaamheden over de schutting te flikkeren. Tel bij deze middelen nog bijkomende ICT-voordelen op als het inzetten van social media om leerlingen te onderwijzen, te erkennen en om je plek als rolmodel in te nemen (de heilige drievuldigheid) en dan raak je volgens mij de kern van het betoog van het OESO-rapport. Plus: het zou paniekfietsers als het betreffende journaille van de NOS, NU en de gerenommeerde dagbladen sieren als zij een dergelijke reflectie zouden hanteren alvorens onware, ongefundeerde kreten los te laten op de wereld.