In de trein hoorde ik een jongen (die ik rond de zeventien jaar inschatte) zeggen tegen een (ongeveer even oude) andere jongen: 'Ja, ze is wel mijn stiefmoeder, maar ze is wel oké.' Dat vond ik een interessante mededeling. Met name vanwege die tegenstelling dat de vrouw in kwestie ondanks haar functieomschrijving positief wordt omschreven.
Het venijn zit 'm in het voorvoegsel 'stief'. We weten niet precies waar het vandaan komt en wat het is, maar het voelt ergens niet goed. Stief. Dat smaakt niet lekker in je mond. Typisch weer zo'n venstertje naar het verleden dat deze jongen onbewust opende.
In de literaire traditie komen stiefmoeders er niet best van af. Überhaupt oude vrouwen. Als er in bijvoorbeeld sprookjes sprake is van de combinatie jonge vrouw en stiefmoeder dan staat dat garant voor problemen. Sterker nog, de duivel wordt er altijd op een of andere manier bij betrokken. De duivel als reëel bestaand persoon en aanjager van het kwade dat die stiefmoeder als zijn instrument gebruikt.
Ongeremde seksuele driften
In algemene zin wordt de alleenstaande oude vrouw, de weduwe, in de literaire traditie al snel verdacht van allerlei vreselijk gedrag. Vrouwen hebben vanuit de middeleeuwse traditie de naam emotioneel instabiele wezens te zijn (de woorden 'hysterie' en 'utero' zijn etymologisch verwant). De vrouw zou allerlei driften vertonen, met name seksuele en deze kunnen alleen beteugeld worden door haar onder toezicht te stellen van een man. Mannen zouden namelijk stabiele wezens zijn. Dat betekent dus dat een vrouw hetzij een vader, een voogd of een echtgenoot heeft die haar begeleid. Als een oude vrouw eenmaal al deze mannen heeft overleefd staat ze er alleen voor en wordt zij weer sneller verdacht van alle ellende.
In algemene zin wordt de alleenstaande oude vrouw, de weduwe, in de literaire traditie al snel verdacht van allerlei vreselijk gedrag. Vrouwen hebben vanuit de middeleeuwse traditie de naam emotioneel instabiele wezens te zijn (de woorden 'hysterie' en 'utero' zijn etymologisch verwant). De vrouw zou allerlei driften vertonen, met name seksuele en deze kunnen alleen beteugeld worden door haar onder toezicht te stellen van een man. Mannen zouden namelijk stabiele wezens zijn. Dat betekent dus dat een vrouw hetzij een vader, een voogd of een echtgenoot heeft die haar begeleid. Als een oude vrouw eenmaal al deze mannen heeft overleefd staat ze er alleen voor en wordt zij weer sneller verdacht van alle ellende.
Bovendien zouden oude vrouwen snel jaloers zijn op jonge vrouwen. Die zijn nog mooi. Die kunnen nog kinderen krijgen en nog volop kunnen genieten van het creatieve proces dat Tot zwangerschap kan leiden. Zij hebben immers een echtgenoot die hun behoeften niet alleen kan beteugelen, maar ook bevredigen.
Volgens deze traditie is een oude vrouw hierdoor dus een gemakkelijke prooi voor de duivel. Ze sluiten dan gemakkelijk een pact met de duivel en dat pact is geen contract. Dat werd gezien als seks hebben met de duivel in de ruil voor haar zielenheil.
De duivel kan wel inpakken
In de vroegste teksten van allerlei verhalen waar oude en jonge vrouwen met elkaar worden geconfronteerd zie je dat dat verband op de een of andere manier erbij wordt gehaald. De oude vrouw bedenkt meestal een list om de jonge vrouw uit te schakelen en altijd wordt de jonge vrouw ervan beschuldigd een creatie van de duivel te zijn. Zij is zo mooi, dat kan niet waar zijn.
In de vroegste teksten van allerlei verhalen waar oude en jonge vrouwen met elkaar worden geconfronteerd zie je dat dat verband op de een of andere manier erbij wordt gehaald. De oude vrouw bedenkt meestal een list om de jonge vrouw uit te schakelen en altijd wordt de jonge vrouw ervan beschuldigd een creatie van de duivel te zijn. Zij is zo mooi, dat kan niet waar zijn.
Ook is het mogelijk dat een oude vrouw ervan wordt verdacht een duivels schepsel te zijn. Dan wordt er met name gedoeld op haar venijnige, listige en gemene gedrag. Het meest sprekende geval vind ik een passage in de prozaroman Frederick van Jenuen. Daarin wordt een prachtige koopmansvrouw belaagd door een man die de opdracht heeft gekregen te bewijzen dat zij ontrouw is tijdens de afwezigheid van haar echtgenoot. Deze schurk wil haar huis binnenkomen, maar hij heeft geen idee hoe hij dat moet aanpakken. Vervolgens bedenkt hij dat een oude vrouw de hem ontberende, kwaadaardige creativiteit moet hebben, want die staat dichter bij de duivel. De passage die volgt gaat zelfs een stap verder. Hier wordt beweerd dat het kwaad van oude vrouwen nog veel erger is dan dat van de duivel. Zelfs de duivel moet hoofdschuddend toegeven dat venijnige oude wijven een kwaad weten te bedenken dat hij zelf nooit had kunnen bedenken:
'[...] dat oude wijf scheen te zijn een eerbaere duechdelike vrouwe / maer van binnen was si vol archs ende fenijns gegoten / ende vol quader valscher practijcken / gelijc die oude wijfs dicwil zijn/want het is een out segghen / Dat die duyuel dye boose gheest niet en can met zijnder listigher subtijlheyt volbrengen / dat can wel een oudt quaet wijf toe brenghen / ghelijcmen in veel exempelen bescreuen vint / ende ghelijck alst oock hier wel blijct / want die duyuel qualick soude hebben gedaen dat dit oude valsce boose wijf bi bracht.'
Over schoonmoeders en vroedvrouwen
De enorme overlevering aan schoonmoedermoppen komt voort uit dezelfde opvattingen over oude, alleenstaande vrouwen. In de prozaroman Margriete van Limborch staat de jaloezie van de schoonmoeder aan de basis van alle ellende die de jonge Margriete ten deel valt: Margriete moet wel een schepsel van de duivel zijn, dat haar zoon Etzytes zo verliefd op 'dit sleterken' wordt. Weer die driehoek jonge vrouw-oude vrouw-duivel.
In de prozaroman De Zwaanridder sluit de schoonmoeder, Matabrune, zelfs een deal met de vroedvrouw. De jonge vrouw in dit verhaal is al zwanger. Samen bedenken ze een plan hoe ze de aanstaande kleinkinderen van Matabrune kunnen elimineren. Die vroedvrouw zit in het collectieve geheugen ook al snel in de verdachte hoek van de duivel.
Oude vrouwen eindigen in prozaromans gewoonlijk op de brandstapel. Naast de verdorven dames in Margriete van Limborch en De Zwaanridder geldt dat ook voor De verduldige Helena en vast ook nog prozaromans waar ik op het moment van schrijven niet aan denk. En waar doet het verbranden van oude dames me ook alweer aan denken?
Heksenprocessen
In de sprookjes van bijvoorbeeld Sneeuwwitje en Doornroosje is de stiefmoeder een heks. Een heks is een oude vrouw die zich inlaat met magie. Een oude man die zich met magie bezighoudt is meestal een wijze tovenaar, maar dat even terzijde.
In de sprookjes van bijvoorbeeld Sneeuwwitje en Doornroosje is de stiefmoeder een heks. Een heks is een oude vrouw die zich inlaat met magie. Een oude man die zich met magie bezighoudt is meestal een wijze tovenaar, maar dat even terzijde.
Heksen worden traditioneel ook geacht met de duivel samen te spannen. Het was een soort collectief, onbewust verband dat bijvoorbeeld in de zestiende eeuw common sense was. Naast in de literaire traditie zien we dat verband ook terug in de heksenprocessen uit die tijd. Deze hebben zich voornamelijk afgespeeld in het Duitse taalgebied. (Vergelijk Burke 2009, 224-225, een zeer lezenswaardig boek.)
Lyndal Roper heeft dit denkbeeld tegen in alle verslagen en processtukken van die heksenvervolgingen. Die zijn veelvuldig bewaard. Door deze te bestuderen kwam Roper erachter dat de meeste vrouwen van hekserij werden beschuldigd door jonge vrouwen. Het patroon dat was te zien was dat een oude vrouw paste op het pasgeboren kind van de jonge vrouw. Het kind kwam te overlijden, door welke reden dan ook, en de oude vrouw kreeg hiervan de schuld, zij werd er door de jonge vrouw van verdacht een heks te zijn. De oude vrouw werd opgepakt en onder vreselijke martelingen moest zij ervan getuigen seks te hebben gehad met een duivel. Daarna was haar doodstraf onafwendbaar.
De verbanden tussen seks met de duivel, seks met dieren (met name honden), dreigende kindersterfte, jaloerse oude vrouwen en vruchtbare, eerbare jonge vrouwen in de historieliederen laten zien dat er een grote stroom aan collectieve ideeën bestond over vrouwen. Deze denkbeelden vinden we terug van liederen tot aan de heksenprocessen. Ook in de Teufelsliteratur die populair is in de tijd van de heksenvervolgingen. In hetzelfde taalgebied, het Duitse, worden in de negentiende eeuw vertellingen opgetekend door allerlei verzamelaars, zoals de gebroeders Grimm. En via allerlei moderne interpretaties van dat materiaal van Disney tot de Efteling hebben die denkbeelden ons bereikt, in onze tijd.
Zo kan het dat twee jongens in hun volkomen onschuld praten over een stiefmoeder en zo een venstertje bieden naar een verleden dat we nog niet helemaal collectief hebben verwerkt.