woensdag 30 december 2015

De Wensch

DE WENSCH.


1.
Vrienden ik wensch u altegaar,
Vreugde en voorspoed bij elkaar,
Dat ieder voor zijn ouden dag,
In dit jaar wat zorgen mag,
Ik wensch dat zij niet zullen trouwen,
Die niets hebben om huis te houwen,
Ik wensch in het huwelijk veel plazier,
Aan ieder man zes kruiken bier.


2.
Ik wensch de brander in dit jaar
Dat hij zijn jenever mag maken zwaar;
Ik wensch de tapper tot zijn baat,
Dat hij veel naar de kelder gaat,
Ik wensch de kleermaker veel te naaijen
Dat zijn winkel goed kan draaijen,
De schoenmaker wensch ik er bij,
Alle dagen een paar of drie.


3.
Ik heb de vleeschhower een wensch gedaan,
Alle dagen een beest te slaan,
Ik wensch ook aan de winkelier,
Wel te wegen en goed vertier;
Ik wensch den wever veel te weven,
Dat hij een ieder het zijn kan geven,
Ik wensch al wat wenschen kan,
Aan iederr meisje een goede man.


4.
Ik wensch den bakker niet veel krediet
Dat hij dit jaar wel toeziet,
Aan de mulder wensch ik veel wind,
Alle jaren zijn vrouw een kind:
Ik zeg wat kan ik beter wenschen,
Tot geluk van alle menschen;
Ik wensch de soldaat een goede matres
Alle weken een gulden of zes.


5.
Ik wensch aan meisjes van plaizier,
Alle nachten een zwierbol op vier
Ik wensch die van zijn middelen leeft,
Dat hij den armen ook wat geeft,
Ik wensch die met konijnen loopen,
Dat zij de velle wat duur verkoopen,
Ik wensch die hebben maagpijn,
Dat zij gaauw gezond zullen zijn.


6.
Den hoedemaker wensch ik hier,
Dan de appre gast een borrel of vier
Ik wensch hem dat hij geen geld verliest
En dat het van dit jaar niet veel vriest,
Ik wensch de pijpenmaker zonder spreken,
Dat de menschen veel pijpen breken.
Ik wensch dat gelant kan gaan,
Die men ziet op vier beenen staan.


7.
Dus vrienden luistert naar mijn wensch,
Hij is geschikt voor ieder mensch,
De smid die aan het ambeeld staat,
Wensch ik dat het voorspoedig gaat
Ik wensch aan die glazenmaker,
Dat de menschen veel glazen kraken,
De timmerman en metselaar,
Wensch ik veel zegen in dit jaar,


8.
Ik wensch de jagers een goede kans,
En de visschers een goede vangst,
Ik wensch dat die door de vangst bestaan
Dat het die liedern niet kwalijk mag gaan
Maar nu kom ik bij alle lieden,
Mijn gunstige wensch aanbieden,
Dus vrienden wilt gij er een van,
Voor drie centen zijt gij de man.


9.
Aan de mannen in het rond,
Ook aan de meisjes een zoete mond,
Ik wensch de zangeren heldre stem,
En aan den armen een goed hemd.
Maar wat zal ik de boeren menschen,
In het jaar twee-en zestig wenschen,
Veel aardappelen tarwe graan,
Om de armen bij te staan.


De hardwerkende en brave leraar en wetenschapper staan niet in deze nieuwjaarswens. Die hebben allicht niets te zoeken tussen allerlei volk dat zich ophoudt in de buurt van mensen die een tap uit de kelder halen of die jenever stoken in de keuken. Héél misschien hadden onze negentiende-eeuwse, professionele voorouders geen stapels correctie weg te werken of een publicatienorm te halen. Je weet het niet.


Ik wens jou en mij toe dat we in 2016 weer veel kennis mogen vergaren, om deze dan weer op een aanlokkelijke manier door te geven. Want anders hebben wij natuurlijk niets aan onze kennis en anderen ook niet. En dat we zo weer een beetje meer kunnen bijdragen aan begrip en verbinding overal.


[Deze tekst is vermoedelijk in 1861 uitgegeven in een eenvoudig, goedkoop boekje in octavoformaat (ongeveer 17 bij 24 centimeter). Dat kon je kopen op de markt, bij een marskramer of aan de deur bij mensen die vaak meer van dit soort drukwerk verkochten. Op het kleine boekje staat geen drukker vermeld, geen plaats en ook geen jaartal. Tegenwoordig kun je dit boekje vinden in de Universiteitsbibliotheek Leiden, waar het is samengebonden in een convoluut (UBL 1110 F18) met diverse boekjes van dit formaat. De transcriptie is diplomatiek, maar op sommige plekken aangepast omwille van de leesbaarheid.]

woensdag 4 november 2015

Over tekstinterpretatie, slow journalism en ICT in het onderwijs

Gelukkig heeft het OESO-rapport "Students, Computers and Learning" niet zoveel stof doen opwaaien als ik bij publicatie vreesde. Waar zelfs 's lands NOS de inhoud ongezouten samenvatte als zouden computers in het onderwijs dramatisch bijdragen aan teruglopende prestaties op het gebied van lezen en rekenen, kun je hooguit pleiten voor slow journalism. Maar dat deed Wilfred Rubens bij het verschijnen al (en gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat Fortuyn destijds ook wat genuanceerder was over ICT en onderwijs dan hij weer meldt, maar vooruit). Het OESO-rapport heeft me in elk geval wel laten nadenken over mijn eigen onderwijs en blijkens de inleiding is dat de bedoeling geweest van het hele schrijven.

Ik ben van mening dat twee voorname taken van de docent zijn dat je leerlingen moet leren nadenken en moet leren lezen-wat-er-nou-verdorie-werkelijk-staat. Daarvoor heb je eigenlijk twee zaken nodig: een docent met enig verstand - in de regel - en een tekst - dikwijls. Het pedagogische gesprek kan over van alles gaan wat leidt tot reflectie en de tekst ook.

Van oudsher is het schoolboek of het stencil een uitstekend middel om teksten aan te bieden. Gelukkig hebben we ook ICT waardoor we sneller en goedkoper aan actuele teksten kunnen komen. Dat scheelt dan weer papier, want iedereen weet dat afgebrande schoolgebouwen door overtollig papier langer nasmeulen dan andere panden. Een digibord - ook ICT - vind ik vele malen handiger dan welk krijt- of stiftbord dan ook bij elke vorm van onderwijs en zeker bij het lezen.

Leerlingen kunnen mijns inziens niet genoeg lezen. Het maakt mij ook niet uit of zij een verkiezingsprogramma beoordelen op argumentatie, een literaire tekst op spanningsopbouw of een ingezonden brief op consistentie. Alles is goed. Alles is leuk en daardoor ook leuk te maken. Ik wil graag drie voorbeelden geven waarvan ik denk dat ICT lees- én schrijfonderwijs wel degelijk beter maakt.

Socrative inzetten bij het beantwoorden van vragen
Geruime tijd geleden opperde ik het idee om Socrative te gebruiken om leerlingen de antwoorden te laten opgeven voor  een bepaalde vraag bij een tekstverklaring. Je gebruikt de korte vraag, selecteert het open antwoord en verzoekt de leerling om het opgeschreven antwoord op vraag 4 (of een andere) in te voeren. Zo komt min of meer op het bord wat je normaal op je werktafel hebt liggen ter beoordeling. Mijn leerlingen vinden het nog altijd heel prettig, al ben ik vrij snel overgestapt op het anonieme invoeren. Dat vergroot de veiligheid voor de leerling en voor jou de mogelijkheid om iets meer ongezouten - doch immer liefdevol - te zijn in je commentaar.

Deze werkwijze kun je natuurlijk bij allerlei vragen gebruiken en wat staat en/of valt is dat je punten moet toekennen aan zuiver formuleren. Net zoals bij wiskunde krijg je bij elk ander vak punten voor de formule. Bij talen komt daar nog bij dat de uitkomst niet altijd gewis is, omdat er emotie bij komt kijken. Maar dat maakt het formuleren - en het beoordelen erop alleen maar belangrijker. Met Socrative kun je tegenwoordig zelfs stemmen voor de beste formulering. Dat kun je pas doen met de wat meer geoefende leerling, maar het is in alle leerfases interessant om te bespiegelen waarom bepaalde antwoorden beter worden bevonden dan andere. 

Socrative is veel meer dan een methode om tien minuten even een quiz te houden. Het is maar hoe je het programma gebruikt. En het is alleszins beter dan het geklungel van voorheen om dergelijke zaken inzichtelijk te maken.

Padlet gebruiken voor handschriftelijk werk
Wat ook met angst en beven wordt bezien door mijn leerlingen is het showen van het in de werkschriftjes opgetekende werk via Padlet. Onthutsend veel leerlingen hebben een HD-camera op zak en deze kun je gebruiken door een foto te maken van een door jou aangewezen antwoord, opdracht of oefening in het schrift. Op deze manier kun je niet alleen commentaar geven op de formulering van het gebodene, dan wel andere kwaliteiten ervan, maar is het ook mogelijk om het handschrift van commentaar te voorzien. Je kunt op elk object klikken om het te vergroten. Aangezien niet alle leerlingen de ambitie hebben om huisarts te worden vind ik het belangrijk om ook een leesbaar handschrift af te dwingen bij het aan mij toevertrouwde volk. Daar ben ik wellicht ouderwets in.


Google Docs of iets dergelijks gebruiken bij sommige schrijfsels
Naast het ontwikkelen van een goed handschrift draag ik ook graag bij aan het aanleren van prudent gebruik van tekstverwerkers. De online-versies van Google - mijn favoriet - en Microsoft bieden de mogelijkheid aan om samen een tekst te bewerken. Dit moet je vooral niet op afstand doen, maar met opengeklapte laptops naast elkaar (tien voor twee, zoals de communicatietheorie ons leert). Boter bij de vis. Praten met die leerling. Maar wel met twee cursoren. Dit kost tijd. Ten gunstigste doe je dit een keer per leerjaar per leerling. Toen ik masterscripties begeleidde (voor de Promotiebeurs) deed ik dit vaker, maar bij profielwerkstukken is deze inzet van ICT werkelijk niet meer te missen.

Alle drie de voorbeelden pleiten duidelijk wel voor een nadrukkelijke aanwezigheid van de docent. Van die vaardige (!), betrokken, belezen, ervaren, gezellige leraar die ICT gebruikt als middel en niet als een of andere malle mogelijkheid om werkzaamheden over de schutting te flikkeren. Tel bij deze middelen nog bijkomende ICT-voordelen op als het inzetten van social media om leerlingen te onderwijzen, te erkennen en om je plek als rolmodel in te nemen (de heilige drievuldigheid) en dan raak je volgens mij de kern van het betoog van het OESO-rapport. Plus: het zou paniekfietsers als het betreffende journaille van de NOS, NU en de gerenommeerde dagbladen sieren als zij een dergelijke reflectie zouden hanteren alvorens onware, ongefundeerde kreten los te laten op de wereld.

zondag 31 mei 2015

Eindexamen Nederlands: HELP! Terug naar de basis!

In "Music As A Language" vertelt superbassist Victor Wooten hoe je het beste leert om muziek te maken. Je moet "jammen met professionals". Een baby leert taal immers ook door met mensen te communiceren die taalvaardiger zijn en daardoor probeert de baby deze - onbewust - bij te benen. Muziekonderwijs zou volgens Wooten ook zo ingericht moeten worden; je moet meteen met goede muzikanten goede muziek maken. Juist het je klas voor klas voortbewegen in de muziekschool en het gegeven dat je pas naar een volgende groep mag als je een bepaalde test hebt afgelegd werkt contraproductief, vindt hij. Niet alleen ben ik dat met Wooten eens, ik ben ook van mening dat wij juist te vaak ons taalonderwijs ook te veel in deelonderwerpen hebben ingericht.

Het schoolvak Nederlands bestaat sowieso bij uitstek al uit deelonderwerpen. Dat betekent dat wij in een SE (schoolexamen) havo of vwo taalkundige en letterkundige onderwerpen toetsen. Een beetje SE bestaat dus uit literatuurtoetsen, het verwerken van boeken, poëzie analyses maken, stijlfiguren, beeldspraak en argumentaties toepassen en onderscheiden, een mondeling betoog houden en een fatsoenlijk stuk schrijven. Het CSE (centraal schriftelijk examen) toetst dan vervolgens weer wat anders: een soort van leesvaardigheid, die inhoudt dat men een aantal trucs toepast. De kritiek op deze vorm van examineren houdt aan en ik zie nog geen weerlegging ervan. Om analoog te blijven met het muziekonderwijs, lijkt het alsof wij bij Nederlands tijdens schooltijd examineren op gitaar spelen, piano spelen, drummen, zingen en blokfluiten, waarna we in de examenzaal ineens de leerlingen toetsen op paardrijden. Natuurlijk is Nederlands meer dan leesvaardigheid!

Zonder het antwoord meteen precies te weten, zou ik eens met een aantal knappe vakgenoten willen nadenken over een nieuwe invulling van het CSE Nederlands. Al eerder heb ik geopperd dat het me goed lijkt om, net als bij andere vakken, bij het CSE de cumulatie van alle onderwijsstof te toetsen en niet slechts één aspect. Een Vlaamse collega vraagt zich zelfs af of we niet beter afzien van het hele CSE en zelfs díe optie vind ik minstens het overwegen waard. Desalniettemin kan ik me levendig voorstellen dat het huidige eindexamen Nederlands erg vreemd moet overkomen op een betrokken buitenstaander.

Standaarddenken
Mijns inziens hebben we met de nieuwe vorm van het CSE Nederlands geen goed examen te pakken. Weliswaar blijkt uit het nimmer genoeg te prijzen, jaarlijkse verslag Levende Talen dat wij, neerlandici, vinden dat het goed is dat een CSE verrassend is ten aanzien van de examentrainingen die we plegen te geven, toch houd ik in algemene zin een naar gevoel over aan ook deze vorm van examineren. Dat komt omdat we met elke wijziging van de inhoud van het examen verder af komen te staan van waarmee we eigenlijk bezig moeten zijn. Eerst waren we het niet eens over het opstel, daarna niet over de samenvatting en nu niet meer over de opvolger daarvan, zonder dat we terug gaan naar de reden waarom we überhaupt toetsen wat we toetsen. Elke reactie is het gevolg van een vorige reactie en niet meer van de onderliggende waarde.

Laten we bijvoorbeeld als waarde nemen dat een vwo-leerling goed moet kunnen lezen. Dan moeten we precies definiëren wat we goed lezen vinden. Maar dat is meteen moeilijk: kritisch lezen vinden we belangrijk, maar een definitie daarvan houdt onmiddellijk in dat er een grote mate van autonomie en creativiteit bij komt kijken. Immers, kritisch lezen houdt juist niet per se in dat een leerling míjn kritiek deelt op de vorm en inhoud van een tekst. Zelfs als we het allemaal eens worden over aan welke normen een goede tekst moet voldoen, dan vormt dat onvoldoende basis voor een goed, geobjectiveerd oordeel over de prestatie van de lezer in kwestie.

Jammen met professionals
Een voorbeeld: de meeste neerlandici zijn het erover eens dat de schrijver van een goed betoog pakkend opent - wat dat moge zijn -, vrij onmiddellijk in of na de inleiding zijn stelling duidelijk maakt, vervolgens deze beargumenteert, mogelijke argumenten van tegenstanders ontzenuwt, om in het slot de cirkel te sluiten die in de inleiding werd getrokken. Maar als je aan deze vorm vasthoudt, dan kun je een in mijn ogen schitterend betoog in een totaal andere vorm (zoals deze klassieker van Nico Dijkshoorn omtrent Martin Jol en zijn broer) helemaal niet duiden. Precies daar wringt hem al één schoen ten aanzien van de wijze waarop het CITO tekstverklaren toetst.

Plus: wat is een goede tekst? Er is al een onderscheid tussen literaire,niet-literaire en/of zakelijke teksten en die grove categorieën (want er zijn crossovers) zijn alweer allerlei genres en tekstsoorten aan te wijzen. Een vwo-leerling moet deze dus allemaal kritisch kunnen lezen, maar ook taalkundig behoorlijk kunnen analyseren, vinden we. Daar toetsen wij ze ook op tijdens een SE, nog los van het feit dat we vinden dat ze hun eigen scheppingen fatsoenlijk moeten kunnen presenteren voor een klein publiek.

Bovendien is het ene SE het andere niet. Waar op de ene school nog een heilig geloof is in "leesplezieronderwijs΅, wordt op een vergelijkbare school cognitief getoetst op literatuurgebied. De ene school hanteert leesdossiers, de andere een proefwerksysteem en hier en daar staan de traditionele mondelingen ter discussie. Zonder dat we het eens worden, durf ik ook niet per se te stellen dat de ene methode beter is dan de andere of juist betere, meer belezen en taalvaardige leerlingen oplevert aan de finish.

Zelfs de manier waarop we Nederlands geven verschilt enorm van school tot school, is mijn waarneming. Waar allerlei collega's leerlingen onderwerpen aan een systeem met niveaus en doorschuiven naar het volgende als het vorige is afgesloten, zijn er ook collega's die leerlingen een finish tonen en hen individueel bijstaan om daar ook te komen. Vanmorgen las ik nog een blog over zulk onderwijs op technisch gebied, natuurlijk zijn er neerlandici die iets dergelijks ook doen. En ja, zij stellen zich op als professionals met wie de leerlingen mogen jammen, Victor Wooten indachtig.

Als we nog naar een CSE Nederlands willen toewerken, dan wil ik graag toewerken naar een vorm waarin wij proberen zoveel mogelijk te vangen van wat we in alle voorgaande jaren doen. Als we dat niet doen, dan wil ik nog steeds de discussie blijven voeren met al mijn vakzusters en -broeders over juist de waarden van waaruit wij eigenlijk ons mooie vak geven. De manier waarop wij dat doen maakt mij dan tot op hele grote hoogte helemaal niet uit. Als persoon werk ik graag op het snijvlak van taal en muziek, mijn promotieonderzoek speelt zich daar ook af. Juist die speelsheid, die creativiteit, die mij daar nog altijd verwondert, wens ik alle betrokkenen enorm toe, - ons, professionals! - niet het steeds beklemmender wordende keurslijf waarin we ons laten proppen door het CITO.

donderdag 26 maart 2015

Maatwerkdiploma VO-Raad niet per se oplossing!

Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-Raad, heeft vandaag het idee nogmaals geopperd om te discussiëren over een maatwerkdiploma voor leerlingen. Het idee achter het mogelijk maken dat leerlingen een diploma krijgen met vmbo-, havo- en vwo-vakken erop is dat elke scholier een zo hoog mogelijke opleiding krijgt, maar dus niet op alle fronten. De gedachte van deze zogenaamde "ontschotting" klinkt op zichzelf erg aardig en een discussie is ook zeker de moeite waard, maar mijns inziens moeten ook nog enkele aspecten goed worden belicht alvorens stormachtig aan de uitvoering te beginnen. Het gaat mij hier om drie zaken: onderpresteerders, aandacht en de definitie van excellent onderwijs.

Onderpresteerders
Zo heb ik mijn onderwijskundige leven lang al een zwak voor de onderpresteerder. Het klassieke beeld is dat van een jongen die met twee vingers in de neus de basisschool heeft doorlopen, een vwo-advies heeft gekregen, in de brugklas zonder al te veel inspanning overgaat naar leerjaar 2 en daar al een beetje in de problemen komt. Op verreweg de meeste scholen wordt het aantal vakken namelijk nog iets groter in leerjaar 2 en dan glijdt de hele cijferlijst richting de onvoldoende-voldoendelijn. Maar er lijkt nog niets aan de hand, want deze intelligente leerling weet nipt over te gaan naar 3 vwo (de pechvogels hebben al een havo-advies gekregen) en op 3 vwo blundert de leerling weer met een kleine marge naar 4 vwo, meestal om dáár te stranden.

Onderpresteerders die niet worden herkend en erkend komen nog heel vaak uit op het havo. Of zij blijven ergens gaandeweg zitten. Of zij blunderen zich door de bovenbouw van het vwo, want zij hebben een onvoldoende basis gelegd in de onderbouw. Of:soms tot de verrassing van hun omgeving zakt zo'n jongen op de dag dat de CE-norm wordt vastgesteld. Ik ken enkele leerlingen die nog nóóit zijn besproken op rapportvergaderingen (want altijd genoeg zesminnen), maar die dus inderdaad onderuit zijn gegaan terwijl hun ouders de vlag en de tas al aan de mast aan het knopen waren.

Op allerlei ouderavonden krijgen onderpresteerders te horen dat zij "harder moeten werken". Deze op zichzelf holle frase is voor de gemiddelde onderpresteerder volstrekt koeterwaals. Immers, zo'n leerling heeft nog nooit een studiehouding gehad om - zeg - in 4 vwo te komen, dus die heeft geen idee wat "werken" überhaupt is. Deze leerlingen hebben begeleiding nodig om sowieso te beginnen (hun concentratiecurve is opmerkelijk vaak die van de slowstarter) en moeten vooral te horen krijgen dat ze slim moeten werken: kleine zaakjes altijd 100% op orde (zoals kleine overhoringen woordjes, grammatica of formules), zorgen voor een stabiel combinatiecijfer en zich vooral richten op de toekomst. Het is namelijk er leuk om al flauwtjes met leerlingen te fantaseren over hoe zij zichzelf over tien jaar zien. Welke opleiding is dan afgerond? Hoe ziet hun leven er dan uit? Gewoon vanuit de onderbuik; vastpinnen werkt nooit, maar het geeft wel al enige focus. Op deze manier kunnen leerlingen al een beetje kijken welke vakken minimaal op een 8 moeten staan en welke heus een 6 mogen blijven. Daar heb ik niets op tegen.

Aandacht
Maar een aanpak zoals hierboven beschreven heeft, zoals elke mentorale begeleiding, voldoende aandacht nodig. En aandacht kost tijd. En tijd kost geld. Dat laatste is natuurlijk vrij zelden aanwezig in het onderwijs, of in elk geval te vaak waar het niet moet zijn; het bekostigen van aandacht. Elke leerling, op elk niveau heeft recht op een mentor die hem (haar) minimaal twee keer per maand in de ogen kijkt en zegt: "Ik geloof in jou." Natuurlijk. Leerlingen willen heus meer vrijheden krijgen, toch de hoogste vorm van erkenning volgens mij. Maar daar moet je ze in begeleiden.

Aandacht vergt ook de drie ouderwetse r'en rust, reinheid en regelmaat. Op scholen die hiervoor te weinig aandacht hebben zal uiteindelijk geen enkele leerling naar vermogen kunnen presteren. En geloof me, elke leerling die onder zijn vermogen presteert voelt dit. Elke leerling voelt dit vooral als een teleurstelling, naar zichzelf toe en naar ouders toe. Oh, en dan zwijg ik nog over peer pressure.

Ik vind het heel erg leuk dat Rosenmöller ook weer terloops de term ICT laat vallen, maar aandacht blijft toch de kern van elk leraarschap. Goddank hebben we daar allerlei social media voor die ons daarbij kan helpen, maar niks gaat er toch uiteindelijk boven de fysieke ontmoeting volgens kenners. En ik zie ook geen betere reden om überhaupt dit mooie werk te willen doen.

Excellent onderwijs
De laatste staatssecretarissen van Onderwijs hebben hun mond vaak vol van excellent onderwijs en daarbij lijken zij alleen oog te hebben voor de allerbeste leerlingen van de school. Veel van die scholieren halen ook ondanks hun leraren met succes hun diploma, waarbij zij dikwijls ook nog heel goed kunnen sporten, koningin van het schoolbal worden en schitterend zingen tijdens een muziekavond. Zonder de indruk te wekken dat je niet elke dag ongelofelijk blij moet zijn met zulke leerlingen, wil ik dat beeld van excellent onderwijs graag aanvechten. In mijn beleving is juist excellent onderwijs het onderwijs dat - bij wijze van humanere term - slechte en middelmatige leerlingen weet te verheffen.

Hoe gaaf is het dat je die ene verlegen 5 havo-knaap zo goed weet voor te bereiden op de presentatie van zijn profielwerkstuk dat hij in aanmerking komt voor de PWS-prijs? En als hij op de finaleavond zijn presentatie nogmaals houdt zelfs zijn moeder verbaast: "Is dat mijn zoon?" Dat lijkt mij uitermate de vrucht van excellent onderwijs. Of van dat timide Egyptische meisje dat, na intensieve begeleiding, zelfs een aanmoedigingsprijs krijgt voor een geschiedeniswerkstuk. En dat haar vader welhaast de volledige dagoplage van de regionale krant waarin zij daarmee staat opkoopt en naar hun familie in zijn geboorteland stuurt. Juist deze leerlingen, die met aandacht zijn begeleid, kun je naar een veel hoger plan brengen en dat zónder ze een examen te laten maken op een lager niveau.

Met andere woorden, ik vind deze discussie enórm interessant, maar ik zou graag nog eens willen praten over hoe onderpresteerders niet toch in zijn geheel op het hoogste niveau kunnen slagen, hoe aandacht weer leidend is in het onderwijs (en niet werkdruk) en hoe we excellent onderwijs definiëren - als we die term toch al moeten gebruiken.

P.S. Helaas ben ik vandaag niet bij de conferentie, want ik heb vandaag volop aandacht voor mijn Promotiebeurs voor leraren. Maar dat is een ander verhaal. Ik heb dan wellicht ook niet alles nuances meegekregen van Rosenmöllers verhandeling.

maandag 19 januari 2015

Wie deelt moet niet mokken


Alle mensen die nog altijd veel te veel persoonlijke informatie delen via social media als Facebook, Flickr, of Google+ opgelet: het zou zomaar kunnen dat je foto's van jezelf of - erger nog! - van je kinderen gaat terug vinden op spullen die voor iedereen te koop zijn. Met zo'n ludieke actie wil Iedereenspion.nl jou en iedereen bewust maken van je gedrag op internet. Vanaf vandaag.

Op Facebook heb ik de laatste weken van december geregeld allerlei mensen zien posten dat zij per januari zouden stoppen met hun account. Reden: de sociale website heeft nieuwe privacy-regels aangekondigd die het Facebook mogelijk maakt om informatie te analyseren of zelfs met derden te delen. Toch zie ik opvallend weinig van deze mensen de daad bij het woord voegen.

En ja, nog altijd schrik ik van de ouders die samen elke dag weer enorme hoeveelheden foto's publiceren van hun opgroeiende nageslacht. Je zou die kinderen maar mediawijs willen hebben over een aantal jaar... dat gaat je niet meevallen als ze al uit en te na zijn te vinden op internet. - Ik blijf me er zorgen over maken! - Misschien dat de campagne "Iedereen spion" hier eindelijk wat verandering in kan aanbrengen. Een leuk en goed initiatief vind ik het alleszins wel, van medialab SETUP uit Utrecht. Het tofste vind ik hun actie om mokken te verkopen met daarop foto's die via Flickr zijn te vinden. Gebruikers die beelden van hun kroost hebben geüpload, gaan daar immers akkoord met de voorwaarde dat deze foto's daarmee ook openbaar zijn te delen. De discussie over de morele achtergronden daargelaten; als waarschuwing vind ik de actie superstrak.

Of we iets te vrezen hebben van social media? En docenten in het bijzonder? Ik blijf zeggen van niet. Tenzij je malle, stuitende beelden van jezelf vrijgeeft of - en vooral - als je beelden van je kinderen online zet. Of als je via via een fraaie mok wil bestellen.

_____

Met dank aan Marina Polderman, die me wees op dit uitstekende verslag.