De sprekers op de SURF Edubloggers Meetup van afgelopen dinsdag hebben me geïnspireerd om een aantal ideeën nog eens goed op te schrijven. Hieronder een kleine overweging die ik - tussen heel veel andere - kreeg. De voornaamste zaken die in mij zijn opgekomen moet ik écht nog nader uitwerken en omzetten in eigen beleid. Hierover in de toekomst meer.
Wel zat ik op een gegeven moment te bedenken hoe mijn colleges historische letterkunde zijn veranderd sinds studenten tablets en laptops meebrengen. Meestal doen we daar natuurlijk aan close reading van oude teksten. Om deze enigszins te kunnen begrijpen, leid ik die nogal eens in met contextuele informatie. Mijn studenten nemen - terecht - geen genoegen ermee als ik zeg dat iets ongeveer in dat en dat jaar was. À la minute schalt het correcte jaartal (meestal met datum) door de ruimte. Met dank aan Wikipedia.
In de foyer van SURFnet hingen grote posters waarop in mooi getekende lemniscaten de resultaten stonden getekend van brainstorms die eerder zijn gehouden met mensen uit het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Bij een afbeelding die mij vooral opviel stond: "Ti-ta Tovenaar wordt grobbebol." Allicht ken ik de televisieserie, maar de opmerking op die plek vond ik raadselachtig.
Tabee cognitieve colleges
"Misschien wordt hier de veranderende rol van de docent bedoeld," opperde Maurice van den Akker, teamleider Mobiel bij SURF. De docent die van alwetend verandert in coachend of zoiets. Daar had Maurice wel een punt.
Cognitieve colleges zijn mijns inziens niet meer interessant om te geven. Als docent zie ik het eerder als mijn rol om verbanden en grotere gehelen aan te wijzen, om studenten te inspireren om ook eens iets uit te zoeken over wat een bepaalde filosoof schreef, welke politieke ontwikkelingen er ergens waren en hoe op dit alles in literaire werken wordt gereflecteerd. Dat is een stuk wezenlijker.
Afgelopen woensdag heb ik mijn tweedejaars studenten geprobeerd om de warrige periode tussen 1747 en 1830 enigszins uit te leggen, met name de rol van de Oranjes daarin. Vervolgens wilde ik een paar stukken tekst lezen uit de Janus. Dat ga ik een volgende keer weer anders doen, denk ik nu.
De benodigdheden voor goed onderwijs in dit geval zijn er - meen ik - drie in getal: het loslaten van mijn ego, het aanbieden van een digitale achtervang en systeembeheer bij de student.
Allereerst ben ik degene die het idee moet loslaten dat ik de spil ben waarom de kennisverwerving van de student draait. Ik moet niet meer het gevoel hebben de alwetende leraar te zijn die wel eens eventjes vertelt wat er op literair gebied allemaal is gebeurd in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat dit een buitengewoon bevrijdende gedachte is, want ook studenten verwachten niet meer dat je alwetend bent. Zo kun je fijn samen gaan zoeken naar antwoorden en gaande de weg academische vaardigheden met hen oefenen. Daar hebben we allemaal veel meer aan.
Belangrijk is wel een site die studenten een portaal biedt waarvan uit de weg gevonden kan worden naar de benodigde achtergrondinfo. Op die site bied ik in dit geval een tijdbalk aan en verwijzingen naar relevante en verantwoorde artikelen. Dit alles bouw ik op een stam die ik gemakshalve een canon van werken ben gaan noemen. Niet als keurslijf - bah!-, maar als uitgangspunt.
De student maakt zelf, naar rato, eigen inzicht en vermogen, een naslagwerk waar de cognitieve data wordt verwerkt. Vooral het maken van een tijdbalk blijft een aanrader en daarvoor geef ik dus een aanzet. Het naslagwerk mag de student ook ter tentamen meenemen, want ik geef de student toch weer allerlei teksten waarvan hij - hoop ik - nog nooit heeft gehoord.
De colleges zijn dan de plek waar het inzicht kan voortschrijden, waar vragen kunnen worden gesteld en waar geïnterpreteerd kan worden. Ook voor mij, want uiteindelijk probeer ik ook maar wat; al mag ik aannemen dat het ook bij deze grobbebol altijd blijft gaan om een educated guess...