woensdag 14 januari 2009

De multimediale jongere en diens opvoeders

"Kinderen van tegenwoordig concentreren zich zo slecht!" "Praktische opdracht maken? Ze roven alles bij elkaar!" "Ze lezen zo slecht, die kinderen!" Een greep uit wat tegenwoordig door ouders en leraren wordt geroepen over de jongeren en kinderen van nu. Zijn kinderen van de net generation echt zoveel anders dan wordt beweerd? Welnee! Niet wezenlijk. Net als hun ouders dat waren, zijn zij wel typische kinderen van hun tijd. En dat vergt wat aanpassingen van de generatie boven hen.
De huidige generatiekloof is een digitale. Waar ouders hun e-mail nogal eens uitdraaien, nooit chatten, niet meteen Googlen bij een vraag of denken dat het echte leven alleen offline plaatsvindt, surfen, chatten, sms'en en gamen hun kinderen er lustig op los. Sterker nog, alle jongeren en kinderen die nu op de middelbare school zitten kunnen zich niet echt meer een voorstelling maken van een leven zonder ICT.
Marc Prensky noemt dat het verschil tussen digital immigrants (ouders) en digital natives (hun kinderen).
De belangrijkste verschillen tussen de jongeren en hun opvoeders zijn in het algemeen dat kinderen gewend zijn om met andere snelheden om te gaan. Een kind weet niet beter dan dat informatie snel en divers tegelijkertijd op hem afkomt. Daarin zal het sneller keuzes maken dan zijn ouders. Een digital native zal snel de basisvaardigheden beheersen van een controller of van een digitaal apparaat, terwijl de immigrant de handleiding eerst zal doornemen. Bovendien zal een native eerst naar plaatjes kijken in plaats van naar tekst, zal een native sneller op allerlei multimediale manieren communiceren met anderen en zelfs gewend zijn om de hele dag online te zijn voor anderen.


Het belangrijkste verschil vind ik de opvatting over leren. Voor een digital immigrant is leren zoiets als werken: het moet en het is niet altijd leuk. Een native leert vooral als er sprake is van een spelelement. Ofwel: leren moet leuk zijn. Overigens, het geldt voor elk mens dat die pas leert als hij zich betrokken voelt bij het onderwerp.
Ik zal een aardig voorbeeld geven van een aantal jaar geleden: in een 3 havo-klas had ik een meisje zitten dat een hekel had aan geschiedenis. Ze vond het boek saai, de leraar saai en het idee saai dat je van alles moest reproduceren tijdens een toets. Tot mijn grote verbazing wist het meisje wel enorm veel van
keizer Frederik Barbarossa. Niet vanuit het schoolboek, maar via de toen populaire game Age of Empires II. Toen heb ik mijn collega getipt dat zij daar maar eens iets mee moest gaan doen. Met haar speciale werkstuk heeft zij haar plichtmatige 6 opgehoogt. Bleek die leraar toch mee te vallen en kon ze toch iets doen met haar kennis.

Veel kinderen vinden gamen leuker dan lezen. Onderzoeken naar deze trendverschuivingen duiken nogal eens op en eigenlijk zijn die een beetje raar. Gamen is namelijk niet goed te vergelijken met lezen. Lezen is passiever: de lezer interpreteert waar de gamer mee vormgeeft, de gamer kiest, is ondergedompeld een dynamisch proces met een einde dat niet per se vaststaat. Een boek is statisch en alleen object. De laatste jaren is gamen ook een communicatief gebeuren. Een boek blijft eenzijdige communicatie van de schrijver naar de lezer.
Zijn boeken passé? Natuurlijk niet, maar ze zijn anders. Gamen is gewoon ook leuk. Kunnen kinderen niet beter buitenspelen? Ach, vroeger heb ik heel wat uurtjes doorgebracht achter onze Commodore 64 en later onze Amiga. Daar heb ik nu - als professional - veel baat bij. Als ik echter alleen maar achter de computer had gezeten hadden mijn ouders wel ingegrepen. Maar dat hoefde niet: ik heb veel buitengespeeld en ook veel gelezen. Kortom, ik verbeeld me in dat opzicht erg normaal te zijn. Met andere woorden: doe alles wat je doet in de juiste proporties.
Wel blijkt uit
onderzoek dat je van gamen dingen leert: je besluitvaardigheid en reactievermogen versnellen, je oog-handcoördinatie, strategisch inzicht en probleemoplossend vermogen worden beter en - tegenwoordig - leer je ook nog eens om goed samen te werken in diverse groepen. Ga daar maar eens aanstaan.

Multimedia maken het voor jongeren van nu mogelijk dat zij meer betrokken zijn bij wat ze doen. Door online te zijn vergroot je je sociale vaardigheden, kun je informatie delen en ben je vaak empirisch bezig allerlei voorwaardelijke vraagstukken op te lossen. Dat kan niet verkeerd zijn. Maar moeten opvoeders en docenten alles maar briljant vinden van de digital natives?
Nee! Er liggen allerhande uitdagingen in het leren en verwerken van grote gehelen, het langdurig uitpluizen van ingewikkelde zaken en de omgang met copyright. Bovendien is internet niet altijd veilig en weet niet iedereen altijd wat kinderen en jongeren uitspoken in de virtuele wereld. Het kernwoord blijft echter betrokkenheid. Die betrokkenheid moet wederzijds zijn.
Ouders en onderwijzers, sluit aan bij de (digitale) wereld van jongeren, leer jongeren omgaan met (digitale) bronnen, laat jongeren samenwerken en geef ze geregeld een level up. Doe aan datamanagment met je kinderen en betrek ze bij hun eigen veiligheid online.
Het bovenstaande zet ik uitgebreid uiteen in mijn lezing 'De multimediale jongere'. Daarnaast ga ik in op vraagstukken als hoe je je kind extra uitdaging geeft, welke console geschikt is voor wie en welke leerzame games er te koop zijn. Bovendien beantwoord ik alle vragen die worden opgeroepen bij de lezer van dit stuk.

1 opmerking:

  1. Kende je dit filmpje al, over de 'gevaren van lezen'? http://www.youtube.com/watch?v=lpet4TJi41A&feature=channel_page

    BeantwoordenVerwijderen