In "Music As A Language" vertelt superbassist Victor Wooten hoe je het beste leert om muziek te maken. Je moet "jammen met professionals". Een baby leert taal immers ook door met mensen te communiceren die taalvaardiger zijn en daardoor probeert de baby deze - onbewust - bij te benen. Muziekonderwijs zou volgens Wooten ook zo ingericht moeten worden; je moet meteen met goede muzikanten goede muziek maken. Juist het je klas voor klas voortbewegen in de muziekschool en het gegeven dat je pas naar een volgende groep mag als je een bepaalde test hebt afgelegd werkt contraproductief, vindt hij. Niet alleen ben ik dat met Wooten eens, ik ben ook van mening dat wij juist te vaak ons taalonderwijs ook te veel in deelonderwerpen hebben ingericht.
Het schoolvak Nederlands bestaat sowieso bij uitstek al uit deelonderwerpen. Dat betekent dat wij in een SE (schoolexamen) havo of vwo taalkundige en letterkundige onderwerpen toetsen. Een beetje SE bestaat dus uit literatuurtoetsen, het verwerken van boeken, poëzie analyses maken, stijlfiguren, beeldspraak en argumentaties toepassen en onderscheiden, een mondeling betoog houden en een fatsoenlijk stuk schrijven. Het CSE (centraal schriftelijk examen) toetst dan vervolgens weer wat anders: een soort van leesvaardigheid, die inhoudt dat men een aantal trucs toepast. De kritiek op deze vorm van examineren houdt aan en ik zie nog geen weerlegging ervan. Om analoog te blijven met het muziekonderwijs, lijkt het alsof wij bij Nederlands tijdens schooltijd examineren op gitaar spelen, piano spelen, drummen, zingen en blokfluiten, waarna we in de examenzaal ineens de leerlingen toetsen op paardrijden. Natuurlijk is Nederlands meer dan leesvaardigheid!
Zonder het antwoord meteen precies te weten, zou ik eens met een aantal knappe vakgenoten willen nadenken over een nieuwe invulling van het CSE Nederlands. Al eerder heb ik geopperd dat het me goed lijkt om, net als bij andere vakken, bij het CSE de cumulatie van alle onderwijsstof te toetsen en niet slechts één aspect. Een Vlaamse collega vraagt zich zelfs af of we niet beter afzien van het hele CSE en zelfs díe optie vind ik minstens het overwegen waard. Desalniettemin kan ik me levendig voorstellen dat het huidige eindexamen Nederlands erg vreemd moet overkomen op een betrokken buitenstaander.
Standaarddenken
Mijns inziens hebben we met de nieuwe vorm van het CSE Nederlands geen goed examen te pakken. Weliswaar blijkt uit het nimmer genoeg te prijzen, jaarlijkse verslag Levende Talen dat wij, neerlandici, vinden dat het goed is dat een CSE verrassend is ten aanzien van de examentrainingen die we plegen te geven, toch houd ik in algemene zin een naar gevoel over aan ook deze vorm van examineren. Dat komt omdat we met elke wijziging van de inhoud van het examen verder af komen te staan van waarmee we eigenlijk bezig moeten zijn. Eerst waren we het niet eens over het opstel, daarna niet over de samenvatting en nu niet meer over de opvolger daarvan, zonder dat we terug gaan naar de reden waarom we überhaupt toetsen wat we toetsen. Elke reactie is het gevolg van een vorige reactie en niet meer van de onderliggende waarde.
Laten we bijvoorbeeld als waarde nemen dat een vwo-leerling goed moet kunnen lezen. Dan moeten we precies definiëren wat we goed lezen vinden. Maar dat is meteen moeilijk: kritisch lezen vinden we belangrijk, maar een definitie daarvan houdt onmiddellijk in dat er een grote mate van autonomie en creativiteit bij komt kijken. Immers, kritisch lezen houdt juist niet per se in dat een leerling míjn kritiek deelt op de vorm en inhoud van een tekst. Zelfs als we het allemaal eens worden over aan welke normen een goede tekst moet voldoen, dan vormt dat onvoldoende basis voor een goed, geobjectiveerd oordeel over de prestatie van de lezer in kwestie.
Jammen met professionals
Een voorbeeld: de meeste neerlandici zijn het erover eens dat de schrijver van een goed betoog pakkend opent - wat dat moge zijn -, vrij onmiddellijk in of na de inleiding zijn stelling duidelijk maakt, vervolgens deze beargumenteert, mogelijke argumenten van tegenstanders ontzenuwt, om in het slot de cirkel te sluiten die in de inleiding werd getrokken. Maar als je aan deze vorm vasthoudt, dan kun je een in mijn ogen schitterend betoog in een totaal andere vorm (zoals deze klassieker van Nico Dijkshoorn omtrent Martin Jol en zijn broer) helemaal niet duiden. Precies daar wringt hem al één schoen ten aanzien van de wijze waarop het CITO tekstverklaren toetst.
Plus: wat is een goede tekst? Er is al een onderscheid tussen literaire,niet-literaire en/of zakelijke teksten en die grove categorieën (want er zijn crossovers) zijn alweer allerlei genres en tekstsoorten aan te wijzen. Een vwo-leerling moet deze dus allemaal kritisch kunnen lezen, maar ook taalkundig behoorlijk kunnen analyseren, vinden we. Daar toetsen wij ze ook op tijdens een SE, nog los van het feit dat we vinden dat ze hun eigen scheppingen fatsoenlijk moeten kunnen presenteren voor een klein publiek.
Bovendien is het ene SE het andere niet. Waar op de ene school nog een heilig geloof is in "leesplezieronderwijs΅, wordt op een vergelijkbare school cognitief getoetst op literatuurgebied. De ene school hanteert leesdossiers, de andere een proefwerksysteem en hier en daar staan de traditionele mondelingen ter discussie. Zonder dat we het eens worden, durf ik ook niet per se te stellen dat de ene methode beter is dan de andere of juist betere, meer belezen en taalvaardige leerlingen oplevert aan de finish.
Zelfs de manier waarop we Nederlands geven verschilt enorm van school tot school, is mijn waarneming. Waar allerlei collega's leerlingen onderwerpen aan een systeem met niveaus en doorschuiven naar het volgende als het vorige is afgesloten, zijn er ook collega's die leerlingen een finish tonen en hen individueel bijstaan om daar ook te komen. Vanmorgen las ik nog een blog over zulk onderwijs op technisch gebied, natuurlijk zijn er neerlandici die iets dergelijks ook doen. En ja, zij stellen zich op als professionals met wie de leerlingen mogen jammen, Victor Wooten indachtig.
Als we nog naar een CSE Nederlands willen toewerken, dan wil ik graag toewerken naar een vorm waarin wij proberen zoveel mogelijk te vangen van wat we in alle voorgaande jaren doen. Als we dat niet doen, dan wil ik nog steeds de discussie blijven voeren met al mijn vakzusters en -broeders over juist de waarden van waaruit wij eigenlijk ons mooie vak geven. De manier waarop wij dat doen maakt mij dan tot op hele grote hoogte helemaal niet uit. Als persoon werk ik graag op het snijvlak van taal en muziek, mijn promotieonderzoek speelt zich daar ook af. Juist die speelsheid, die creativiteit, die mij daar nog altijd verwondert, wens ik alle betrokkenen enorm toe, - ons, professionals! - niet het steeds beklemmender wordende keurslijf waarin we ons laten proppen door het CITO.
Over game-based storytelling, teambuilding, persoonlijkleiderschap, blended learning en andere vehikels voor het vergroten van vertrouwen.
zondag 31 mei 2015
donderdag 26 maart 2015
Maatwerkdiploma VO-Raad niet per se oplossing!
Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-Raad, heeft vandaag het idee nogmaals geopperd om te discussiëren over een maatwerkdiploma voor leerlingen. Het idee achter het mogelijk maken dat leerlingen een diploma krijgen met vmbo-, havo- en vwo-vakken erop is dat elke scholier een zo hoog mogelijke opleiding krijgt, maar dus niet op alle fronten. De gedachte van deze zogenaamde "ontschotting" klinkt op zichzelf erg aardig en een discussie is ook zeker de moeite waard, maar mijns inziens moeten ook nog enkele aspecten goed worden belicht alvorens stormachtig aan de uitvoering te beginnen. Het gaat mij hier om drie zaken: onderpresteerders, aandacht en de definitie van excellent onderwijs.
Onderpresteerders
Zo heb ik mijn onderwijskundige leven lang al een zwak voor de onderpresteerder. Het klassieke beeld is dat van een jongen die met twee vingers in de neus de basisschool heeft doorlopen, een vwo-advies heeft gekregen, in de brugklas zonder al te veel inspanning overgaat naar leerjaar 2 en daar al een beetje in de problemen komt. Op verreweg de meeste scholen wordt het aantal vakken namelijk nog iets groter in leerjaar 2 en dan glijdt de hele cijferlijst richting de onvoldoende-voldoendelijn. Maar er lijkt nog niets aan de hand, want deze intelligente leerling weet nipt over te gaan naar 3 vwo (de pechvogels hebben al een havo-advies gekregen) en op 3 vwo blundert de leerling weer met een kleine marge naar 4 vwo, meestal om dáár te stranden.
Onderpresteerders die niet worden herkend en erkend komen nog heel vaak uit op het havo. Of zij blijven ergens gaandeweg zitten. Of zij blunderen zich door de bovenbouw van het vwo, want zij hebben een onvoldoende basis gelegd in de onderbouw. Of:soms tot de verrassing van hun omgeving zakt zo'n jongen op de dag dat de CE-norm wordt vastgesteld. Ik ken enkele leerlingen die nog nóóit zijn besproken op rapportvergaderingen (want altijd genoeg zesminnen), maar die dus inderdaad onderuit zijn gegaan terwijl hun ouders de vlag en de tas al aan de mast aan het knopen waren.
Op allerlei ouderavonden krijgen onderpresteerders te horen dat zij "harder moeten werken". Deze op zichzelf holle frase is voor de gemiddelde onderpresteerder volstrekt koeterwaals. Immers, zo'n leerling heeft nog nooit een studiehouding gehad om - zeg - in 4 vwo te komen, dus die heeft geen idee wat "werken" überhaupt is. Deze leerlingen hebben begeleiding nodig om sowieso te beginnen (hun concentratiecurve is opmerkelijk vaak die van de slowstarter) en moeten vooral te horen krijgen dat ze slim moeten werken: kleine zaakjes altijd 100% op orde (zoals kleine overhoringen woordjes, grammatica of formules), zorgen voor een stabiel combinatiecijfer en zich vooral richten op de toekomst. Het is namelijk er leuk om al flauwtjes met leerlingen te fantaseren over hoe zij zichzelf over tien jaar zien. Welke opleiding is dan afgerond? Hoe ziet hun leven er dan uit? Gewoon vanuit de onderbuik; vastpinnen werkt nooit, maar het geeft wel al enige focus. Op deze manier kunnen leerlingen al een beetje kijken welke vakken minimaal op een 8 moeten staan en welke heus een 6 mogen blijven. Daar heb ik niets op tegen.
Aandacht
Maar een aanpak zoals hierboven beschreven heeft, zoals elke mentorale begeleiding, voldoende aandacht nodig. En aandacht kost tijd. En tijd kost geld. Dat laatste is natuurlijk vrij zelden aanwezig in het onderwijs, of in elk geval te vaak waar het niet moet zijn; het bekostigen van aandacht. Elke leerling, op elk niveau heeft recht op een mentor die hem (haar) minimaal twee keer per maand in de ogen kijkt en zegt: "Ik geloof in jou." Natuurlijk. Leerlingen willen heus meer vrijheden krijgen, toch de hoogste vorm van erkenning volgens mij. Maar daar moet je ze in begeleiden.
Aandacht vergt ook de drie ouderwetse r'en rust, reinheid en regelmaat. Op scholen die hiervoor te weinig aandacht hebben zal uiteindelijk geen enkele leerling naar vermogen kunnen presteren. En geloof me, elke leerling die onder zijn vermogen presteert voelt dit. Elke leerling voelt dit vooral als een teleurstelling, naar zichzelf toe en naar ouders toe. Oh, en dan zwijg ik nog over peer pressure.
Ik vind het heel erg leuk dat Rosenmöller ook weer terloops de term ICT laat vallen, maar aandacht blijft toch de kern van elk leraarschap. Goddank hebben we daar allerlei social media voor die ons daarbij kan helpen, maar niks gaat er toch uiteindelijk boven de fysieke ontmoeting volgens kenners. En ik zie ook geen betere reden om überhaupt dit mooie werk te willen doen.
Excellent onderwijs
De laatste staatssecretarissen van Onderwijs hebben hun mond vaak vol van excellent onderwijs en daarbij lijken zij alleen oog te hebben voor de allerbeste leerlingen van de school. Veel van die scholieren halen ook ondanks hun leraren met succes hun diploma, waarbij zij dikwijls ook nog heel goed kunnen sporten, koningin van het schoolbal worden en schitterend zingen tijdens een muziekavond. Zonder de indruk te wekken dat je niet elke dag ongelofelijk blij moet zijn met zulke leerlingen, wil ik dat beeld van excellent onderwijs graag aanvechten. In mijn beleving is juist excellent onderwijs het onderwijs dat - bij wijze van humanere term - slechte en middelmatige leerlingen weet te verheffen.
Hoe gaaf is het dat je die ene verlegen 5 havo-knaap zo goed weet voor te bereiden op de presentatie van zijn profielwerkstuk dat hij in aanmerking komt voor de PWS-prijs? En als hij op de finaleavond zijn presentatie nogmaals houdt zelfs zijn moeder verbaast: "Is dat mijn zoon?" Dat lijkt mij uitermate de vrucht van excellent onderwijs. Of van dat timide Egyptische meisje dat, na intensieve begeleiding, zelfs een aanmoedigingsprijs krijgt voor een geschiedeniswerkstuk. En dat haar vader welhaast de volledige dagoplage van de regionale krant waarin zij daarmee staat opkoopt en naar hun familie in zijn geboorteland stuurt. Juist deze leerlingen, die met aandacht zijn begeleid, kun je naar een veel hoger plan brengen en dat zónder ze een examen te laten maken op een lager niveau.
Met andere woorden, ik vind deze discussie enórm interessant, maar ik zou graag nog eens willen praten over hoe onderpresteerders niet toch in zijn geheel op het hoogste niveau kunnen slagen, hoe aandacht weer leidend is in het onderwijs (en niet werkdruk) en hoe we excellent onderwijs definiëren - als we die term toch al moeten gebruiken.
P.S. Helaas ben ik vandaag niet bij de conferentie, want ik heb vandaag volop aandacht voor mijn Promotiebeurs voor leraren. Maar dat is een ander verhaal. Ik heb dan wellicht ook niet alles nuances meegekregen van Rosenmöllers verhandeling.
Onderpresteerders
Zo heb ik mijn onderwijskundige leven lang al een zwak voor de onderpresteerder. Het klassieke beeld is dat van een jongen die met twee vingers in de neus de basisschool heeft doorlopen, een vwo-advies heeft gekregen, in de brugklas zonder al te veel inspanning overgaat naar leerjaar 2 en daar al een beetje in de problemen komt. Op verreweg de meeste scholen wordt het aantal vakken namelijk nog iets groter in leerjaar 2 en dan glijdt de hele cijferlijst richting de onvoldoende-voldoendelijn. Maar er lijkt nog niets aan de hand, want deze intelligente leerling weet nipt over te gaan naar 3 vwo (de pechvogels hebben al een havo-advies gekregen) en op 3 vwo blundert de leerling weer met een kleine marge naar 4 vwo, meestal om dáár te stranden.
Onderpresteerders die niet worden herkend en erkend komen nog heel vaak uit op het havo. Of zij blijven ergens gaandeweg zitten. Of zij blunderen zich door de bovenbouw van het vwo, want zij hebben een onvoldoende basis gelegd in de onderbouw. Of:soms tot de verrassing van hun omgeving zakt zo'n jongen op de dag dat de CE-norm wordt vastgesteld. Ik ken enkele leerlingen die nog nóóit zijn besproken op rapportvergaderingen (want altijd genoeg zesminnen), maar die dus inderdaad onderuit zijn gegaan terwijl hun ouders de vlag en de tas al aan de mast aan het knopen waren.
Op allerlei ouderavonden krijgen onderpresteerders te horen dat zij "harder moeten werken". Deze op zichzelf holle frase is voor de gemiddelde onderpresteerder volstrekt koeterwaals. Immers, zo'n leerling heeft nog nooit een studiehouding gehad om - zeg - in 4 vwo te komen, dus die heeft geen idee wat "werken" überhaupt is. Deze leerlingen hebben begeleiding nodig om sowieso te beginnen (hun concentratiecurve is opmerkelijk vaak die van de slowstarter) en moeten vooral te horen krijgen dat ze slim moeten werken: kleine zaakjes altijd 100% op orde (zoals kleine overhoringen woordjes, grammatica of formules), zorgen voor een stabiel combinatiecijfer en zich vooral richten op de toekomst. Het is namelijk er leuk om al flauwtjes met leerlingen te fantaseren over hoe zij zichzelf over tien jaar zien. Welke opleiding is dan afgerond? Hoe ziet hun leven er dan uit? Gewoon vanuit de onderbuik; vastpinnen werkt nooit, maar het geeft wel al enige focus. Op deze manier kunnen leerlingen al een beetje kijken welke vakken minimaal op een 8 moeten staan en welke heus een 6 mogen blijven. Daar heb ik niets op tegen.
Aandacht
Maar een aanpak zoals hierboven beschreven heeft, zoals elke mentorale begeleiding, voldoende aandacht nodig. En aandacht kost tijd. En tijd kost geld. Dat laatste is natuurlijk vrij zelden aanwezig in het onderwijs, of in elk geval te vaak waar het niet moet zijn; het bekostigen van aandacht. Elke leerling, op elk niveau heeft recht op een mentor die hem (haar) minimaal twee keer per maand in de ogen kijkt en zegt: "Ik geloof in jou." Natuurlijk. Leerlingen willen heus meer vrijheden krijgen, toch de hoogste vorm van erkenning volgens mij. Maar daar moet je ze in begeleiden.
Aandacht vergt ook de drie ouderwetse r'en rust, reinheid en regelmaat. Op scholen die hiervoor te weinig aandacht hebben zal uiteindelijk geen enkele leerling naar vermogen kunnen presteren. En geloof me, elke leerling die onder zijn vermogen presteert voelt dit. Elke leerling voelt dit vooral als een teleurstelling, naar zichzelf toe en naar ouders toe. Oh, en dan zwijg ik nog over peer pressure.
Ik vind het heel erg leuk dat Rosenmöller ook weer terloops de term ICT laat vallen, maar aandacht blijft toch de kern van elk leraarschap. Goddank hebben we daar allerlei social media voor die ons daarbij kan helpen, maar niks gaat er toch uiteindelijk boven de fysieke ontmoeting volgens kenners. En ik zie ook geen betere reden om überhaupt dit mooie werk te willen doen.
Excellent onderwijs
De laatste staatssecretarissen van Onderwijs hebben hun mond vaak vol van excellent onderwijs en daarbij lijken zij alleen oog te hebben voor de allerbeste leerlingen van de school. Veel van die scholieren halen ook ondanks hun leraren met succes hun diploma, waarbij zij dikwijls ook nog heel goed kunnen sporten, koningin van het schoolbal worden en schitterend zingen tijdens een muziekavond. Zonder de indruk te wekken dat je niet elke dag ongelofelijk blij moet zijn met zulke leerlingen, wil ik dat beeld van excellent onderwijs graag aanvechten. In mijn beleving is juist excellent onderwijs het onderwijs dat - bij wijze van humanere term - slechte en middelmatige leerlingen weet te verheffen.
Hoe gaaf is het dat je die ene verlegen 5 havo-knaap zo goed weet voor te bereiden op de presentatie van zijn profielwerkstuk dat hij in aanmerking komt voor de PWS-prijs? En als hij op de finaleavond zijn presentatie nogmaals houdt zelfs zijn moeder verbaast: "Is dat mijn zoon?" Dat lijkt mij uitermate de vrucht van excellent onderwijs. Of van dat timide Egyptische meisje dat, na intensieve begeleiding, zelfs een aanmoedigingsprijs krijgt voor een geschiedeniswerkstuk. En dat haar vader welhaast de volledige dagoplage van de regionale krant waarin zij daarmee staat opkoopt en naar hun familie in zijn geboorteland stuurt. Juist deze leerlingen, die met aandacht zijn begeleid, kun je naar een veel hoger plan brengen en dat zónder ze een examen te laten maken op een lager niveau.
Met andere woorden, ik vind deze discussie enórm interessant, maar ik zou graag nog eens willen praten over hoe onderpresteerders niet toch in zijn geheel op het hoogste niveau kunnen slagen, hoe aandacht weer leidend is in het onderwijs (en niet werkdruk) en hoe we excellent onderwijs definiëren - als we die term toch al moeten gebruiken.
P.S. Helaas ben ik vandaag niet bij de conferentie, want ik heb vandaag volop aandacht voor mijn Promotiebeurs voor leraren. Maar dat is een ander verhaal. Ik heb dan wellicht ook niet alles nuances meegekregen van Rosenmöllers verhandeling.
maandag 19 januari 2015
Wie deelt moet niet mokken
Alle mensen die nog altijd veel te veel persoonlijke informatie delen via social media als Facebook, Flickr, of Google+ opgelet: het zou zomaar kunnen dat je foto's van jezelf of - erger nog! - van je kinderen gaat terug vinden op spullen die voor iedereen te koop zijn. Met zo'n ludieke actie wil Iedereenspion.nl jou en iedereen bewust maken van je gedrag op internet. Vanaf vandaag.
Op Facebook heb ik de laatste weken van december geregeld allerlei mensen zien posten dat zij per januari zouden stoppen met hun account. Reden: de sociale website heeft nieuwe privacy-regels aangekondigd die het Facebook mogelijk maakt om informatie te analyseren of zelfs met derden te delen. Toch zie ik opvallend weinig van deze mensen de daad bij het woord voegen.
En ja, nog altijd schrik ik van de ouders die samen elke dag weer enorme hoeveelheden foto's publiceren van hun opgroeiende nageslacht. Je zou die kinderen maar mediawijs willen hebben over een aantal jaar... dat gaat je niet meevallen als ze al uit en te na zijn te vinden op internet. - Ik blijf me er zorgen over maken! - Misschien dat de campagne "Iedereen spion" hier eindelijk wat verandering in kan aanbrengen. Een leuk en goed initiatief vind ik het alleszins wel, van medialab SETUP uit Utrecht. Het tofste vind ik hun actie om mokken te verkopen met daarop foto's die via Flickr zijn te vinden. Gebruikers die beelden van hun kroost hebben geüpload, gaan daar immers akkoord met de voorwaarde dat deze foto's daarmee ook openbaar zijn te delen. De discussie over de morele achtergronden daargelaten; als waarschuwing vind ik de actie superstrak.
Of we iets te vrezen hebben van social media? En docenten in het bijzonder? Ik blijf zeggen van niet. Tenzij je malle, stuitende beelden van jezelf vrijgeeft of - en vooral - als je beelden van je kinderen online zet. Of als je via via een fraaie mok wil bestellen.
_____
Met dank aan Marina Polderman, die me wees op dit uitstekende verslag.
Op Facebook heb ik de laatste weken van december geregeld allerlei mensen zien posten dat zij per januari zouden stoppen met hun account. Reden: de sociale website heeft nieuwe privacy-regels aangekondigd die het Facebook mogelijk maakt om informatie te analyseren of zelfs met derden te delen. Toch zie ik opvallend weinig van deze mensen de daad bij het woord voegen.
En ja, nog altijd schrik ik van de ouders die samen elke dag weer enorme hoeveelheden foto's publiceren van hun opgroeiende nageslacht. Je zou die kinderen maar mediawijs willen hebben over een aantal jaar... dat gaat je niet meevallen als ze al uit en te na zijn te vinden op internet. - Ik blijf me er zorgen over maken! - Misschien dat de campagne "Iedereen spion" hier eindelijk wat verandering in kan aanbrengen. Een leuk en goed initiatief vind ik het alleszins wel, van medialab SETUP uit Utrecht. Het tofste vind ik hun actie om mokken te verkopen met daarop foto's die via Flickr zijn te vinden. Gebruikers die beelden van hun kroost hebben geüpload, gaan daar immers akkoord met de voorwaarde dat deze foto's daarmee ook openbaar zijn te delen. De discussie over de morele achtergronden daargelaten; als waarschuwing vind ik de actie superstrak.
Of we iets te vrezen hebben van social media? En docenten in het bijzonder? Ik blijf zeggen van niet. Tenzij je malle, stuitende beelden van jezelf vrijgeeft of - en vooral - als je beelden van je kinderen online zet. Of als je via via een fraaie mok wil bestellen.
_____
Met dank aan Marina Polderman, die me wees op dit uitstekende verslag.
zondag 21 september 2014
Tradities bestuderen stimuleert vooruitgang
Vlak voor het einde van de zomervakantie, verbaast TV Gelderland met een opmerkelijke reportage over een traditie te Gendt. In beeld komt een grote groep mannen met een boomtak in de hand. Zij lopen achter elkaar in een optocht. Op zichzelf is het al opmerkelijk dat een tamelijk grote groep volgroeide mannen zich al zwaaiend met takken in processievorm begeeft in het openbare verkeer. Het meest opmerkelijke is dat niemand in de optocht nog weet waarom deze überhaupt plaatsvindt. "Het is gewoon traditie," is het antwoord. Voor hoe wij omgaan met veel tradities is de Gendtse met-boomtakken-zwaaien-feest exemplarisch, vrees ik. Mijns inziens getuigt het van enige domheid om aan tradities deel te nemen waarvan je de achtergrond niet kent.
Als tradities de vooruitgang remmen, is het de moeite waard om deze bij te stellen. Dat hoeft meestal niet rigoureus te gebeuren, alleen als een traditie indruist tegen veranderde waarden. Zo wordt inmiddels het slaan van kinderen door leerkrachten, ganzentrekken op de kermis of het publiekelijk radbraken van misdadigers als iets van andere tijden beschouwd. Discussies over vuurwerk of Zwarte Piet lopen tegelijkertijd onmiddellijk vast omdat een grote groep mensen hardnekkig weigert te luisteren. Op zijn minst is het de moeite waard om tradities te bestuderen.
Volgens mij vinden veel Gendtse mensen het interessant als een gestudeerd iemand eens het verband gaat zoeken tussen Sint Sebastiaan (de beschermheilige van de plaatselijke schutterij), die ooit stierf aan een boom en het gebeuren met takken. - Tenminste, op het oog ligt daar volgens mij een verband. - Zo'n studie geeft diepgang en betekenis aan de traditie. Waarschijnlijk blijft deze dan ook bestaan, want op zichzelf is er weinig fouts te ontdekken aan dit gebeuren - tenzij men een liefhebber van bomen is. Het bestuderen van deze traditie betekent dus tegelijkertijd een vooruitgang.
In zijn uitstekend beargumenteerde opiniestuk van een tijdje geleden gaat Max Westerman nog een stap verder: hij geeft critici op tradities eigenlijk vrijwel altijd gelijk. Zover zou ik niet willen gaan. De reden dat bijvoorbeeld literatuurhistorici - zoals ik - hun werk zo graag doen ligt hem niet in het feit dat zij graag gelijk krijgen. Eerder denk ik dat zij, wij, zo af en toe hopen een piepkleine bijdrage te leveren aan de vooruitgang in het algemeen door bewustwording van een stukje verleden. Aan elke discussie lijkt mij dit vooralsnog een betere bijdrage dan het bij wet remmen van vooruitgang, of schelden, of zelfs bedreigen.
Afijn, omdat tradities nogal eens de neiging hebben om vooruitgang te remmen, is het de moeite waard om deze te bestuderen. Gelijk hoef je niemand te geven, maar luisteren lijkt mij in elke discussie een voorwaarde. Die domheid om kritiekloos mee te doen aan tradities is niet per se geneeslijk door iedereen die deze bestudeerd voetstoots gelijk te geven. Echter, het uit de weg gaan van de discussie door om je heen te slaan als een klein kind leidt helemaal niet tot vreugde.
Van een grote domheid getuigt natuurlijk wel het wetsvoorstel van Geert Wilders omtrent Zwarte Piet. Deze wet dient geen enkel nut en bovendien rammelt, zoals vaker bij de PVV, de argumentatie. Evenmin dient het geen enkel nut dat de Hema onmiddellijk diametraal aan de andere kant lijkt te gaan staan. Er zijn allerlei kinderen die zich er nu al op verheugen een zwartepietendiploma bij elkaar te klimmen, klauteren en gymmen als de belangrijkste stoomboot van het jaar weer is gearriveerd en ik geloof (beargumenteerd, dat wel) dat kinderen niet racistisch worden geboren.
Mijns inziens is het nog steeds verstandig om Zwarte Piet geleidelijk te emanciperen, hoort vuurwerk thuis in bekwame en nog complete handen en mogen ook nieuwere tradities zoals Bevrijdingsdag niet zomaar verloren gaan. Soms tegen beter weten werk ik in onderwijs en wetenschap omdat ik wil blijven geloven dat domheid geneeslijk is. Geen enkele criticus zit te wachten op niet ter zake doend commentaar ("Rot op naar je eigen land", was bij mij nog een van de leuke) of op een tamelijk grote groep volwassen mannen die hem achtervolgt, gewapend met takken. Het bestuderen én bediscussiëren van welke traditie dan ook lijkt mij een goede bestrijding van domheid.
Als tradities de vooruitgang remmen, is het de moeite waard om deze bij te stellen. Dat hoeft meestal niet rigoureus te gebeuren, alleen als een traditie indruist tegen veranderde waarden. Zo wordt inmiddels het slaan van kinderen door leerkrachten, ganzentrekken op de kermis of het publiekelijk radbraken van misdadigers als iets van andere tijden beschouwd. Discussies over vuurwerk of Zwarte Piet lopen tegelijkertijd onmiddellijk vast omdat een grote groep mensen hardnekkig weigert te luisteren. Op zijn minst is het de moeite waard om tradities te bestuderen.
Volgens mij vinden veel Gendtse mensen het interessant als een gestudeerd iemand eens het verband gaat zoeken tussen Sint Sebastiaan (de beschermheilige van de plaatselijke schutterij), die ooit stierf aan een boom en het gebeuren met takken. - Tenminste, op het oog ligt daar volgens mij een verband. - Zo'n studie geeft diepgang en betekenis aan de traditie. Waarschijnlijk blijft deze dan ook bestaan, want op zichzelf is er weinig fouts te ontdekken aan dit gebeuren - tenzij men een liefhebber van bomen is. Het bestuderen van deze traditie betekent dus tegelijkertijd een vooruitgang.
In zijn uitstekend beargumenteerde opiniestuk van een tijdje geleden gaat Max Westerman nog een stap verder: hij geeft critici op tradities eigenlijk vrijwel altijd gelijk. Zover zou ik niet willen gaan. De reden dat bijvoorbeeld literatuurhistorici - zoals ik - hun werk zo graag doen ligt hem niet in het feit dat zij graag gelijk krijgen. Eerder denk ik dat zij, wij, zo af en toe hopen een piepkleine bijdrage te leveren aan de vooruitgang in het algemeen door bewustwording van een stukje verleden. Aan elke discussie lijkt mij dit vooralsnog een betere bijdrage dan het bij wet remmen van vooruitgang, of schelden, of zelfs bedreigen.
Afijn, omdat tradities nogal eens de neiging hebben om vooruitgang te remmen, is het de moeite waard om deze te bestuderen. Gelijk hoef je niemand te geven, maar luisteren lijkt mij in elke discussie een voorwaarde. Die domheid om kritiekloos mee te doen aan tradities is niet per se geneeslijk door iedereen die deze bestudeerd voetstoots gelijk te geven. Echter, het uit de weg gaan van de discussie door om je heen te slaan als een klein kind leidt helemaal niet tot vreugde.
Van een grote domheid getuigt natuurlijk wel het wetsvoorstel van Geert Wilders omtrent Zwarte Piet. Deze wet dient geen enkel nut en bovendien rammelt, zoals vaker bij de PVV, de argumentatie. Evenmin dient het geen enkel nut dat de Hema onmiddellijk diametraal aan de andere kant lijkt te gaan staan. Er zijn allerlei kinderen die zich er nu al op verheugen een zwartepietendiploma bij elkaar te klimmen, klauteren en gymmen als de belangrijkste stoomboot van het jaar weer is gearriveerd en ik geloof (beargumenteerd, dat wel) dat kinderen niet racistisch worden geboren.
Mijns inziens is het nog steeds verstandig om Zwarte Piet geleidelijk te emanciperen, hoort vuurwerk thuis in bekwame en nog complete handen en mogen ook nieuwere tradities zoals Bevrijdingsdag niet zomaar verloren gaan. Soms tegen beter weten werk ik in onderwijs en wetenschap omdat ik wil blijven geloven dat domheid geneeslijk is. Geen enkele criticus zit te wachten op niet ter zake doend commentaar ("Rot op naar je eigen land", was bij mij nog een van de leuke) of op een tamelijk grote groep volwassen mannen die hem achtervolgt, gewapend met takken. Het bestuderen én bediscussiëren van welke traditie dan ook lijkt mij een goede bestrijding van domheid.
dinsdag 8 juli 2014
Oefenexamen vwo nieuwe stijl in InfuseLearning
Dit bericht is voor mijn collega's neerlandici die in het volgend schooljaar gaan lesgeven aan 6 vwo. Ik heb wat zitten knutselen in InfuseLearning. Zo kan ik met mijn nieuwe examenleerlingen het CSE Nederlands nieuwe stijl oefenen, zoals ik dat nu al doe met Socrative.
Deze huisnijverheid heb ik dus nog niet beproefd, in tegenstelling tot wat ik doe met Socrative. Ik kan mij ook levendig indenken dat ik beide omgevingen naast elkaar ga gebruiken. Dat laatste tenminste als InfuseLearning mij bevalt. Wordt vervolgd - en ik hoor graag eenieders ervaringen.
Bij dezen de URLs. Ik neem aan dat je bij InfuseLearning een eigen account moet maken voordat je er wat aan hebt. Maar ik zie een hoop mogelijkheden binnen deze omgeving en dat hij werkt heb ik al getest met enkele vriendelijke 4v'ers.
De bekende boekjes met examenteksten en -opgaven staan hier.
Het meest opvallende aan dit examen is de focus op het argumentatieschema (zie afbeelding hieronder) in tekst 4 en de verkorte, open samenvatting. Of het precies toetst wat we allemaal willen toetsen valt nog te bezien, maar een stapje in de goede richting vind ik het wel. Die goede richting vind ik overigens nog steeds liggen in een tekstrijk examen waarin zowel het SE literatuur als taalkunde netjes wordt afgesloten.
Deze huisnijverheid heb ik dus nog niet beproefd, in tegenstelling tot wat ik doe met Socrative. Ik kan mij ook levendig indenken dat ik beide omgevingen naast elkaar ga gebruiken. Dat laatste tenminste als InfuseLearning mij bevalt. Wordt vervolgd - en ik hoor graag eenieders ervaringen.
Bij dezen de URLs. Ik neem aan dat je bij InfuseLearning een eigen account moet maken voordat je er wat aan hebt. Maar ik zie een hoop mogelijkheden binnen deze omgeving en dat hij werkt heb ik al getest met enkele vriendelijke 4v'ers.
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 1 - Grenzeloze literatuur
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 2 - De heilloze weg van het CPB
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 3 - Breinmythes
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 4 - Stemmen voor de Tweede Kamer
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 2 - De heilloze weg van het CPB
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 3 - Breinmythes
Voorbeeldexamen vwo: Tekst 4 - Stemmen voor de Tweede Kamer
De bekende boekjes met examenteksten en -opgaven staan hier.
Het meest opvallende aan dit examen is de focus op het argumentatieschema (zie afbeelding hieronder) in tekst 4 en de verkorte, open samenvatting. Of het precies toetst wat we allemaal willen toetsen valt nog te bezien, maar een stapje in de goede richting vind ik het wel. Die goede richting vind ik overigens nog steeds liggen in een tekstrijk examen waarin zowel het SE literatuur als taalkunde netjes wordt afgesloten.

zondag 23 februari 2014
Mediawijze ouder over een decennium
Mijns inziens begeven buitengewoon veel mensen zich op Facebook zonder goed te doordenken wat ze daar allemaal publiceren. Dat is hun goed recht en daar wil ik ook niet aankomen. Wel wil ik er een beetje aan gaan rammelen als het gaat om mensen die jonge kinderen hebben. Ik heb het al eens eerder gezegd en ik erger me er op allerlei momenten aan: volgens mij is het buitengewoon onverstandig om foto's van je kinderen zomaar op internet te zetten.
Kinderen worden al op zeer jonge leeftijd geconfronteerd met mediawijsheidsonderwijs (is dat een woord?). Gaande hun basisschoolopleiding zijn er allerlei projecten waarin kinderen worden gewezen op de gevaren van social media. Mensen als de zeer ter zake kundige Thewata Muller trekken het aandachtsveld voor de opvoeder nog breder, want zij heeft ook veel oog voor allerlei games die kinderen online doen. Kortom, voor de opvoeder is er nog veel terrein om voorzichtig op te opereren samen met onze kinderen.
Om mij heen zie ik buitengewoon veel jonge ouders die - terecht! - heel trots zijn op hun kinderen. Via Facebook delen zij dikwijls foto's met de wereld en op die manier kun je de hele jeugd van hun kroost nauwkeurig volgen. Dat betekent dus ook die die jeugd goed gedocumenteerd op het web staat opgeslagen. En wat op internet staat, krijg je er niet zomaar meer af. Bovendien is het delen van leuk materiaal in één klikje geregeld.
Zoals gezegd, ook ik pak te pas en te onpas mijn smartphone uit mijn zak om weer een plaatje te schieten van mijn dochter, een prachtige kleuter. Haar jeugd is nu al zo veel beter vastgelegd dan die van mij. Maar ik zet ze niet zomaar op internet. Bovendien, zoals gezegd bedenk ik me ook hoeveel moeite ik zou moeten doen om soortgelijke foto's van mijzelf op het web te slingeren (zo die er zijn).
Ik wil niet belerend gaan doen, want ik gun iedereen zijn pleziertje; ook de 'like-aholics'. Maar dit onderwerp gaat me écht, écht aan het hart. Ook ik ben een trotse vader en alleen al vandaag heb ik weer een paar leuke foto's gemaakt van mijn dochter die me heus een paar fijne likes hadden opgeleverd. Maar ik bedwing me. Het lijkt me vervelend als ik mijn dochter op haar tiende (ofzo) voorhoud dat ze niet zomaar elke foto online moet plaatsen en dat zij me erop wijst dat ze al tientallen keren op het web staat.
Kinderen worden al op zeer jonge leeftijd geconfronteerd met mediawijsheidsonderwijs (is dat een woord?). Gaande hun basisschoolopleiding zijn er allerlei projecten waarin kinderen worden gewezen op de gevaren van social media. Mensen als de zeer ter zake kundige Thewata Muller trekken het aandachtsveld voor de opvoeder nog breder, want zij heeft ook veel oog voor allerlei games die kinderen online doen. Kortom, voor de opvoeder is er nog veel terrein om voorzichtig op te opereren samen met onze kinderen.
Om mij heen zie ik buitengewoon veel jonge ouders die - terecht! - heel trots zijn op hun kinderen. Via Facebook delen zij dikwijls foto's met de wereld en op die manier kun je de hele jeugd van hun kroost nauwkeurig volgen. Dat betekent dus ook die die jeugd goed gedocumenteerd op het web staat opgeslagen. En wat op internet staat, krijg je er niet zomaar meer af. Bovendien is het delen van leuk materiaal in één klikje geregeld.
Zoals gezegd, ook ik pak te pas en te onpas mijn smartphone uit mijn zak om weer een plaatje te schieten van mijn dochter, een prachtige kleuter. Haar jeugd is nu al zo veel beter vastgelegd dan die van mij. Maar ik zet ze niet zomaar op internet. Bovendien, zoals gezegd bedenk ik me ook hoeveel moeite ik zou moeten doen om soortgelijke foto's van mijzelf op het web te slingeren (zo die er zijn).
Ik wil niet belerend gaan doen, want ik gun iedereen zijn pleziertje; ook de 'like-aholics'. Maar dit onderwerp gaat me écht, écht aan het hart. Ook ik ben een trotse vader en alleen al vandaag heb ik weer een paar leuke foto's gemaakt van mijn dochter die me heus een paar fijne likes hadden opgeleverd. Maar ik bedwing me. Het lijkt me vervelend als ik mijn dochter op haar tiende (ofzo) voorhoud dat ze niet zomaar elke foto online moet plaatsen en dat zij me erop wijst dat ze al tientallen keren op het web staat.
maandag 17 februari 2014
Schieten, genieten en de literaire mindmap

In zo'n heerlijk pedagogisch groepsgesprek is naar voren gekomen dat verreweg de meeste jongens (en een paar meisjes) James Bond wel tof vinden. Nu ben ik een groot liefhebber van James Bond en van de werken van Ian Fleming, dus ik heb verteld hoe de film-Bond verschilt van de boeken-Bond. Daaruit vloeide voort dat ik het eerste hoofdstuk van de roman Casino Royale heb voorgelezen. (Voor de kenners: dat hoofdstuk waarin Fleming zijn personage introduceert als een beheerste, wrede en welhaast paranoïde man.) Dat fragment bleek naar meer te smaken.
Daarna heb ik de leerlingen laten werken aan een mindmap over het gelezene. (Bond-muziek op de achtergrond.) Wat een mindmap is, heb ik natuurlijk wel even uitgelegd. Elke leerling heeft er een voor zichzelf gemaakt, maar er is wel gewerkt in groepjes om de collectieve intelligentie aan te boren. Van de zeven hoofdlijnen die Koek noemt, heb ik er vier gekozen: plot, personages, tijd en ruimte. Anders vond ik het te moeilijk om te beginnen; een volgende keer plak ik er wel een lijn bij.
Wat er daarna is gebeurd, is vooral de reden waarom ik dit alles wil delen: volgens mij heb ik wel twintig subdoelen geraakt die ik helemaal niet heb kunnen bevroeden van te voren. Fleming is een schrijver van details en elk detail is gewikt en gewogen. De leerlingen hebben uitgezocht hoe het Checkpoint Charlie er uitzag voor de komst van de Berlijnse Muur, hoe dat specifieke type sluipschuttersgeweer van Bond eruit zag, hoe het zat met contraspionage en ik weet niet wat allemaal meer. Mijn digibord en hun smartphones en laptopjes hebben rood gegloeid van alle inspanningen. Het was echt genieten.
De resultaten mochten er zijn: zelfs de grootste onderpresteerders hebben hard gewerkt. Mooie, gedetailleerde tekeningen van personages, plattegronden en zelfs wapens (tja...) zijn voorbij gekomen. Tot op vrij hoog niveau zijn plot, personages, ruimte en tijd uiteen gerafeld. Het nakijken is dus ook buitengewoon prettig geweest. Wel hebben veel leerlingen tijd uitgelegd als tijdsbeeld, maar dat heb ik niet erg gevonden. Integendeel, juist weer veel kleine zaken zijn opgevallen, variërend van telegrammen tot omgangsvormen die als niet meer van deze tijd zijn geïdentificeerd door de leerlingen. Leuk!
Kortom, als je met je leerlingen hebt uitgemaakt waar te starten met lezen voor gevorderden, aarzel dan niet om de literaire mindmap van Martijn Koek in te zetten voor de verwerking. Het daagt de leerlingen uit om over elk detail na te denken van hetgeen er is gelezen, het nodigt uit tot samenwerken en het visualiseert en ordent wat er in al die koppies omgaat. Nu gaan de meisjes eens het uitgangspunt vormen voor de keuze van het volgende leeswerk.
Abonneren op:
Posts (Atom)