zaterdag 28 mei 2011

Over vaste waarden en de toekomst

Afgelopen week heb ik mogen spreken op het symposium Edurama van de Nijmeegse studievereniging Thalia, voor studenten en docenten van de universitaire opleidingen Informatica en Informatiekunde. Daarbij werd mij de moeilijke vraag gesteld over hoe het onderwijs er over 20 jaar zou uitzien.

Natuurlijk is het onmogelijk om voorspellingen te doen over zo'n lange termijn. Zo heb ik verteld dat ik in 1986 - als jochie van 10 - naar de tekenfilm Transformers: The movie keek, die zich afspeelde in 2005. Inmiddels weten wij dat computers geen megaschermen, overmatige handles, lampjes, draaiknoppen en schuifjes hebben, er geen grote ruimtestations op aarde zijn en dat de Decepticons geen serieuze bedreiging vormen voor de wereldvrede. De film zegt meer over 1986 dan over de toekomst, net zoals The Jetsons en de originele Star Trek-serie vooral een reflectie zijn van de tijdgeest waarin deze zijn ontstaan (vrouw nog steeds in de keuken, man is de baas; dat soort zaken). Het is dus gevaarlijk om een toekomstvisie te geven over zo'n lange periode. (En het is ook gevaarlijk om je helemaal te storten op één technologische ontwikkeling: heb je net Twitter-onderwijs bedacht, is Twitter weer uit...)

Vaste waarden
Daarom heb ik mij niet gewaagd aan een soort visioen. Ik ben gaan kijken welke vaste waarden nu gelden, maar die volgens mij in de toekomst niets aan belang hebben ingeboet. Het verhaal bevat zaken die ik al vaker heb gemeld, maar goed, dat is dan ook mijn visie.

Allereerst denk ik dat internet (Web x.0) ook in de toekomst minimaal zal bestaan uit de samenhang tussen informatie, communicatie (zakelijk en fun) en uit collectieve intelligentie. Het is op het moment nog steeds zo dat de overgrote meerderheid van de gebruikers vooral informatie zoekt op internet en een klein beetje de communicatiepoot gebruikt voor de lol. Dat betekent dat nog heel veel potentieel van het web benut kan worden, zeker als je in ogenschouw neemt dat we dit alles in onze broekzak kunnen meedragen.

Van de huidige generatie jongeren wordt aangenomen dat zij niet beter meer weten dan dat zij leven in een wereld met ICT, multimedia en internet. Zij zouden hier helemaal vertrouwd mee zijn en daarom zouden zij beter kunnen omgaan met al deze middelen. Als ik deze redenering volg, dan zou ik als peuter ook meteen hebben moeten kunnen fietsen, want ik was op jonge leeftijd immers al vertrouwd met het fenomeen. Maar helaas, nee: ik heb moeten leren fietsen met vallen en opstaan. Met andere woorden: jongeren van nu moeten ook leren omgaan met internet. Daar ligt dus een belangrijke uitdaging.

Daarnaast wordt over kennis al snel gezegd dat deze toch wel opzoekbaar is, dankzij internet. Hierbij wordt mijns inziens te snel uit het oog verloren dat kennis pas leidt tot verbindingen en creativiteit als deze in iemands hoofd zit. Zonder de mens wordt kennis opgeslagen in aparte boxen en dat leidt uiteindelijk tot stilstand.

Vervolgens vind ik dat bij voorkeur iedereen, maar hoog-opgeleiden, zich bewust moeten zijn van hun culturele bagage. Een beslissing, op welk niveau dan ook, moet zo zuiver mogelijk zijn en dat betekent dat degene die hem neemt moet weten vanuit welke collectieve mentaliteit hij handelt; zijn er onbewust wetenschappelijke of religieuze dogma's die in de weg staan van zo'n beslissing, dan leidt dat uiteindelijk tot een minder goed resultaat. Het is goed om je te beseffen dat een Chinees of een Tunesiër een zelfde vraagstuk op een andere manier kan oplossen dan een Nederlander en dat die beslissing even waardevol kan zijn als die wordt genomen met de eigen culturele achtergrond bewust in ogenschouw.

Student van de toekomst
De student van de toekomst is de student van nu. Hij (= vanaf nu ook zij) zal aan een aantal kenmerken moeten voldoen, volgens mij:
  • Kunnen samenwerken: in een wereld die connected is, ben je maf als je nog op je eigen eilandje gaat zitten klooien. Het beste is om je ego behoorlijk los te laten en samen informatie te delen, dat leidt in de regel tot een beter resultaat.
  • Discipline tonen: wat je wel zelf moet doen is zorgen dat je kennis blijft vergaren en dat je dat zo goed doet als in je vermogen ligt. Dikwijls betekent dit dat je moet doorzetten als de leerstof zich lijkt op te stapelen.
  • Kunnen omgaan met bronnen: je moet weten welke informatie betrouwbaar is, welke niet en hoe je voor jezelf structuur kunt aanbrengen in de onafzienbare en onophoudelijke stroom info die ons elke dag overspoelt op allerhande niveaus.
  • Lef tonen: je moet beleefd doch vastberaden voor jezelf opkomen, door gesloten deuren durven gaan, stoute schoenen moeten aantrekken en op avontuur gaan. Neem je leven in eigen hand (en je smartphone in de andere).
  • Web x.0 kunnen beheersen: in het kader van mijn eerste hierboven beschreven waarde is het zaak dat je je volstrekt gemakkelijk en bewust kunt bewegen op het Web; dat je alle mogelijkheden zoveel mogelijk benut en er zoveel als mogelijk van profiteert.
Al deze zaken leiden naar mijn mening tot een vergroot zelfvertrouwen bij een student: alles is communicatie (Wijngaards' Gouden Regel 1) en we hebben haast elke dag weer nieuwe en gemakkelijkere middelen voorhanden om dat idee te kracht bij te zetten.

En de docent
Elke hoogopgeleide komt volgens mij wel eens op een punt dat hij leraar moet zijn, in welke branche er ook wordt gewerkt. Iedereen moet wel eens wat uitleggen aan één of meerdere mensen, of het nou gaat om een visie of om een oplossing. Dat betekent dat ook de docent van de toekomst de docent van nu is. De kenmerken die ik hieronder opsom zijn nogal gelijk aan de zaken die door een andere Wijngaards al eens zijn gezegd, maar volgens mij vormen deze een waarheid als een koe:
  • Kunnen samenwerken en onderwijs ontwerpen dat de leerling (= vanaf nu ook student etc.) daartoe brengt. Deel wat je schrijft: open source heeft de toekomst (ook weer te lezen in het nieuwste Horizon Report-K12).
  • Creatief zijn: onderwijs sluit alleen aan als je dat geeft in het hier en nu. Out-of-the-box-denken is gewenst bij het overbrengen van de leerinhoud, maar net zo belangrijk is het oeroude besef dat een mens eerst erkend moet worden voordat het tot zelfontplooiing komt (daar is die goede, oude Maslow weer).
  • Altijd doorleren. Dit spreekt voor zichzelf. Creëer voor jezelf ook een omgeving waarbinnen je dit gemakkelijk kunt doen en prijs jezelf gelukkig met alle middelen die we daarvoor hebben (en gaan krijgen).
  • Vertrouwen als basis. Je gaat uit van het positieve in je leerling; je schenkt je leerling jouw vertrouwen. (Als blijkt dat dit even niet kan, dan trek je even de teugels strak aan, benoemt het gedrag, bedenkt dat het bij de ontwikkeling hoort en spreekt af weer opnieuw te beginnen met vertrouwen.)
  • Lef tonen. Als bij student verwoord. Plus: kijk verder dan je school lang is; zoek altijd naar waar het spreekwoordelijke mes aan meerdere kanten snijdt.
  • Rolmodel zijn. Als jij al het bovenstaande waarmaakt, dan straalt dit ook af op je leerling. Als leraar moet je je altijd beseffen welke boodschap je uitstraalt, digitaal en analoog.
Leuke ervaring
Het was een leuk symposium, dat van Thalia. Fijn was om te merken dat de sprekers na mij eenzelfde boodschap verkondigden als ik, maar dan bezien vanuit hun eigen achtergrond. Ik was vooral onder de indruk van de toekomstbeelden van Hans Wagner over de te verwachten verschuivingen in macht en invloed (en bovendien vond ik hem een aardige kerel). Studenten van Thalia: bedankt voor de uitnodiging!

dinsdag 24 mei 2011

Slechte leraar beoordeelt ook?

Het is fijn dat de leden van ons kabinet zo betrokken zijn bij het onderwijs, maar zij onderschatten nog steeds de eigen kracht van de mensen die daar werkzaam zijn. Het is zo jammer dat er de laatste tijd zo populistisch wordt ingezoomd op zaken die slecht gaan, want dat straalt te vaak weer uit naar de overgrote meerderheid van onderwijsgevenden; de mensen die het gewoon goed doen.

Weinig mensen in het onderwijs lopen warm voor een prestatiebeloning (en uit onderzoek uit de jaren 1970 blijkt al dat zulk loon alleen werkt bij kort-cyclische arbeid en dat is het omgekeerd evenredige van werken in het onderwijs). Ook een verkapt beoordelingsgebeuren, zoals nu wordt voorgesteld, leidt tot niets. Bovendien kun je - populistisch gezien - er een nare cirkelredenering aan overhouden: als allerlei leraren toch zo slecht zijn, dan kun je die toch niet andere slechte leraren laten beoordelen?

Helemaal grijs wordt het als je daar ook nog ontslagtoestanden bij gaat halen. PVV'er Beertema pleit daarvoor. Een echt argument voor dat verhaal heb ik nog niet gehoord, behalve dan dat hij meent dat de mbo-school waar hij decennia heeft gewerkt in zijn optiek de maat aller dingen is geworden. Zo heb ik blijkbaar in de 14 jaar dat ik in het onderwijs werk al heel wat meer functioneringsgesprekken gehad dan Beertema, maar ik zie daarin geen reden om wraakacties te ondernemen tegen 5% slecht presterende collega's.

Het lijkt mij prettiger als je bij die 5% kijkt aan welke omstandigheden dat allemaal ligt. Ook uit eigen ervaring kan ik vertellen dat een reputatie te voet komt, maar te paard gaat: er zijn leerlingen die je billijken tot de eerste onvoldoende. Soms heb je pech, want dan komen de ouders zich ook bemoeien met de manier waarop je een kind beoordeelt. Je moet collega's dan juist leren hoe je dit soort situaties kunt voorkomen, zonder dat je jouw oordeel loslaat over prestaties van het kind. Soms moeten collega's leren om het juiste pedagogische klimaat te creëren, om grenzen aan te geven en om consequent te zijn in het beoordelen van prestaties. Als je dat niet doet en Zuidema's malle voornemen of Beertema's botte bijl hanteert, dan gaat er nog heel wat talent verloren.

maandag 16 mei 2011

Eindexamentijd!

Zoals zovelen ben ik werkelijk dol op Fokke en Sukke. Maar volgens mij moet iemand de haast altijd wel briljante makers wel vertellen dat er geen betogen meer geschreven worden voor het CE...

Ha ha!

zaterdag 7 mei 2011

Gamedesign als vak middelbare school?


Ian Livingstone van game-bedrijf Eidos,bekend van o.a. Tomb Raider, stelt dat middelbare scholen al meer aandacht moeten besteden aan vaardigheden die van pas komen bij het maken en ontwerpen van games. Alhoewel ik het goed vind dat leerlingen zich breed kunnen ontwikkelen, weet ik niet of de focus per se moet liggen op games alleen. Maar ja, ik kan het Livingstone niet kwalijk nemen dat hij preekt voor eigen parochie.

Ik blijf van mening dat een middelbare school zich voornamelijk moet richten op het vergaren van basiskennis en op de zo mooi genoemde algemene vorming. Dat bij die breedte vaardigheden horen die van nut zijn voor de game-industrie is geen doel op zich, maar het zou gewoon het geval moeten zijn.

De veelgehoorde houding dat kennis tegenwoordig toch opzoekbaar is, is fout; op die manier beschikken we na verloop van tijd alleen nog over databases met geïsoleerd opgeslagen gegevens. Hoe goed de technologie ook mag worden en hoe snel koppelingen wellicht gemaakt kunnen worden; alleen een levend wezen kan creatief denken en dus verbanden leggen tussen al die hopen data.

En dat leggen van verbanden kun je pas als je voldoende basiskennis hebt. Nu wordt er in het hoger en wetenschappelijk onderwijs regelmatig geklaagd dat juist dat bij veel nieuwe studenten ontbreekt. Dáár ligt voor mij de grote uitdaging voor het onderwijs.

Geloof me, ik zou niet liever in een andere tijd geleefd hebben dan deze: ik kan niet genoeg beschikking hebben over al die databases, informatie en bibliotheken. Echter, alleen mijn al dan niet geleerdheid kan ervoor zorgen dat de wereld een klein beetje wijzer wordt als ik een en ander koppel en creatief benader.

Daarvoor is de basis toch altijd weer focus, discipline en geduld, alleen zo komt de gemiddelde mens tot goede resultaten. Gameontwikkelaar Ismael Rami is daarvoor niet blind: hij vindt dat het initiatief bij studenten ligt. Dat is natuurlijk terecht, maar ze moeten tijdens hun middelbare schooltijd enigszins bijgebracht gekregen hebben hoe een doel te stellen en dat te bereiken.

Het blijft een genot om een goede, gelaagde game te spelen of om een knap ontworpen spelletje te doen als Angry Birds, dus het zou inderdaad fijn zijn als deze blijven komen. De voorwaarden daarvoor zijn alleen iets minder eenvoudig dan Livingstone (...I presume? - Sorry, ik probeerde het te laten...) het stelt. En zelfs Lara Croft wordt in haar games nogal eens getoond in een bibliotheek, vlijtig studerend op een oud manuscript.


dinsdag 3 mei 2011

Dyslecticus leest speciale letters beter

Als je bent behept met dyslexie, dan heb je een vervelend probleem in onze leesgerichte cultuur. Grafisch ontwerper Christian de Boer beweert een lettertype te hebben ontworpen, waarmee dyslectici minder leesfouten maken. Ik denk zeker dat veel mensen hierbij baat kunnen hebben, maar ik heb geen illusie dat zijn - overigens fraaie en goed doorwrochte - letters een soort van genezend effect hebben.

Een lezer zet in zijn hoofd in een flits - even eenvoudig uitgelegd - zes stappen om van een geschreven zin een beeld te maken in zijn voorstellingsvermogen: je moet herkennen waar de zin begint en eindigt, de losse woorden zien, de losse letters zien, de daarmee samenhangende klanken, de daarmee samenhangende beelden en de betekenis. Bij een dyslecticus ontbreken één of meer stappen. Je hebt dan dus ook verschillende soorten dyslexie; de ene persoon mist stap 3 en 5, iemand anders 2 en 3 en weer iemand anders alleen stap 4.

Ik meen dat er ergens in Groot-Brittannië een wetenschapper rondloopt die beweert dat vergrote kopieën een positieve uitwerking hebben op dyslectici, maar daarvoor heb ik nog nooit een overtuigend bewijs gezien. Als je die theorie zet tegenover mijn uitleg hierboven, dan is het duidelijk dat je met een vergroting geen soelaas biedt; het vervangt de ontbrekende stappen niet. Dat geldt overigens ook voor de blauwe zonnebril, die mensen met dyslexie zouden moeten opzetten volgens eveneens een Brit. Alleen het geven van extra tijd bij het maken van toetsen is vooralsnog de enige hulp waarvan we absoluut zeker weten dat het helpt.

Veel van mijn dyslectische leerlingen zeggen er baat bij te hebben dat zij hun proefwerken op een vergroting krijgen. Dit kun je rustig afdoen als placebowerking, maar zelfs als dat het geval is, ben ik nog niet ertegen om even wat extra kopietjes te maken voor deze kinderen. Mijn ervaring is het dat dyslexie ook vaak een aanslag pleegt op het zelfvertrouwen. Je kunt zo iemand dan nog proberen gerust te stellen dat de natuur nogal eens de dyslecticus compenseert met een dysharmonisch intelligentieprofiel en dus allerlei andere mogelijkheden heeft geopend in het brein, maar dat geeft weinig troost.

Als ook maar iets een rustgevende werking kan hebben, dan ben ik er meteen voor om dat in te zetten. Volgens de briljante eenvoud van de door mij zo geliefde Piramide van Maslow erken je de dyslectische leerling als je hem ondersteuning biedt in de vorm van extra tijd, een vergroting of desnoods die blauwe bril en dat is natuurlijk het allerbelangrijkste. Daarom vind ik het door De Boer ontwikkelde lettertype een hele interessante ontwikkeling. Hij legt zijn ontwerp duidelijk uit op zijn website en daar biedt hij zijn letters ook te koop (dat dan wel) aan. Het lijkt mij dus raadzaam dat wij, onderwijsgevenden, deze ontwikkeling even goed gaan volgen!