Hoe komt het toch dat het werkwoord 'spelen' voor allerlei mensen een negatieve betekenis krijgt? Ik vraag het me vooral af omdat
onderzoeken unaniem positief zijn over het enorme palet aan positieve uitkomsten van het goed toepassen van gamificatie. Waar zouden de vooroordelen vandaan komen?
In
een lied uit de negentiende eeuw krijgt een soldaat op zijn kop van zijn majoor omdat hij een kaartspel heeft meegenomen naar de kerk. Kaarten werden ook toen veelvuldig gebruikt om te gokken en ongebreideld gokken levert gewoonlijk problemen op. Dat was toen al bekend en dat is nu nog zo. Een goede officier ziet zijn rekruten liever niet met een pak speelkaarten rondlopen en al helemaal niet in de kerk.
De soldaat leert hem dat het kaartspel voor hem een vehikel is om te overdenken wat men gewoonlijk pleegt te overdenken in de kerk. Als eenvoudige diender kan hij zich geen duur kerkboek permitteren en wel een kaartspel. Voor elke kaart heeft hij een religieuze verklaring bedacht.
Kortom: de soldaat laat zien dat het niet uitmaakt wát je gebruikt, maar hóe je het gebruikt.
Hoezo niet serieus?
Eigenlijk is het raar dat sommige mensen meer dan 90 jaar na het boek
Homo ludens van de grote Johan Huizinga nog belemmerende overtuigingen hebben ten aanzien van spelen. Spelen zou vanuit die visie juist in de weg staan van de veronderstelde ernst des levens, waarin we nu eenmaal allemaal productief moeten zijn en toetsbare resultaten moeten leveren.
Volgens Huizinga heeft spel de volgende kenmerken:
- een vrije handeling
- staat buiten het gewone leven
- bewust 'niet gemeend'
- heeft geen direct materieel belang of nut
- duur en setting is bepaald
- er zijn bepaalde regels
- roept groepsgevoel op
- het is of een strijd om iets of een verbeelding van iets (of een combinatie)
Bovendien betoogt hij dat spel en ernst zijn verbonden, net zoals
humor en ernst dat zijn. Je hebt het ene nodig om grip te krijgen op het andere. Door spel leer je kennen wat wij allemaal als werkelijkheid zien.
Ook tegenwoordig staat Huizinga's kenschets van spel nog als een huis.
Sonia Fizek pas deze ook toe in haar strijd tegen het vooroordeel dat spelen en
gamificatie flauwekul zijn. Haar conclusie besluit ze met te stellen dat wie een positieve spelomgeving wil creëren de manier van denken nodig heeft van een kunstenaar en niet per se van een ambachtsman.
Ik heb ergens gelezen van een onderzoek naar de noodzaak van spelen. Honden die niet mogen spelen werden uiteindelijk vals en gemeen. En iets over een Roemeense mensen die niet mochten spelen van hun overheid en omgeving en daardoor uiteindelijk veel minder creatief, productief en gelukkig waren dan mensen die wel mochten spelen. (Wie weet welke teksten ik bedoel mag het hieronder zeggen.)
Bewust creatief
In de Transactionele Analyse, een werkwijze die bestudeert hoe mensen met elkaar communiceren (en een therapeutisch kader biedt omdat te bewerkstelligen) komt creativiteit idealiter voort uit wat aldaar 'de geïntegreerde volwassene' heet. Deze volwassene wisselt in zijn communicatie bewust zijn eigen zijnstoestanden af van de 'voedende (niet-betuttelende) ouder', het 'vrije kind' met die van spontane, intieme (als in: laat andere mensen toe) volwassene. Het is even
mijn korte weergave, zonder dat ik claim een specialist te zijn op dit gebied.
Hoe dan ook lijkt het beeld van deze geïntegreerde volwassene mij goed te stroken met opvattingen over tevreden, productieve mensen die zingeving ervaren in wat ze doen. Daniel Pink, die al jarenlang deskundig betoogt dat creativiteit de belangrijkste factor in werk en leven is,
heeft er onlangs nogmaals een pleidooi over gehouden. Creativiteit ziet hij in toenemende mate als de belangrijkste factor van welk werk dan ook, niet productiviteit op zichzelf. Die geïntegreerde, creatieve volwassene is daarin de spil van zijn eigen leven en niet meer zogenaamd overgeleverd aan allerlei andere krachten.
Henry Jenkins benadrukt dat met name het vermogen om bewust en autonoom te kunnen communiceren met andere mensen de belangrijkste vaardigheid is van de zogenaamde
21st Century Skills. Maar goed, wie het lijstje vaardigheden afgaat ziet al vrij snel een overlap met de invalshoek van Daniel Pink. Oh, en ook met die van Berne.
Wat raar dan dat juist in de Transactionele Analyse de definitie van Spelen zo negatief is. Spel werd door de schepper van TA gedefinieerd als iets dat niet leuk is. Het is een proces waarin verborgen motieven de hoofdrol spelen, waarin mensen erop uit zijn om elkaar te verwarren, om onbegrip en schuld op te wekken. 'Je speelt een spelletje met me,' zoals de uitdrukking gaat in het Nederlands.
Games People Play heet het boek van Berne ook waarin hij TA lanceert. Zelfs '
goede spellen' hebben al aanhalingstekens in dat werk. Hoe nuttig de methode is - en alle uitwerkingen van Spelen na Berne, zoals faseringen van James, aangevuld door Collinson en Goulding-Kupfer - het woord 'spel' houdt die negatieve betekenis.
Meer nog dan in Nederland is er in de VS een enorme strijd gaande tegen vooroordelen omtrent
role-playing games, ofwel RPG's. Dit zijn in de kern georganiseerde spelsystemen die lijken op de fantasiespelletjes die je als kind al deed. Hoewel wetenschappers unaniem positief zijn over de uitkomsten van goed toegepaste RPG's leven er allerlei denkbeelden als zouden deze spellen suïcide bevorderen, of het aanbidden van duivels, of andere narigheid. Voorop in deze strijd gaat de
Hawke Robinson, die het tegendeel juist schitterend belichaamd met de wijze waarop hij RPG's toepast in therapeutische settings met kwetsbare jongeren en volwassenen van allerlei pluimage.
Wat de soldaat ons leert
Het kaartspel van de soldaat wordt gebruikt voor iets waarmee een negentiende-eeuwse pastoor volledig instemming zal hebben (en veel hedendaagse vast ook nog). Los van die inhoudelijke implicaties gaat het lied over deze soldaat ook over het vooroordeel dat zijn officier heeft en hoe hij dat inhoudelijk pareert. Binnen zijn mogelijkheden gebruikt hij een spel om creatief te zijn en autonoom. Dat is een goed idee. En om allerlei redenen is het een goed idee om altijd een pakje kaarten op zak te hebben, toch?