zondag 20 januari 2019

Stiefmoeder, maar toch oké

In de trein hoorde ik een jongen (die ik rond de zeventien jaar inschatte) zeggen tegen een (ongeveer even oude) andere jongen: 'Ja, ze is wel mijn stiefmoeder, maar ze is wel oké.' Dat vond ik een interessante mededeling. Met name vanwege die tegenstelling dat de vrouw in kwestie ondanks haar functieomschrijving positief wordt omschreven.

Het venijn zit 'm in het voorvoegsel 'stief'. We weten niet precies waar het vandaan komt en wat het is, maar het voelt ergens niet goed. Stief. Dat smaakt niet lekker in je mond. Typisch weer zo'n venstertje naar het verleden dat deze jongen onbewust opende.

In de literaire traditie komen stiefmoeders er niet best van af. Überhaupt oude vrouwen. Als er in bijvoorbeeld sprookjes sprake is van de combinatie jonge vrouw en stiefmoeder dan staat dat garant voor problemen. Sterker nog, de duivel wordt er altijd op een of andere manier bij betrokken. De duivel als reëel bestaand persoon en aanjager van het kwade dat die stiefmoeder als zijn instrument gebruikt.

Ongeremde seksuele driften
In algemene zin wordt de alleenstaande oude vrouw, de weduwe, in de literaire traditie al snel verdacht van allerlei vreselijk gedrag. Vrouwen hebben vanuit de middeleeuwse traditie de naam emotioneel instabiele wezens te zijn (de woorden 'hysterie' en 'utero' zijn etymologisch verwant). De vrouw zou allerlei driften vertonen, met name seksuele en deze kunnen alleen beteugeld worden door haar onder toezicht te stellen van een man. Mannen zouden namelijk stabiele wezens zijn. Dat betekent dus dat een vrouw hetzij een vader, een voogd of een echtgenoot heeft die haar begeleid. Als een oude vrouw eenmaal al deze mannen heeft overleefd staat ze er alleen voor en wordt zij weer sneller verdacht van alle ellende.
Bovendien zouden oude vrouwen snel jaloers zijn op jonge vrouwen. Die zijn nog mooi. Die kunnen nog kinderen krijgen en nog volop kunnen genieten van het creatieve proces dat Tot zwangerschap kan leiden. Zij hebben immers een echtgenoot die hun behoeften niet alleen kan beteugelen, maar ook bevredigen.

Volgens deze traditie is een oude vrouw hierdoor dus een gemakkelijke prooi voor de duivel. Ze sluiten dan gemakkelijk een pact met de duivel en dat pact is geen contract. Dat werd gezien als seks hebben met de duivel in de ruil voor haar zielenheil.

De duivel kan wel inpakken
In de vroegste teksten van allerlei verhalen waar oude en jonge vrouwen met elkaar worden geconfronteerd zie je dat dat verband op de een of andere manier erbij wordt gehaald. De oude vrouw bedenkt meestal een list om de jonge vrouw uit te schakelen en altijd wordt de jonge vrouw ervan beschuldigd een creatie van de duivel te zijn. Zij is zo mooi, dat kan niet waar zijn.

Ook is het mogelijk dat een oude vrouw ervan wordt verdacht een duivels schepsel te zijn. Dan wordt er met name gedoeld op haar venijnige, listige en gemene gedrag. Het meest sprekende geval vind ik een passage in de prozaroman Frederick van Jenuen. Daarin wordt een prachtige koopmansvrouw belaagd door een man die de opdracht heeft gekregen te bewijzen dat zij ontrouw is tijdens de afwezigheid van haar echtgenoot. Deze schurk wil haar huis binnenkomen, maar hij heeft geen idee hoe hij dat moet aanpakken. Vervolgens bedenkt hij dat een oude vrouw de hem ontberende, kwaadaardige creativiteit moet hebben, want die staat dichter bij de duivel. De passage die volgt gaat zelfs een stap verder. Hier wordt beweerd dat het kwaad van oude vrouwen nog veel erger is dan dat van de duivel. Zelfs de duivel moet hoofdschuddend toegeven dat venijnige oude wijven een kwaad weten te bedenken dat hij zelf nooit had kunnen bedenken:

'[...] dat oude wijf scheen te zijn een eerbaere duechdelike vrouwe / maer van binnen was si vol archs ende fenijns gegoten / ende vol quader valscher practijcken / gelijc die oude wijfs dicwil zijn/want het is een out segghen / Dat die duyuel dye boose gheest niet en can met zijnder listigher subtijlheyt volbrengen / dat can wel een oudt quaet wijf toe brenghen / ghelijcmen in veel exempelen bescreuen vint / ende ghelijck alst oock hier wel blijct / want die duyuel qualick soude hebben gedaen dat dit oude valsce boose wijf bi bracht.'

Over schoonmoeders en vroedvrouwen
De enorme overlevering aan schoonmoedermoppen komt voort uit dezelfde opvattingen over oude, alleenstaande vrouwen. In de prozaroman Margriete van Limborch staat de jaloezie van de schoonmoeder aan de basis van alle ellende die de jonge Margriete ten deel valt: Margriete moet wel een schepsel van de duivel zijn, dat haar zoon Etzytes zo verliefd op 'dit sleterken' wordt. Weer die driehoek jonge vrouw-oude vrouw-duivel.

In de prozaroman De Zwaanridder sluit de schoonmoeder, Matabrune, zelfs een deal met de vroedvrouw. De jonge vrouw in dit verhaal is al zwanger. Samen bedenken ze een plan hoe ze de aanstaande kleinkinderen van Matabrune kunnen elimineren. Die vroedvrouw zit in het collectieve geheugen ook al snel in de verdachte hoek van de duivel. 

Oude vrouwen eindigen in prozaromans gewoonlijk op de brandstapel. Naast de verdorven dames in Margriete van Limborch en De Zwaanridder geldt dat ook voor De verduldige Helena en vast ook nog prozaromans waar ik op het moment van schrijven niet aan denk. En waar doet het verbranden van oude dames me ook alweer aan denken?

Heksenprocessen
In de sprookjes van bijvoorbeeld Sneeuwwitje en Doornroosje is de stiefmoeder een heks. Een heks is een oude vrouw die zich inlaat met magie. Een oude man die zich met magie bezighoudt is meestal een wijze tovenaar, maar dat even terzijde.

Heksen worden traditioneel ook geacht met de duivel samen te spannen. Het was een soort collectief, onbewust verband dat bijvoorbeeld in de zestiende eeuw common sense was. Naast in de literaire traditie zien we dat verband ook terug in de heksenprocessen uit die tijd. Deze hebben zich  voornamelijk afgespeeld in het Duitse taalgebied. (Vergelijk Burke 2009, 224-225, een zeer lezenswaardig boek.)

Lyndal Roper heeft dit denkbeeld tegen in alle verslagen en processtukken van die heksenvervolgingen. Die zijn veelvuldig bewaard. Door deze te bestuderen kwam Roper erachter dat de meeste vrouwen van hekserij werden beschuldigd door jonge vrouwen. Het patroon dat was te zien was dat een oude vrouw paste op het pasgeboren kind van de jonge vrouw. Het kind kwam te overlijden, door welke reden dan ook, en de oude vrouw kreeg hiervan de schuld, zij werd er door de jonge vrouw van verdacht een heks te zijn. De oude vrouw werd opgepakt en onder vreselijke martelingen moest zij ervan getuigen seks te hebben gehad met een duivel. Daarna was haar doodstraf onafwendbaar.

De verbanden tussen seks met de duivel, seks met dieren (met name honden), dreigende kindersterfte, jaloerse oude vrouwen en vruchtbare, eerbare jonge vrouwen in de historieliederen laten zien dat er een grote stroom aan collectieve ideeën bestond over vrouwen. Deze denkbeelden vinden we terug van liederen tot aan de heksenprocessen. Ook in de Teufelsliteratur die populair is in de tijd van de heksenvervolgingen. In hetzelfde taalgebied, het Duitse, worden in de negentiende eeuw vertellingen opgetekend door allerlei verzamelaars, zoals de gebroeders Grimm. En via allerlei moderne interpretaties van dat materiaal van Disney tot de Efteling hebben die denkbeelden ons bereikt, in onze tijd.

Zo kan het dat twee jongens in hun volkomen onschuld praten over een stiefmoeder en zo een venstertje bieden naar een verleden dat we nog niet helemaal collectief hebben verwerkt.

zondag 6 januari 2019

Nashvilleverklaring: doorwerking van middeleeuws gedachtegoed

Vandaag kwam het nieuws aan het licht dat een grote groep orthodox-gereformeerde en -hervormde predikanten en gelijkaardige notabelen een zogenaamde 'Nashvilleverklaring' hebben ondertekend. Dat is een Nederlandse vertaling van een document uit de Amerikaanse biblebelt over 'Bijbelse seksualiteit'. Wat dat zo ongeveer is staat daarin. In het document leeft allerlei middeleeuws gedachtegoed voort dat allicht niet thuis hoort in een tijdperk waarin emancipatie zich eindelijk heeft doorontwikkeld tot inclusiviteit.

Middeleeuws gedachtegoed
Wat min of meer in de late, verstedelijkte middeleeuwen opgeld doet is het idee van het gezin als hoeksteen van de samenleving. Om allerlei pragmatische redenen is het handig als in de nieuw opgekomen en drukbevolkte steden de verhoudingen tussen man en vrouw helder worden gedefinieerd. De man gaat buiten de deur geld verdienen en de vrouw zorgt voor het huis en de kinderen. De werkelijkheid is nooit zo zwartwit gescheiden geweest, maar de idealen waren duidelijk.

Een populair verhaal vanaf de late middeleeuwen tot in de vroege twintigste eeuw als model heeft gediend is dat van Griseldis (oorspronkelijk uit de Decamerone van Boccaccio). Dat gaat over een edelman, Gautier, die wil trouwen met het eenvoudige boerenmeisje Griseldis. Om aan zijn hofhouding te tonen dat zij een geschikte echtgenote is vernedert hij haar op allerlei vreselijke manieren en toch ondergaat zij alles zonder te klagen. Een vrouw moet immers gehoorzaam zijn aan haar man, zo is de boodschap.

In het historielied Griseldis staan de huwelijkse voorwaarden van Gautier het beste verwoord - beter nog dan in de prozaroman, waarop het lied is gebaseerd. Deze condities beslaan maar liefst vijf strofes (16 - 20):


‘'t Belieft u Vader gepresen,
dat gy sylt myn Huysvrouw zyn.
Salt uwen wil ook wesen,
daar op berichten myn.
Ofte ik u, Lief verheven,
traut voor myn Huysvrouw saan?
Ofte gy my al u leeven
sou wezen onderdaan?’


Een vrouw moet dus onderdanig zijn aan haar man. De man is de baas in huis. Een vrouw mag ook niet boos worden op haar man. Ook niet als hij een slechte beslissing neemt. Zij mag immers niet twijfelen aan zijn oordeel:

‘Gy sult tot geene tye
op my wesen vergromt,
maar altoos even blye,
wat u ook overkomt.
Dat gy tot geen termyne
sult zyn op myn verstoort.
Stelt uwen wil in myne,
als een goe Vrouw behoord.’


‘Sy sprak: ‘Genadige Heere,
ik dat niet weerdig ben,
te komen tot sulker eere.
Maar is dat uwen zin,
myn genadige Heer verheven,
zoo gedenkt immernigt
dat ik u al myn leven
zal geeve een kwaad gezigt.’


Griseldis belooft dat ze volledig trouw zal zijn. Zelfs als hij haar besluit te doden, dan nog zou ze dat dankbaar aanvaarden:

‘Ik sal myn Heer verheven,
als een goe Vrouwe ziet,
gehoorzaam zyn myn leven
en doen dat gy gebied.
Om de vriendschap te werven,
dat my mag komen aan.
Al soud gy my doen sterve,
ik sal 't in dank ontfaan.’


‘So waar ik een Vrouw misdaedig,
deed ik myn Man verseer.
Gehoorsaamheid gestaedig,
dat is der Vrouwen eer.’
Hy sprak tot al zyn Heeren
ende Jonkvrouwe fyn:
‘Siet, deese schamel deeren
sal myn Huysvrouwe syn.’


Waar zijn de LGBTQ+-mensen?
Pas ergens in de achttiende eeuw zijn mensen die geen heteroseksuele gevoelens hebben voorzichtig uitgekomen voor de gevoelens die ze wel hadden. Geen wonder dat we in verhalen en teksten voor die tijd geen LGBTQ+'ers tegenkomen zoals we ze tegenwoordig allemaal erkennen. In de Bijbel zul je dan ook vergeefs zoeken naar een uitspraak van Jezus over de - zeg even voor het gemak - niet-hetero's. Ja, iets over eunuchs in Mattheüs 19:12, maar dat is a. niet hetzelfde en b. onderbouwd met zoiets als: 'Wie het begrijpt begrijpt het.'

Vrij veel theologen zijn het erover eens dat de Bijbel dan ook niet letterlijk geïnterpreteerd moet worden. En als je dat wel doet, dan zul je de context in ogenschouw moeten nemen. Die context kunnen we niet helemaal doorgronden, aangezien de laatste teksten uit de Bijbel stammen uit de eerste eeuw en er zit nu eenmaal een hoop tijd tussen toen en nu. Zoals wat we nu middeleeuwen noemen en vroegmoderne tijd, waarin weer allerlei nieuwe interpretaties van de Bijbel de ronde zijn gaan doen.

Iets over Bijbelse verdraagzaamheid
Boven de Nashvilleverklaring wordt een psalm aangehaald: 'Weet dat de HEERE God is; Híj heeft ons gemaakt – en niet wij –…' Psalm 100:3. Laten we even meegaan in die gedachtegang. Als God ons allemaal heeft geschapen, dan heeft hij allerlei mensen van ons geschapen als L, G, B, T, Q of +. Eerlijk is eerlijk.

Van Jezus weten we dat de kern van zijn boodschap twee elementen bevat: ten eerste dat je God met heel je hart, ziel en verstand moet liefhebben. Dan zul je dus ook zijn creaties moeten liefhebben. Dat betekent dat je zuinig moet zijn op de hele schepping, op de aarde en dus ook op elkaar. Voor de duidelijkheid is dat dan ook element twee: heb je naaste lief zoals jezelf. Het wordt in Bijbelvertalingen nogal eens het Grote Gebod genoemd (Mattheüs 22: 34-40).

Dat Grote Gebod na te leven vergt veel moed. Je zult dus niet zomaar mogen oordelen. Ook niet of een L, G, B, T, Q of + allerlei gevoelens moet onderdrukken of ontkennen. Of jouw hulp daarbij nodig heeft. In die zin zou het alleen maar toe te juichen zijn dat je de regenboogvlag uithangt. En niet teveel rommel maakt.

We hoeven ons dan ook niet allemaal voort te planten. Sommige mensen kunnen dat nu eenmaal niet. Jezus' volgeling Filippus was dan ook uitermate verdraagzaam voor zo iemand in Handelingen 8: 26-40.

Venster naar het verleden
Wat de ondertekenaars van de Nashvilleverklaring schetsen biedt ons een indrukwekkende blik naar een geromantiseerd verleden dat nooit echt heeft bestaan. De werkelijkheid is nu eenmaal te weerbarstig. Ik ben benieuwd of Jezus - met de kennis van nu - het zelf ondertekend zou hebben. Ik meen van niet.

Wat ik schandalig vind is dat met de heren Van Dijk en Van der Staaij een Eerste en Tweede Kamerlid openlijk getuige achter dit document te staan. Is dat niet in strijd met Artikel 1 van de Grondwet, want discriminatie? Dat mag wel eens gerechtelijk onderzocht worden.

De Nashvilleverklaring vind ik zoiets als het Openluchtmuseum: je bent daar kortstondig gefascineerd bij het idee dat mensen water moesten halen bij de dorpspomp, moesten poepen in een koud hok boven een gat en sliepen op stro. Als je naderhand naar huis gaat ben je blij dat je thuis stromend water hebt, een hangende wc en een dekbed. En wifi. Ofwel: dat je leeft in het heden. De in de verklaring opgestelde ideeën over seksualiteit horen aantoonbaar thuis in een ander tijdperk dan het onze.