donderdag 19 april 2012

Tekstbegrip en 21st Century Skills

Psycholoog en managementgoeroe Edward de Bono heeft ergens ooit gezegd dat we ons in het onderwijs teveel richten op taal en te weinig op de totale werking van de hersenen; we zouden zo maar 20% van ons totale potentieel aanboren. Dat mag traditioneel gezien ook zo zijn (van oudsher laten we leerlingen hun nieuwe telefoontje niet uit de verpakking halen om ermee te experimenteren, maar we dwingen ze om eerste de handleiding exegetisch door te nemen), maar dat laat onverlet dat ook zijn uitleg daarna weer in taal werd overgebracht. Totdat de mensheid op telepathisch niveau kan communiceren, zal het behept zijn met taal.




21st Century Skills
spelen met name in de hersenen, maar ook in het klaslokaal en natuurlijk voornamelijk online. Wij roepen onze leerlingen en onszelf in stijgende mate zaken toe die te maken hebben met het mooie begrip mediawijsheid. Wij spreken gedragsregels af met leerlingen hoe om te gaan met elkaar in de digitale en in de analoge wereld. Dit alles doen wij met taal.
Op het Canisius College wordt al minimaal 10 jaar door allerlei neerlandici gesproken over het feit dat leerlingen steeds wat slechter lijken te worden in tekstbegrip, je weet wel, het Centraal Schriftelijk Eindexamen Nederlands. Toen ik op deze school kwam werken bestond er nog een heuse ladenkast met daarin per jaarlaag mappen met tekstverklaringen. In de loop der tijd is de hele 6 vwo-stapel uit de kast gehaald; deze toetsen waren te moeilijk geworden voor 6 vwo. Alle toetsen schoven door en voor de brugklassen moest nieuw materiaal gemaakt worden.

Afijn, inmiddels is ons tekstenbestand geactualiseerd en opgeschoond op een Skydrive gekomen, maar ook nu merken we dat normen voor toetsen met eenzelfde zwaarte versoepeld moeten worden. We beginnen ons waarlijk af te vragen of het taalniveau van onze leerlingen aan het afnemen is. Landelijk worden wij onderworpen aan taalniveaus, toetstoestanden en selectiecriteria voor beroepsopleidingen, want ook politici hebben inmiddels het idee opgevat dat er tenminste toch iets moet gebeuren. Immers, ook aan de taalproductieve kant wordt ervaren dat er veel te wensen is inmiddels; een stijgende meerderheid kinderen zou spellen als een kannibaal.

Of het erg is
Dit heb ik al vaker gezegd: ik had in geen ander tijdperk willen leven dan dit; het liefst was ik constant online en in verbinding met alles wat ik wil weten, vragen, bespreken of onderzoeken. Ik heb het gevoel dat veel van mijn leerlingen dit ook hebben. Weliswaar heb ik twee jaar geleden al eens geschreven dat ik vind dat leerlingen internet veel te eenzijdig gebruiken (een beetje opzoeken en een beetje plezier maken), maar desondanks lijkt het mij buiten kijf staan dat veel kinderen behoorlijk aan ongeluk grenzende gevoelens krijgen als zij zouden moeten opgroeien in een wereld met vijf kanalen op televisie, een bibliotheek en - ten gunstigste - een Commodore 64, zoals in mijn jeugd gebruikelijk was.

Internet biedt in een split second vanzelfsprekend veel meer dan taal alleen; allerlei zintuigen kunnen behoorlijk geprikkeld worden. Jonge mensen lijken daar veel gemakkelijker de weg in te vinden dan oudere: allerlei kaf wordt onmiddellijk van het koren gescheiden. Onbewust wordt het aangebodene zelfs tot kaf of koren benoemd. Het staat buiten kijf dat deze vaardigheden van eminent belang zullen blijven, al is het maar om simpelweg te overleven in de enorme diarree aan informatie die je dagelijks bereikt.

Toch denk ik dat leerlingen die zich laten opleiden voor de hogere intellectuele niveaus (vmbo-t, havo en vwo) in grotere mate moeten kunnen omgaan met grote teksten. Dat is niet alleen omdat lesmateriaal nogal eens traditioneel wordt aangeboden, maar vooral ook omdat heel veel nieuw wetenschappelijk onderzoek toch ook niet anders aangeboden kan worden dan door middel van precies verwoorde en genuanceerde taal. Externe motivaties zijn er ook: nu de exameneisen zijn verscherpt, beginnen de leerlingen in mijn 4 vwo-klas al te zweten als ze een onvoldoende terug krijgen voor een tekstverklaring Nederlands of Engels.

Wat te doen
Ik denk dat je als leraar minimaal drie zaken moet doen om ervoor te zorgen dat een leerling niet alleen het examen haalt, maar ook bewust, efficiënt en effectief kan omgaan met grotere gehelen aan teksten. Hieronder som ik - op basis van mijn ervaring en mijn gevoel - deze zaken op.

1. Stel hoge eisen!
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, dus stel schrijfregels op (begin een zin met een hoofdletter, spel correct, schrijf netjes, maak je blad of scherm duidelijk op, dat soort zaken). Vervolgens moet je jouw leerlingen consequent aan die regels houden. Trek dus bij tekstverklaringen of invuldingetjes ook rustig punten af bij spelfouten of andere overtredingen. Je zult merken dat aanvankelijk 70% van je leerlingen klaagt bij de eerste keer, maar dat 99% van hen uiteindelijk zorgvuldiger omgaan met hun taaluitingen.

2. Erken!
Zorg natuurlijk voor een pedagogisch klimaat waarin het normaal gesproken niet erg is om fouten te maken (hoe iemand zich hersteld toont pas hoe goed iemand is) en geef je leerling erkenning op alle mogelijke vlakken waar die dat verdient. Als je een compliment kunt geven, dan doe je dat. (En anders overigens niet.) Leg alles stil wat ruis veroorzaakt en de veiligheid binnen jouw pedagogisch klimaat kan bederven. Hoge eisen stellen kun je niet in een onveilige omgeving, want dat leidt tot stress en erger.

3. Wees creatief
Je zult zien dat je voortdurend in gesprek bent met je leerlingen over wat er op welke plek wordt gecommuniceerd, hoe dat is gebeurd en wat het effect was. Als jouw onderwijs altijd in het teken staat van de boodschap, dan ben je volgens mij precies aan het doen waar 21st Century Skills over gaan. Je zult een heel repertoire moeten gebruiken om alle informatie die op jouw leerlingen afkomt met hen te filteren en te structureren. Gelukkig kun je die ook vinden op internet; van social media tot mindmaps. Maar ik je moet ook niet aarzelen om leerlingen om de oren te blijven slaan met signaalwoorden, verwijswoorden, alineafuncties en argumentaties.

Vooralsnog zal taal de ruggengraat vormen van internet - vooral van het sociale gebeuren - en van de 21st Century Skills. Wat mij betreft kunnen leerlingen niet genoeg schrijven en lezen. Dat moet allebei even zorgvuldig gebeuren. En het fijne is - en dat blijf ik ook zeggen - jij bent de leraar, degene met ervaring. Door jou kunnen leerlingen ervaren hoe er gecommuniceerd wordt; van tweets tot grote artikelen, van zakelijke tekst tot indringend gedicht en van blog tot roman. Er valt immers nog veel te ontdekken en dat blijft gewoon leuk.

dinsdag 10 april 2012

Taalgevoel: woord-van-de-week

Misschien ligt het aan mijn taalgevoel - met mijn collega's op het Canisius College heb ik het er vandaag ook over gehad: wat moet ik met het nieuwste woord-van-de-week: de Standby-Polen?Volgens een artikeltje op nota bene NOS.nl gaat het hier om werknemers van Poolse herkomst die op uitzendbasis actief zijn in Nederland en die tijdelijk wachten op werk. Juist op de website van de NOS, de moeder van alle publieke omroepen, vind ik het aantreffen van zo'n woord nogal frappant.

Laat ik nog een waarneming noemen. Ik meen dat een jaar of vijf geleden er nog een enorme ophef was over het woord negerzoen. Het gebruik van het zelfstandig naamwoord neger, hier gebruikt als voorvoegsel, blijkt door veel mensen een negatieve lading te hebben. Derhalve staat nu in de dikke Van Dale dat het woord neger door sommige bevolkingsgroepen als beledigend kan worden opgevat.

Een andere waarneming dan: enkele jaren later komt er een politicus in beeld (ik zal zijn naam niet noemen, want het blijkt dat Wilders dat niet leuk vindt) die de afkorting kut (ooit korte urinetrechter) voor het woord Marokkaan in het zogenaamde openbare debat heeft gebruikt. Nog even los van de ontmythologisering van het woord kut en het wijdverbreide noemen ervan, kun je in bovengenoemd woordenboek niet terugvinden dat een dergelijke uitlating voor sommige bevolkingsgroepen beledigend kan zijn.

Voornietgenoemde politicus heeft het nu dusdanig gemunt op weer een nieuwe zondebok, dat wij blijkbaar onbewust al het woord Pool als achtervoegsel gaan gebruiken, zo blijkt op de website van de NOS. Ik vind het tamelijk onprettig dat dit soort processen zich afspelen in een samenleving die nu en in de toekomst ernstig belang heeft bij het aantrekken van veel goede arbeidskrachten uit allerlei buitenlanden. En van die eeuwige begeleidende foto's van die aspergestekers heb ik inmiddels ook de buik vol. Op het Canisius werk ik dagelijks samen met twee hoogopgeleide en fijne collega's van Poolse herkomst die uiterst degelijk en verzorgd respectievelijk Duits en Nederlands geven. In mijn beleving zijn Polen ook niet alleen maar klussers, landarbeiders en lopende-bandwerkers.

Wat ik erger vind dan domheid, is onbedachtzaamheid. Het eerste is namelijk doorgaans niet geneeslijk, het laatste is te voorkomen. Ben ik te taalgevoelig? Ik vind een woord als Standby-Pool uiteindelijk domweg beledigend.

maandag 19 maart 2012

Hoezo lucht weer geklaard in onderwijs?

Blijkens een bericht op Nu.nl van afgelopen zaterdag is de lucht in onderwijsland weer geklaard: vertegenwoordigers van de onderwijsbonden en de regeringspartijen hebben gemeenschappelijk wat plooien gladgestreken. Reden is dat volgens de betrokkenen weer gesproken moet worden over de inhoud van de discussie. Tenminste, dat wordt beweerd, maar daarover heb ik meteen weer mijn twijfels.

Laat ik even voorop stellen dat ik het met minister Van Bijsterveld eens ben dat we "het beste uit de kinderen moeten halen." Op zichzelf is dat iets wat elke weldenkende betrokkene bij onderwijs wil bereiken. Wat dat precies inhoudt valt nog nader te definiëren, maar op gevoelsbasis zullen we de meeste onderwijskundigen wel treffen met dit streven. Hierover dus geen onenigheid.

Ik zit met iets anders. Het is een uitlating van VVD-Kamerlid Ton Elias waartegen ik geweldig te hoop loop: "De politiek gaat over de manier hoe het onderwijs wordt ingericht. De sector hoort dat democratisch besluit te volgen." Nog los van het feit dat hier de politiek en de sector als grote gehelen worden gepresenteerd waarin individuele mensen over een kam worden geschoren met andere individuen, vind ik bovenstaande uitspraak om allerlei redenen niet thuis horen in de 21e eeuw.

Het citaat is gelaagd. Laat ik beginnen met de eerste bewering en dat is dat de politiek besluit hoe het onderwijs wordt ingericht. Ik neem aan dat Elias hier niet bedoeld heeft welke lesstof ik op welke manier behandel, maar dat hij zich richt op het onderwijs als stelsel van opleidingen en geldstromen. - Bovendien hoop ik ook dat hij dat zo bedoelt. - Hier wordt dan aangenomen dat een democratisch besluit altijd het verstandigst denkbare besluit is. Dat waag ik ernstig te betwijfelen: als in om het even welke zaal met 150 mensen een besluit moet worden genomen en 76 malloten voeren de boventoon, dan is het nog maar de vraag of de hierboven gestelde aanname klopt.

Een tweede aanname zit ook verstopt in die eerste zin. Hier wordt uitgegaan van het idee dat politici zich voornamelijk bezig houden met het in stand houden van goede dingen en het verbeteren van te verbeteren zaken in de samenleving. Dus er wordt voorbij gegaan aan het feit dat veel politici doorgaans tegen eigen verstand of geweten in moeten meestemmen met een 'partijlijn' of dat er keuzes worden gemaakt om bepaalde coalities in stand te houden of om bepaalde andere zaken op de agenda te houden. Partijpolitiek is zelfs volgens de huidige minister van Onderwijs een reden geweest om überhaupt de 1040-uren-knuppel weer eens in het hoenderhok te gooien.

Daarnaast ben ik van mening dat de politiek helemaal niet moet beslissen hoe het onderwijs moet worden ingericht. Ik ben nog steeds van mening dat het verstandig is om zoiets nou te laten beslissen door een groep mensen die ter zake kundig is en zulke mensen zijn niet altijd politici. Als een groep met goede onderwijzers en bestuurders samen een pot geld krijgen, weet ik tamelijk zeker dat er ook behoorlijk onderwijs georganiseerd kan worden.

Let op de zorgvuldige formulering van de tweede zin van meneer Elias en met name op het woord democratisch. Juist omdat het besluit democratisch is genomen moet dat worden gebillijkt door de zogenaamde sector. Dat betekent dus dat een groep hoogopgeleide en doorgaans verstandige mensen tamelijk klakkeloos moet leren leven met een besluit waarvan op voorhand nog niet vast staat of dat wel het best denkbare besluit is. Dat vind ik een zorgwekkende basis om het beste uit kinderen te halen.

Voornoemde uitlating van Elias getuigt mijns inziens van een sterk geloof in management van de oude stempel. Hierbij heb ik het over een vorm van bestuur waarbij er een hiërarchie is waarbij bovenin een groep mensen beslist in welke richting de mensen onder hen dienen te volgen. Het woord bestuur suggereert dat een onderneming of instelling een geheel is dat in beweging is en dat er een wiel is waaraan gedraaid kan worden om een bepaalde richting te bepalen. Een ander woord voor richting is directie en ook dat woord komt nogal eens voor als wordt gesproken over dergelijke mensen. Je weet wel.

Veel mensen die plaatshebben in zo'n zogenaamde directie geloven er heilig in dat de onder hen geplaatste werknemers beloond moeten worden als zij goede prestaties leveren - wat die ook mogen zijn - en dat zij op enigerlei wijze gestraft moeten worden als zij met het tegenovergestelde daarvan aankomen. Uit divers en decennia lang onderzoek blijkt dat deze vorm van aansturing prima werkt bij beroepen waar een hoge mate van voorgeprogrammeerde productie gepleegd moet worden, maar dat in alle andere beroepen - en dat is de meerderheid - mensen - en dus ook ondernemingen of instellingen - beter gebaat zijn bij andere zaken dan een beloning of een straf. Managementideeën die berusten op dat zogenaamde 'wortel-en-stokmodel' worden al geruime tijd versleten als ouderwets. Toch doet de uitlating van meneer Elias mij denken aan dit soort theorieën.

Hierboven beweer ik dat ik de wijsheid wel in pacht zou hebben. Op zichzelf is dat natuurlijk ook discutabel, maar ik weet wel dat mij is geleerd om hetgeen ik uitkraam te onderbouwen met zoveel mogelijk feitenmateriaal. Die gewoonte - erg gebruikelijk in de wetenschap - probeer ik ook op mijn leerlingen en studenten over te brengen. Van politici verwacht ik dan ook hetzelfde en dan kan ik mij al dan niet laten overtuigen van hun gelijk. Ach ja, en je weet wel: een mens leest wel eens wat, dus zo'n mening kan door voortschrijdend inzicht worden bijgesteld.

Hoe dan ook, de hierboven door mij als ouderwets bestempelde ideeën over management zie ik ook terug in het geloof van de huidige overheid in het prestatieloon voor leraren. Nog nergens heb ik een studie gevonden die pleit vóór voordelen van het invoeren daarvan. Daniël Pink, onder meer een voormalige speechschrijver van Al Gore, kan ook boeiend spreken over deze materie. Hij stelt juist dat de meeste hoogopgeleide werknemers gebaat zijn bij een bepaalde vrijheid hoe het eigen functioneren in te vullen en niet bij een hoog prestatieloon; sterker nog, volgens Pink - en alle onderzoeken die hij aanhaalt - werkt dat contraproductief. ("Ik krijg mijn salaris toch wel, dus ik ga een tandje minder.")

Eerder heb ik er ook al over bericht - en vaker: juist in het onderwijs is die ruimte zo belangrijk. Immers, volgens mij is het geven van ruimte de hoogste vorm van erkenning die je iemand kunt geven. Erkenning is volgens Maslov en zijn beroemde behoeftenhiërarchie nodig om te komen tot zelfontplooiing en dat laatste is het voornaamste doel van onderwijs. Zelfontplooiing betekent dat mensen het beste halen uit zichzelf en een leraar is bij uitstek degene die de omgeving schept waarbinnen leerlingen dat kunnen doen. Juist díe ruimte, die erkenning dient de zogenaamde politiek aan de zogenaamde sector te geven.

Ik heb het al vaker gezegd, niet elk beleid op onderwijsgebied is slecht van deze overheid, maar bij ongefundeerde invoeringen van besluiten als urennormen, prestatielonen of het ontnemen van allerlei beurzen blijft ik mij hevig verzetten; juist omdat deze ingaan tegen de ruimte en erkenning die een goed professional verdient. Hoe democratisch de beslissing ook heet te zijn, ik roep van harte mijn collega's in onze sector op om datzelfde te blijven doen. Ik wil het graag hebben over de inhoud: over 21st Century Skills, over Accidental Learning, over het inrichten van een krachtige leeromgeving die de creativiteit en het voorstellingsvermogen van alle betrokkenen voedt en vergroot; dat soort zaken. Nee, wat mij betreft is de lucht nog niet geklaard.

maandag 5 maart 2012

Staken voor erkenning en ruimte - deel 3

Geachte heer Zijlstra,

Daar ben ik weer! U weet nog wel, in december kreeg ik van u die Promotiebeurs voor leraren. Dat vond ik een goed initiatief, want het erkent mij als professional. U weet wel, die erkenning zit ook in een aantal andere maatregelen die deze overheid heeft genomen. Laat ik beginnen met uw regering en u te feliciteren met het feit dat er een tweede onderwijsstaking zit aan te komen morgen. Het is erg ongebruikelijk dat leraren staken en volgens mij is het een unicum dat dit gebeurt in één regeringsperiode.

Morgen ga ik niet staken. Volgens mij heb ik het niet zo goed begrepen, dat ik toen ben gaan staken, op 26 januari. Volgens mij heeft dat staken enorm weinig indruk gemaakt op u en uw collega-bewindslieden. Volgens mij had ik mij moeten aanbieden om in een denktank te gaan om onder elkaar eens te praten over de toekomst van het onderwijs.

Volgens mij is dat de manier waarop wordt gedacht in de coalitie VVD-CDA met gedoogpartner PVV. Die indruk krijg ik tenminste sterk als ik bij De Wereld Draait Door verneem dat minister-president Rutten samen met Joop van den Ende aan het brainstormen is aan het torentje over het cultuurbeleid en dat diezelfde minister-president zich nu met coalitie- en gedoogpartner heeft teruggetrokken in het Catshuis om zulks te doen voor 's lands economie. Zelf heeft u ook al een denktank benoemt om het prestatieloon te onderzoeken. Prima allemaal.

Meneer Zijlstra, het is niet dat ik twijfel aan uw goede bedoelingen met ons onderwijs, ik verschil alleen sterk van mening met u over een aantal voorgestelde maatregelen: de terugkeer van de 1040-norm, het prestatieloon, de sociale lening bij masterstudies en nu het inbedden van met rugzakjes behangen leerlingen in het reguliere onderwijs. Iedereen snapt dat we zorgvuldig met ons geld moeten omgaan, zeker in crisistijd en als vader van een peuter snap ik ook heus goed dat ik mijn dochter en haar generatie niet moet opzadelen met allerhande schulden. Graag wil ik met u onderzoeken of er geen verstandiger keuzes zijn te maken over dit alles. Daarbij twijfel ik nog steeds enorm aan de gronden voor deze beleidsvoorstellen.

Morgen wordt er gestaakt tegen het opnemen van kinderen in het reguliere onderwijs die normaal gesproken in het speciaal onderwijs terecht gekomen zouden zijn. Inmiddels heb ik ook zelf een flinke groep gerugzakte leerlingen onze reguliere school zien verlaten zonder diploma. In mijn praktijk heeft dat geleid tot onevenredig veel aandacht voor deze leerlingen. Zij verdienden die aandacht, maar omdat ik les geef op een 'normale' school is deze aandacht behoorlijk structureel ten koste gegaan van de leerlingen die niet een geoormerkt probleem hadden. (De 'normale' leerlingen, zeg maar.) Dat vind ik volstrekt abject.

Ook als alle door de AOB geschetste doemscenario's geen bewaarheid worden, vind ik het ethisch onjuist om in een welvarend land als het onze geen speciaal onderwijs aan te bieden. De overheid dient in mijn optiek op te komen voor alle burgers en dat betekent dat allerlei burgers extra steun moeten hebben. - Dan heb ik het allicht over de mensen die dat op allerlei gronden verdienen en niet over de profiteurs die altijd zo gemakkelijk in dit soort discussies naar binnen worden gemanoeuvreerd. - In een beschaafd land als het onze hoort in mijn optiek geen 'recht van de sterkste' thuis, maar daar geldt wat mij betreft de regel dat ieder welwillende burger optimaal de kans moet krijgen om diens talenten ten volle in te zetten ten gunste van de samenleving.

U mag mij uitnodigen om in de hierboven voorgestelde denktank plaats te nemen. Dat staken -hoe terecht ik dat nu ook weer vind - strijkt maar tegen de ministeriële en staatssecretariële haren in. Volgens mij moeten wij er als mannen onder elkaar wel uitkomen, met dat onderwijs. Verwacht echter niet dat ik gemakkelijk te overtuigen ben als ik geen gezonde argumentatie, te weinig feiten of te weinig visie denk te zien.

Met vriendelijke groeten,

Martijn Wijngaards
Leraar Nederlands op het Canisius College en op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

donderdag 16 februari 2012

Ouders, blijf positief bij internettend kind!

Deze week sprak ik een vader van een jongen die een akkefietje had via internet met een klasgenoot. Die klasgenoot had op een taalsite enkele puberale uitdrukkingen gepost - je weet wel, met bepaalde lichaamsdelen erin - onder de naam van die jongen. Echt gericht cyberpesten was het niet, maar wenselijk is dit natuurlijk ook allerminst.

Andere ouders met wie ik de afgelopen tijd heb gesproken maken wel eens dergelijke zaken mee. Veel kinderen slaan er weinig acht op, maar ouders zijn vaak bang dat er zaken op internet gaan rondzwerven die hun kinderen later kunnen tegenwerken. Bovendien: het zou juist die kinderen moeten interesseren, zegt een gemiddeld gezond verstand.

De reacties van ouders op dit soort verschijnselen zijn verschillend. Sommige ouders verbieden kinderen om zich nog in te laten met social media en aanverwante zaken, andere ouders maken zelf een Facebook-account aan om kinderen te controleren en weer anderen verwachten dat mentoren, conrectoren en god-weet-ik-niet-al wat voor onderwijzend personeel allemaal handelend optreedt. Erg positief en - vooral - duurzaam zijn dit soort manieren niet. In alle gevallen raad ik het volgende aan:

Positieve benadering: denk na over je digitale zelf
Als een leerling zijn naam op enigerlei wijze onjuist op internet ziet, raad ik aan om een Facebookpagina te openen waarop krachtig de boodschap staat die de leerling wél wil uitstralen. Het is erg goed als ouders samen met het kind zo'n pagina opzetten; ze moeten zich samen afvragen welke foto's, welke persoonsgegevens, welke favorieten en welke andere informatie met wie gedeeld wordt en wie allemaal 'vriend' kunnen worden. Uitgangspunt blijft daarbij dat je zo'n pagina een soort schutting om het privéleven heen is. Ik zeg bovendien dat het goed is om een disclaimertje aan te brengen die aangeeft dat deze Facebook-pagina door het kind zelf is gemaakt en dat uitingen op andere plekken op internet voor rekening van andere mensen is. Op die manier creëer je een soort uitvalsbasis.

Positieve benadering: heb het er samen over
Eigenlijk staat het hierboven al: ouders worden aangemoedigd om betrokkenheid te tonen bij het internetgebruik van het kind door het er samen over te hebben. Ik zou dat zelf aan tafel doen in een vorm als: "Goh, vertel eens, hoeveel vrienden heb je nu op Facebook?", "Heb je ergens al veel likes op gehad?" Die vragen kun je als inleiding gebruiken op een gesprek waarin je verder kijkt of de waarden van je opvoeding een beetje tot uiting komen. Die betrokkenheid zou ik in elk geval niet achter de rug van het kind tonen door de gaan spioneren; ik pleit voor open communicatie: houd alles bespreekbaar.

Positieve benadering: verdiep je in de materie
Angst is een slechte raadgever. Als je niet snapt wat je kind allemaal uitspookt, dan is het ook goed om je te verdiepen in wat er allemaal te koop is. Praat dus niet alleen met je kind, maar lees ook boeken over social media (Raymond Janssen heeft bijvoorbeeld een paar fijne boeken geschreven in de Dummies-reeks. En er bestaan ook speciale boeken voor ouders zoals Jongeren en hun digitale leefwereld van enkele leden van de kenniskring e-learning van InHolland.) Het is ook nooit verkeerd om op school eens te kijken welke leraren er intelligent omgaan met dit soort zaken en misschien weet de buurman ook wel weer iets.

Ouders merken vanzelf wel welke dieptes er bereikt worden door op deze manier met internettende kinderen om te gaan. Op alle vlakken is er wel ervaring op te doen, maar ook informatie te vinden. Het is algemeen bekend dat verbieden zinloos is - helemaal bij pubers - en dat klagen leidt tot improductiviteit. Van enkele ouders heb ik alweer enthousiast commentaar terug op de positieve benadering.

donderdag 26 januari 2012

Staken voor erkenning en ruimte - deel 2

Vandaag staak ik omdat ik mij niet gesteund voel als docent door de overheid. Ik voel mij niet erkend als professional. Bovendien ervaar ik dat de voorgestelde maatregelen als de urennorm mij nog meer ruimte ontnemen om mijn vak serieus uit te oefenen.

Dat de minister de staking onverantwoord vindt, maakt me boos en verdrietig. Een leraar staakt helemaal niet zomaar, omdat die weet dat zijn leerlingen daar direct de dupe van zijn. Op zo'n dag als vandaag is er dan ook écht iets aan de hand. Juist die erkenning voor onze professionaliteit, die wordt met zo'n opmerking keihard onderuit geschopt en dat vindt ik een gemiste kans en, zoals gisteren gezegd, haaks staan op het overwegend positief ingezette onderwijsbeleid.

Hieronder staat mijn 'onderbouwing van de dag'. Deze breidt uit wat ik hierboven heb gesteld. Bovendien onderbouw ik nota bene welke onderbouwing ik allemaal mis.

Getuige een keurig interview dat nu.nl heeft gehouden met minister Van Bijsterveld vindt de bewindsvrouw het dus onverantwoord dat leraren staken. Ze gebruikt de ruimte (sic!) ook goed die ze krijgt om antwoord te geven op enkele bezorgde vragen die op de nieuwssite waren gepost. Ik heb natuurlijk aandachtig geluisterd naar inhoudelijke gronden voor het beleid waartegen vandaag wordt gedemonstreerd, maar ik heb die niet gevonden. Visie? Heb ik niet gevonden. Steun? Heb ik niet gevonden.

De eerste vraag gaat over het gegeven dat Van Bijsterveld niet heeft geluisterd naar het advies van de commissie-Cornielje dat heeft geadviseerd om de urennorm niet te verhogen naar 1040 antwoord zij dat er nu eenmaal politieke verschuivingen zijn geweest in de Tweede Kamer en dat die ertoe hebben geleid dat de norm opnieuw op tafel is gekomen. Dat mag allemaal wel waar zijn, maar een inhoudelijk argument om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren is dat niet. Men stelle zich een aannemer voor die een gebouw moet renoveren dat door erg veel mensen wordt gerespecteerd en dat zelfs door een groot deel van de voorbijgangers mooi wordt gevonden. Hij zal allicht onderzoeken welke materialen er zijn gebruikt, hoe de authenticiteit van het aanzicht behouden blijft en welke moderne middelen de hele constructie voor de voorlopige eeuwigheid overeind zal houden. Vervolgens stelle men zich voor dat de onderaannemer (die een convenant heeft gesloten met de aannemer om hem in principe te steunen) gaat opperen dat de houten balken die het dak dragen moet worden vervangen door balken van het soort piepschuim dat wordt gebruikt bij het verpakken van dvd-spelers. Bovendien voegt de onderaannemer toe dat hij de steun geniet van een aanzienlijk deel van de klandizie van de aannemer. Ik mag aannemen dat dan de logica zegeviert bij de aannemer en dat hij denkt: uit onderzoek blijkt dat ik moet vasthouden aan mijn intelligente plan, ik luister niet naar die kwats. Dat geldt ook voor de minister: een verstandige beslissing neem je naar aanleiding van een gedegen onderzoek.

Natuurlijk doelt de minister vooral op de PVV. Die partij beweert dat de Nederlandse cultuur onder meer voortkomt uit het humanisme. U weet wel, dat is die stroming van intellectuelen aan het einde van de middeleeuwen die - onder andere zaken - een hernieuwde belangstelling aan de dag legde voor de filosofen uit de Griekse Oudheid. Dankzij allerlei contemporaine - voornamelijk islamitische - wetenschappers zijn de geschriften tot in die tijd behouden gebleven en daarin stond al te lezen dat je een bewering met feiten moet onderbouwen (en dat feiten bovendien niet zomaar feitelijk zijn). Naar goede humanistische gewoonte ben ik ad fontes gegaan (terug naar de bron) om te kijken wat de PVV in zijn verkiezingsprogramma heeft opgeschreven over onderwijs.

Tot mijn gedegen onderwijs behoort dat ik mijn leerlingen bijbreng hoe goed te argumenteren en hoe goed een alinea op te bouwen. Dat betekent dat in een goede alinea een kernzin staat, gevolgd door minimaal twee uitleg- en/of voorbeeldzinnen die aansluiten bij die kernzin. Als ik alleen al tekstkritisch naar de onderwijsparagraaf kijk, krijg ik het vermoeden dat de PVV niet sterk is geworteld in het humanisme.

Zo lees ik het volgende: "De herbouw van het onderwijs begint bij de basis: de pedagogische academie. Juist daar moet vakinhoud weer centraal staan." Hier wordt voorbijgegaan aan de vraag of de nadruk niet al ligt op die vakinhoud, want de alinea gaat als volgt verder: "Onze kinderen in het basisonderwijs hebben recht op goed opgeleide onderwijzers. Dat geldt voor alle onderwijslagen." Dat is een nieuw onderwerp, maar de bewering op zichzelf is gefundeerd in de wet en iedereen met een gezond verstand zal het eens zijn met deze stelling. Gaat de PVV hier dieper op in? Nee; de alinea gaat door: "Op school kom je om hard te werken. Dus zeggen we gedag tegen de ‘alles-is-leuk’-cultuur." - Ik heb mijn leerlingen even gevraagd of zij snappen wat deze cultuur inhoudt, maar zij keken mij langdurig vragend aan. Ook ik zou niet weten wat hier wordt bedoeld. Uitleg komt er niet en de alinea is nog niet af: "De onderwijzer wordt weer gewoon aangesproken met ‘meester’ of ‘juf’." - Wat deze verplichting bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs wordt niet onderbouwd. - "De Canon van Nederland wordt verplicht op de basisschool, het volkslied wordt geleerd en op elke school hangt onze vlag. - Welke canon wordt hier bedoeld? Die van de geschiedenis of die van 'Nederlandse' ruimtevaartexperimenten? En wat betekent 'onze vlag'? De vlag van Nederland of die van de PVV? - Niets wordt nader verklaard. De alinea besluit met "Goede scholen zijn veilige scholen.", overigens ook zonder 'veilige scholen' nader te definiëren.

Vrijwel alle alinea's zijn zoals hierboven beschreven opgebouwd. Het geheel leest niet prettig. Ik ben oprecht geïnteresseerd in alle standpunten van iedereen; ik beschouw mijzelf als een nette burger. Ik wil echter ook begrijpen waarop die zijn gefundeerd. Dat betekent dat ik het als bijzonder fijn ervaar als het een en ander verzorgd is geformuleerd in sterk overkomende alinea's. De in het verkiezingsprogramma opgestelde tekst komt onbeholpen op mij over. Zo kan ik ook wel iets verzinnen: "Koeien geven steeds vaker zure melk. Dat komt omdat zij machinaal worden gemolken. Er moeten weer meer handen aan de koe. Kippen moeten vaker meergraneneieren leggen. Op dichtgevroren boerensloten moet geschaatst kunnen worden in januari."

Ook bij de puntsgewijs gepresenteerde oplossingen wordt alleen maar geponeerd. Om maar eens wat te noemen: "Ambachtsschool terug." Maar waarom? Met welke inhoud? Met welk doel? En er wordt he-le-maal niets, NIETS, gezegd over de 1040-urennorm. Het fundament voor deze beslissing vind ik dus niet terug in het verkiezingsprogramma. Deze humanistische oefening heeft mij niets anders opgeleverd dan dat ik moet constateren dat weinig standpunten van de PVV onderbouwd lijken; overigens naar verluidt is dat een gewoonte die we al kennen sinds de dagen van Thales van Milete en dat was zes eeuwen voor het begin van onze jaartelling.

Tegelijkertijd blijf ik het standpunt van de minister maar niet begrijpen in de discussie over werkdruk. Helaas is de aandacht nu verschoven naar het aantal vakantiedagen en gaat ook hier de hele inhoud niet over de kwaliteit van onderwijs. Bovendien heeft de minister helemaal geen zeggenschap over hoe de vakanties worden ingepland. Daarover gaat het in de cao-onderhandelingen. De door haar voorgestelde maatregelen zijn er mijns insziens alleen op geënt om de 1040-uren beter in het werkschema van scholen, leraren en leerlingen te proppen.

Dat de publieke discussie zich voornamelijk op onderbuikniveau afspeelt, maakt me bezorgd. Stemmen van buiten de onderwijssector beweren zomaar dat leraren niet weten wat werkdruk is en dat er toch zoveel vakanties zijn. Dit mag geroepen worden, maar ik zie graag dat het allemaal onderbouwd wordt en juist die bewijslast zie ik niet. Je zou haast zeggen dat er nog een hoop onderwijs te verrichten is.

De staking is hartstikke terecht! Het voorgestelde onderwijsbeleid levert alleen meer werkdruk op voor leraren en het geeft geen enkele blijk van waardering of erkenning voor de vele professionals die dagelijks voor de klas staan. Er is immers geen enkel fundament, geen bewijs voor de stellingname van de regering. Bij de PVV, de partij die de urennorm weer op de agenda heeft gezet, moet men zich zelfs achter de oren krabben of een cursus elementair schrijven en argumenteren geen interessante optie is.



woensdag 25 januari 2012

Staken voor erkenning en ruimte

Geachte heer Zijlstra,

Op de woensdag voor Kerstmis heb ik uit uw handen de Promotiebeurs voor leraren mogen ontvangen. Die beurs stelt mij, en 35 andere docenten, in staat om de komende vier jaar twee dagen per week te werken aan mijn onderzoek te werken, om uiteindelijk te promoveren. Natuurlijk ben ik heel blij dat ik door de strenge, intensieve selectie ben gekomen, want dat betekent dat ik de ruimte heb gekregen om mijzelf door te ontwikkelen als vakman.

Donderdag ga ik staken. Ik houd helemaal niet van staken. Ik houd van dagen waarvan ik 's avonds thuis denk dat er nuttige activiteiten hebben plaats gehad voor leerlingen en dus voor mij. U weet wel, fijne, gewone dagen. Dat ik donderdag ga staken komt omdat ik het gevoel heb dat mij juist een andere vorm van ruimte wordt ontnomen. Juist de 1040-urennorm, de prestatiebeloning en het ongecompenseerd terugdringen van vakantiedagen zijn twee voorgestelde maatregelen die daar lijnrecht tegenover staan. Zo'n beurs vind ik een goede beslissing van de overheid - overigens ook als ik die toegekend had gekregen.

Als inmiddels ervaren docent weet ik dat een leerling in beginsel niets leert van onderwijs. Een mens leert alleen als die dat zelf wil. Volgens de behoeftenhiërarchie van Maslow komt men tot zelfontwikkeling, het hoogste niveau, door zich erkend te voelen. Erkenning kent dan weer verschillende niveaus: van een goed cijfer of een beloning of een compliment naar hogere vormen als het krijgen van verantwoordelijkheid of uiteindelijk: ruimte. Onderwijs is vooral een communicatief proces binnen het door een docent geschapen zogenaamde pedagogische klimaat; die ruimte, die erkenning.

De reden waarom ik ook niet begrijp dat er wordt teruggegrepen op de hierboven genoemde maatregelen, is omdat het mijns inziens zo haaks staat op wat de overheid van te voren als beleid heeft aangekondigd. De doelen die zijn gesteld in actieplannen als 'Beter presteren' en 'Leraar 2020 - een krachtig beroep!' vind ik ook prima: sterke mensen voor de klas, leraar als gewild beroep en reflectie als structureel onderdeel van mijn baan. Dit alles geeft mij het juist wél het gevoel dat ik ruimte krijg en dat ik word gesterkt als professional, net zoals bij die promotiebeurs.

Er zijn inmiddels onderzoeken te over waaruit blijkt dat er geen verband bestaat tussen toenemen van het inkomen en geluksbeleving. Prestatieloon schijnt alleen te werken bij mensen die kortcyclische arbeid verrichten: als iemand meer dopjes op tubes tandpasta heeft geschroefd dan zijn collega, krijgt die meer salaris. Voor het werk als leraar geldt dat allemaal juist precies niet; ik heb nog geen baan gezien of ervaren waar je dikwijls tegelijk en op verschillende niveaus allerlei uitdagingen krijgt te verwerken. Dat maakt het vergelijken van prestaties van leraren ook veel lastiger en ingewikkelder, vooral als daar een geldelijke beloning tegenover moet staan. Hoe druk je bijvoorbeeld een pedagogisch klimaat uit in arbeidsloon?

Als leraar heb je eigenlijk alleen echt vakantie in de zomer. In alle andere vakanties werk je door aan je onderwijs en aan de toetsing ervan, net zoals je in je tijd als leerling of student meestal iets te doen had in een vakantie. Dat vinden de meeste leraren ook prima, evenals het feit dat er alleen maar gereisd kan worden in het hoogseizoen of dat ziekte in vakantietijd niet gecompenseerd kan worden als er weer leerlingen in het lokaal zitten. Onderwijsdagen zijn lang, kennen weinig tot geen pauze en vergt een voortdurende alertheid, een goede concentratie en een hele berg aan andere vaardigheden om pubers op te leiden voor een vervolgstudie. Aan mensen die nooit in het onderwijs hebben gewerkt is dit overigens lastig uit te leggen, weet ik. Wat iedereen wel snapt is dat het schrappen van vakantiedagen een ongelukkig middel is in het bestrijden van de grote werkdruk, het beoogde doel.

De commissie-Cornielje - voorzitter Clemens Cornielje is nota bene een partijgenoot van u - heeft al duidelijk te kennen gegeven dat de huidige vakantieregeling prima is, dat er zelfs nog wat meer ruimte kan komen voor bij- en nascholing en dat er 1040 uren lesgeven 'praktisch gezien onmogelijk' te realiseren is voor een school.

"We moeten leraren koesteren," zei u nog bij de uitreiking van de promotiebeurzen. Veel van het overheidsbeleid lijkt daar prima bij aan te sluiten. We zijn het allemaal eens over het feit dat leraar een mooi beroep moet zijn, dat een docent een goede opleiding moet hebben gehad en dat leerlingen moeten worden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen. Ik hoop dan ook werkelijk dat daarmee conflicterende zaken als prestatieloon, de 1040-urennorm en het terugdringen van vakantiedagen niet zullen doorgaan. Tenzij u of mevrouw Van Bijsterveld eerder aankondigt het wetsvoorstel terug te trekken ga ik donderdag staken voor erkenning en ruimte voor mijn professionaliteit.

Met vriendelijke groeten,

Martijn Wijngaards
Leraar Nederlands op het Canisius College en op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen