Tijdens het onderzoeken van oude vertellingen kom ik toch zo enorm veel leuk materiaal tegen! Dat kan ik niet allemaal gebruiken, maar het is ook weer te mooi om te laten liggen. Zo ook onderstaande liedtekst, die ik heb afgeschreven uit zangbundel De nieuwe Dirklandse speel-wagen die in 1767 is uitgegeven door Barent Koene I uit de Amsterdamse Jordaan. De liedtekst loopt van pagina 11 tot 14.
Uit het lied kunnen we een aantal zaken opmaken. Ik denk te constateren:
- In 1767 vond men ook dat vroeger alles beter was: de Republiek was een lusthof voor iedereen.
- Nederlanders hebben 'vroeger' rijkdom vergaard uit alle uithoeken van de wereld door dapper de woelige baren te bedwingen. Nu was alle welvaart weggevloeid en voelde men er niets meer van.
- Het zijn vooral de burgers en de boeren die de lasten moeten dragen. De rijken gaan vrijuit.
- De schuld ligt bij de Nederlanders zelf, want men heeft zich verloren in het voeren van oorlogen en het bedrijven van elke denkbare zonde. Vooral is men bezig met zijn uiterlijk en om geld te vergaren om er mooi uit te zien. Om geld te verdienen is alles geoorloofd: list, leugens en bedrog.
- De Nederlanders willen niet luisteren naar zij die het beter weten. In dit lied zijn dat de predikanten. Als roependen in de woestenij schreeuwen zij wanhopig dat iedereen tot inkeer moet komen en naar hen moet luisteren.
Welke conclusies kunnen wij uit dit alles trekken voor onze tijd? Hooguit dat er altijd een groep mensen zal zijn die terugverlangt naar een mythisch verleden dat beter geweest zou zijn. Dat er leermeesters zijn die met hun opgeheven vinger wijzen op wat er allemaal aan ons ligt, want we bedrijven zonden: Sodom en Gomorra. Heden ten dage is dat niet anders, als ik denk aan politici en zedenmeesters die ons wijzen op de 'vijanden van binnenuit'.
Of zouden we moeten concluderen dat de strijd tussen arm en rijk van alle tijden is? Uit het lied blijkt dat de boeren en burgers die eronder zuchten de armoede aan zichzelf te wijten hebben.
Leg het lied eens naast de standpunten van allerlei politieke partijen van vandaag. Zouden we veel verschillen in klachten, veronderstelde aanleidingen en oplossingen vinden? Zeg het maar...
Nieuw Gezang, gemaakt over 't vervallen Nederland
Stem: Daar was een Meisje Jonk van Jaaren
1.
Nederlant wat zyt gy heden
Buyten uwen tyd voor-leden
Toen je als een Aerds prieel
En een Lusthof plagt te pronken
Maer byna geheel verzonken
Syt gy nu in tegendeel.
2.
Daer en was geen Koninkryke
Als ons Neerlandts Republyke
Soo met zegen onderstut
Ja door gants het 's werelds ronde
Waer dat wy ons Schepen zonde
't Was tot Nederlands heil en nut.
3.
Maer hoe is dien tydt verdwenen
Die zoo heerlyk heeft geschenen
Voor d'Inwoonders van ons Lant
Men hoord niet in deze dagen
Als van slegte tyden klagen
Schier wat dat men neemt ter hand.
4.
Wat zyn wy al op veel wyzen
Door de lasten en Accyzen
Uytgeput en lang geplaegt
Dat men niet meer kan beginnen
Die de kost met handen winnen
Borgers, Boeren, yder klaegt.
5.
Heeft ook niet verscheide Jaren
Ons den Oorlog doen bezwaren
Met den Franschen Lely-Vorst
Ja het zweert was nu alreede
Om te woeden uyt zyn schede
vuyl van Menschen-bloed bemorst.
6.
Maer wy hoeven niet te vragen
Waerom dat 'er zoo veel plagen
Komen op ons Nederlant
Als wy zien op onze werken
Kan men 't zien en ligt bemerken
Hoe het komt van Godes hand.
7.
Al de Ongeregtigheden
Op het Land en in de Steden
Als men die gaat speuren na
Soo en wast voorwaer geen wonder
Al ging Nederlant ten onder
Als een tweede Sodoma.
8.
Siet eens hoe men nu zyn zinnen
Steld om schatten t'overwinnen
't Aerdse goet dat is haer Godt
Elk die zoekt syn eygen bate
Met de Elle, Wigte, Mate
Yder kraent in zynen pot.
9.
Hoerery en vuyle streken
Is gelyk een vuur ontsteken
Brandende allengskens voort
Al d'ovegte borelingen
Die men t'elkens voort ziet bringen
Wort geduurig van gehoord.
10.
Hovaerdy is wel ter degen
Tot den Hoogsten Toy gestegen
Schoon al is het land Berooyt
Liever nam men van den Ermen
Die men hoorde te beschermen
Daer men 't Lighaem mede tooyt.
11.
Siet men niet in deze dagen
Van die Hoepel Rokken dragen
Daer een yder van verschrikt
't Geen men moest eenvoudig Cieren
Met Sagtmoedige manieren
Word hoogmoedig opgeschikt.
12.
Wie heeft in voorleden eeuwen
By de Hollanders of Seeuwen
Sulken moode ooit gezien
Als men nu weet op te stellen?
't Schynt de duyvel van der Hellen
Die versonnen heeft misschien.
13.
Is dan niet ons land bevonden
In een Overvloed van zonden
Als men zulke gruwels hoord?
Sabbath schenden, vloeken, zweeren,
Schynt byna te zyn een eere.
Tot kleyn agting van Godts woord.
14.
Godt laet ons zyn Stemme hooren
En ons klinken in de Ooren
Syne wetn en reyn verbont
Door den dienst der Predikanten
Syne Dienaers en Gesanten
Als uyt Godes eygen mont.
15.
Hy sent ons niet meer Profeten
Maer zyn teykens en Kometen
Die voorbeelden ons gewis
Somer, Winter, Droogte, Regen
Die vertoonen ons ter degen
Hoe de Heer vertoornt is
16.
Zyt gewaerschout Nederlanders
Wilt dog uwen wegen anders
Stellen op een beter gront
Suyvert uwen boosen wandel
Of Godt zal om uwen handel
U nog spouwen uyt den mond.
17.
Wild u dog in tyds berade
Wyl de dente der genade
Is nog open en bereid
Daer en zyn geen beter zaken
Als te bidden en te waken
Soo den Saligmaker zeid.
P.S. Iets over de melodie
De wijsaanduiding (Daar was een meisje jong van jaren), verwijst naar een melodie met een A'tje en een B'tje. (Zie Liederenbank.) Óf je zingt elke oneven strofe over een A'tje en elke even strofe over een B'tje, of je halveert elk A'tje en B'tje, omdat ze allebei tweemaal dezelfde melodielijn hebben. Ik heb gekozen voor de eerste optie.