"Vwo-examen Nederlands niet leuk en niet nuttig", kopt het op de website van Onze Taal. Als je zoiets leest, dan ben je toch even benieuwd, als neerlandicus. Dat deze bewering voor rekening van Onze Taal komt, zie je onmiddellijk als je doorklikt naar het artikel van Bas Jongelen dat hier blijkt te worden aangehaald: het is Jongelen te doen om de samenvattingsopdracht. Volgens hem was het eindexamen Nederlands in zijn tijd nog min of meer het echte werk, terwijl hij de samenvattingsopdracht van nu "een kunstje" noemt. Ik ben het niet met hem eens.
Toegegeven, ik ben niet gelukkig met de opdracht om geleid samen te vatten. De reden is echter inhoudelijk: dikwijls wordt er bij het CITO - op subpuntenniveau - een inhoudelijke keuze gemaakt die ik niet helemaal volg als ik op eigen kracht het examen maak. Dat betekent dat het voor leerlingen schier onmogelijk wordt om het totale aantal scorepunten te behalen.
De geleide samenvatting is in deze vorm gegroeid, omdat voorgaande vormen moeilijker waren om geobjectiveerd te corrigeren. Om die reden bestaat de tekstverklaring vooraf ook voornamelijk uit multiplechoicevragen. Door het aanbrengen van een aantal criteria waaraan een samenvatting moet voldoen, is de uiteindelijke tekst van de leerling in een aantal stukken te verdelen die weer op zichzelf nagekeken kunnen worden. Dat is de reden waarom het CITO ooit aan deze vorm van samenvatten is begonnen.
Als je goed naar de inhoud van zo'n opdracht kijkt, dan zie je dat een leerling nog steeds moet uitvinden welke zaken er allemaal in zijn eigen tekst moeten zitten. Sommige punten bestaan uit twee of meer subpunten en met alleen het opschrijven van kernzinnen haal je nog niet eens een derde van de totale score. Bovendien krijg je vrijwel nooit punten als je de tekst achter de structuurduiders alleen al hebt overgepend. Een kunstje is deze opdracht zeker niet, maar gelukkig is het ook allerminst. Maar als iemand mij een betere vorm van examineren kan leveren, dan hoor ik die graag.
Dat een tekst niet leuk is, dat zie ik ook. Volgens mij is dat een vuistregel bij het CITO: nooit een leuke tekst in een examen stoppen. Teksten bij Nederlands gaan al jaren over zaken waarmee leerlingen zich ten gunstigste tien jaar later gaan bezighouden, maar deze teksten zijn gelukkig nog niet zo oubollig als die van het examen Frans. Die teksten vind ik altijd nog erger.
Ik stel mij ook zo'n situatie voor bij het CITO. Dat er 's ochtends zo'n werknemer juichend binnenkomt met een tekst uit de Elsevier of een dergelijke bron:
- "Jongens, nou heb ik toch een leuke tekst!"
- "Doe maar gauw weg. Daar gaan we niets mee doen. Vergeet het maar."
Jongenelen beweert in zijn stuk bovendien iets dat mij tegen de borst stuit: poëzieonderwijs zou volgens hem alleen maar zijn voor de mooiigheid; nuttig zou het niet zijn. Volgens mij is juist het tegendeel het geval. Totdat de mensheid in staat is om op telepatische wijze met elkaar te communiceren - en je mag je ernstig afvragen of dit ooit het geval zal zijn - zullen we behept zijn met taal, een primitievere vorm van communicatie. De meeste taaluitingen zijn mededelingen, vragen en anderszins zakelijke boodschappen. Het is ook belangrijk als mensen proberen om een niveau hoger te gaan zitten door gevoel te willen omzetten in taal door middel van poëzie of om het even welke andere vorm van kunst. Jonge mensen op dit verschijnsel en op de basale technieken wijzen vind ik een groot goed.
Elk jaar heb ik wel weer een paar van die knapen wiens enige poëtische kennis zich uitstrekt tot hetgeen tijdens pakjesavond plaatsvindt of bij wie het enige bekende rijmgoed het refrein van het clublied van N.E.C. is. Ik vind het fijn dat ik het repetoire van kan verbreden en kan verdiepen. Daarnaast: als ik een gedicht met leerlingen analyseer op het digibord, laat ik met allerlei kleuren zien wat de dichter allemaal in zo'n tekst heeft gestopt. Als ik dan vraag of de leerlingen de dichter in kwestie een vakman (-vrouw) vinden, dan gaan toch altijd haast alle vingers omhoog, los van de smaak. Kennis van literatuur en van poëzie blijf ik van eminent belang vinden, mensen die mij kennen weten dat ik dit al vaak genoeg heb gezegd.
Het gezeur over taalvaardigheid van jongeren van nu is niet van de lucht, ook niet in de commentaren op het weblog van Jongenelen. De analyse voor dit probleem is moeilijk, bestrijkt meerdere onderdelen en jaren en ook een oplossing is meerledig. In elk geval weet ik zeker dat het niet goed is dat een vwo-leerling in de bovenbouw maar twee lesuren effectief Nederlands heeft. (Daar moet je nog een derde uur aan toevoegen dat wordt besteed aan keuzewerktijd of een andere vrucht van de Tweede Fase.) volgens mij is er geen land in de wereld dat zo weinig moedertaalonderwijs geeft aan de hoogste intellectuele opleiding. Graag had ik eens de tijd en rust om eens met mijn leerlingen uitgebreid het schrijven van een fatsoenlijke tekst of het lezen van een mooi stuk proza te behandelen. Nu is Nederlands voor veel leerlingen het sluitstuk op de begroting; alle andere vakken lijken belangrijker. Langetermijndoelen, zoals goed kunnen samenvatten, is iets dat je leert door veel te oefenen en die tijd alleen al hiervoor is er veel te vaak veel te weinig.
Gevoelens onder woorden brengen is goud. Maar het is meer dan zilver als je goed kan omgaan met welke tekst dan ook. Totdat er wat beters wordt bedacht om te examineren voor het mooie vak Nederlands is de combinatie tekstverklaren en samenvatten de beste optie, niet eens de minst slechte. Gezien alle reacties op onderaan het stuk van Jongenelen durf ik deze bewering gerust te doen; verreweg de meeste gaan slechts over een aspect van Jongelens tekst en niet over het geheel. - En dan zwijg ik over het taalgebruik hier en daar. - Bovendien: ook bij het genootschap Onze Taal zou het samenvatten van iemands artikel in één zin nog even geoefend moeten worden, in dit geval.
Over game-based storytelling, teambuilding, persoonlijkleiderschap, blended learning en andere vehikels voor het vergroten van vertrouwen.
dinsdag 15 mei 2012
vrijdag 4 mei 2012
Google Drive scoort in cloudbattle met Dropbox en Skydrive
In het woord systeembeheer zitten twee elementen: systeem en beheer. Dat betekent dat iemand die te maken heeft met veel informatie deze dus het beste goed georganiseerd kan opbergen en dat er regelmatig onderhoud gepleegd dient te worden. Omdat verreweg de meeste informatie die we genereren en verwerken digitaal is, kun je mijns inziens het beste veel gebruik maken van online opslagmogelijkheden. Op die manier kun je altijd bij je spulletjes en dat is handig: mensen vragen je wel eens wat. Er zijn nogal wat opties om je informatie op te slaan in "de cloud" en ze hebben allemaal hun voors en tegens.
Deze week heeft Google in mijn ogen een belangrijke score geboekt in de zogenaamde "cloudbattle", de strijd tussen de grote partijen op het gebied van het online opslaan van documenten en andere bestanden. Omdat ik geen Apple-gebruiker ben, betekent dit dat voor mij de belangrijkste drie aanbieders de volgende zijn: Google Docs - nu dus Drive -, Microsoft met de Skydrive en Dropbox. Hoewel ik mensen ken die zweren bij een van de drie producten, ben ik er nog niet helemaal uit welke de handigste is. Wel merk ik dat ik de Skydrive veel gebruik. Maar waarom eigenlijk?
Een paar jaar geleden ben ik helemaal omgegaan naar Google. In mijn Gmail komen al mijn mailadressen geordend binnen (geloof me, je hebt er zo een aantal, als je op verschillende plekken werkt, onderzoekt of je diensten aanbiedt), ik had al een Youtube-account met eigen materiaal toen Google de zaak overnam, dit Edublog loopt via Blogger en ik heb met veel plezier gebruik gemaakt van Google Docs. Sinds ik een Android-telefoon heb is alles helemaal handig geworden voor me.
Google Docs
Het prettige aan GDocs vond ik meteen de webbased programma's om te tekstverwerken, spreadsheets te maken en andere zaken te doen. Omdat Google de bestanden opsloeg in een eigen formaat, waren de bestanden ook relatief klein ten opzichte van Microsoft Office-bestanden, maar alles was compatibel. Bovendien was de integratie met Gmail altijd perfect. Nadeel vond ik altijd wel dat maar heel weinig mensen in mijn omgeving ook gebruik maakten van GDocs. Dat betekende dat ik nogal vaak zaken naar Word moest converteren en als ik zaken terugkreeg met verbeteringen - met die functie dat er van alles in de kantlijn staat - dan kon ik het zaakje niet meer fatsoenlijk opslaan in GDocs.
Bovendien: presentaties werden altijd erg primitief opgeslagen bij Google. Ik gebruik nooit veel effecten als ik een Powerpointje maak en zelden heb ik meer dan 8 dia's - inclusief begin- en einddia. Eenvoudige zaken als in- en uitfaden waren evenwel niet mogelijk. Daarom greep ik al snel terug naar Powerpoint.
Skydrive
De Skydrive van Microsoft heeft altijd de meeste ruimte geboden: 25 GB, tegen 1GB van GDocs en 1GB van Dropbox. Het gevolg van dit aanbod betekende dat ik alle ter zake doende documenten - op het gebied van onderwijs en wetenschap - die ik de afgelopen 15 jaar heb geproduceerd aldaar heb opgeslagen. Sinds Microsoft eenvoudige webbased Word- en Excel-versies heeft, betrap ik me erop dat ik nogal vaak online zit te werken aan mijn bestanden. Eén nadeel is wel dat Word online geen voetnoten kan maken, waar GDocs dat wel kan. Dit klinkt pietluttig, maar bij het schrijven van een wetenschappelijk artikel is die functie onmisbaar.
Het belangrijkste voordeel van de Skydrive is dat het perfect synchroon loopt met Microsoft Office. Je kunt bestanden ook in de gewone programma's openen en dan kun je natuurlijk alles doen wat je altijd al deed. En boven dit alles is het nu eenmaal zo dat verreweg de meeste wetenschappers en leraren gebruik maken van Word, Excel en Powerpoint. De omgeving dwingt je uiteindelijk toch wel om je bestanden in die programma's te kunnen openen en bewerken.
Dropbox
Dropbox is natuurlijk van begin af aan het meest gebruiksvriendelijk geweest, vanwege het portaal dat je kunt openen op je bureaublad. De functionaliteit is precies hetzelfde als dat van elk mapje in Windows. Dropbox kent geen eigen editor, maar dit is ook niet nodig als je Microsoft Office of Open Office gebruikt. Het medium is precies wat de naam zegt: een grote doos om je spullen in te laten vallen, zij het dan georganiseerd.
De 1GB die je aanvankelijk krijgt, kun je gratis opschroeven naar 8GB, maar dit doe je door zaken met mensen te delen. Als zo iemand zichzelf dan ook aanmeldt bij Dropbox, krijg jij 250 MB cadeau, tot maximaal 8 GB dus. Tip: deel eens wat met een groepje studenten of leerlingen en je zit vrij vlot aan die 8.
Google Drive
Vanwege de - zeg maar - mapjesfunctionaliteit is Dropbox dus verreweg het gemakkelijkste in het gebruik, maar de 8 GB heb je toch snel vol, als je wat fotobestanden uitwisselt. Bovendien is er geen online editor aanwezig en dat is een zeer prettig fenomeen als je even snel wat wil bewerken en weer opslaan. Nu Google Drive diezelfde functionaliteit aanbiedt als Dropbox in combinatie met de webbased tekstverwerker, spreadsheetmaker en aanverwante zaken lijkt het de ideale aanbieder in de cloud.
Skydrive heeft inmiddels ook die functionaliteit. Omdat het grootste deel van de mij bekende onderwijs- en wetenschapswereld werkt met Word en aanverwante artikelen, denk ik dat Skydrive uiteindelijk een beslissende eindscore in de wolken gaat hangen. Dat vind ik als liefhebber van Google-producten erg jammer, maar een mens kan nu eenmaal niet blind zijn voor zijn omgeving.
Deze week heeft Google in mijn ogen een belangrijke score geboekt in de zogenaamde "cloudbattle", de strijd tussen de grote partijen op het gebied van het online opslaan van documenten en andere bestanden. Omdat ik geen Apple-gebruiker ben, betekent dit dat voor mij de belangrijkste drie aanbieders de volgende zijn: Google Docs - nu dus Drive -, Microsoft met de Skydrive en Dropbox. Hoewel ik mensen ken die zweren bij een van de drie producten, ben ik er nog niet helemaal uit welke de handigste is. Wel merk ik dat ik de Skydrive veel gebruik. Maar waarom eigenlijk?
Een paar jaar geleden ben ik helemaal omgegaan naar Google. In mijn Gmail komen al mijn mailadressen geordend binnen (geloof me, je hebt er zo een aantal, als je op verschillende plekken werkt, onderzoekt of je diensten aanbiedt), ik had al een Youtube-account met eigen materiaal toen Google de zaak overnam, dit Edublog loopt via Blogger en ik heb met veel plezier gebruik gemaakt van Google Docs. Sinds ik een Android-telefoon heb is alles helemaal handig geworden voor me.
Google Docs
Het prettige aan GDocs vond ik meteen de webbased programma's om te tekstverwerken, spreadsheets te maken en andere zaken te doen. Omdat Google de bestanden opsloeg in een eigen formaat, waren de bestanden ook relatief klein ten opzichte van Microsoft Office-bestanden, maar alles was compatibel. Bovendien was de integratie met Gmail altijd perfect. Nadeel vond ik altijd wel dat maar heel weinig mensen in mijn omgeving ook gebruik maakten van GDocs. Dat betekende dat ik nogal vaak zaken naar Word moest converteren en als ik zaken terugkreeg met verbeteringen - met die functie dat er van alles in de kantlijn staat - dan kon ik het zaakje niet meer fatsoenlijk opslaan in GDocs.
Bovendien: presentaties werden altijd erg primitief opgeslagen bij Google. Ik gebruik nooit veel effecten als ik een Powerpointje maak en zelden heb ik meer dan 8 dia's - inclusief begin- en einddia. Eenvoudige zaken als in- en uitfaden waren evenwel niet mogelijk. Daarom greep ik al snel terug naar Powerpoint.
Skydrive
De Skydrive van Microsoft heeft altijd de meeste ruimte geboden: 25 GB, tegen 1GB van GDocs en 1GB van Dropbox. Het gevolg van dit aanbod betekende dat ik alle ter zake doende documenten - op het gebied van onderwijs en wetenschap - die ik de afgelopen 15 jaar heb geproduceerd aldaar heb opgeslagen. Sinds Microsoft eenvoudige webbased Word- en Excel-versies heeft, betrap ik me erop dat ik nogal vaak online zit te werken aan mijn bestanden. Eén nadeel is wel dat Word online geen voetnoten kan maken, waar GDocs dat wel kan. Dit klinkt pietluttig, maar bij het schrijven van een wetenschappelijk artikel is die functie onmisbaar.
Het belangrijkste voordeel van de Skydrive is dat het perfect synchroon loopt met Microsoft Office. Je kunt bestanden ook in de gewone programma's openen en dan kun je natuurlijk alles doen wat je altijd al deed. En boven dit alles is het nu eenmaal zo dat verreweg de meeste wetenschappers en leraren gebruik maken van Word, Excel en Powerpoint. De omgeving dwingt je uiteindelijk toch wel om je bestanden in die programma's te kunnen openen en bewerken.
Dropbox
Dropbox is natuurlijk van begin af aan het meest gebruiksvriendelijk geweest, vanwege het portaal dat je kunt openen op je bureaublad. De functionaliteit is precies hetzelfde als dat van elk mapje in Windows. Dropbox kent geen eigen editor, maar dit is ook niet nodig als je Microsoft Office of Open Office gebruikt. Het medium is precies wat de naam zegt: een grote doos om je spullen in te laten vallen, zij het dan georganiseerd.
De 1GB die je aanvankelijk krijgt, kun je gratis opschroeven naar 8GB, maar dit doe je door zaken met mensen te delen. Als zo iemand zichzelf dan ook aanmeldt bij Dropbox, krijg jij 250 MB cadeau, tot maximaal 8 GB dus. Tip: deel eens wat met een groepje studenten of leerlingen en je zit vrij vlot aan die 8.
Google Drive
Vanwege de - zeg maar - mapjesfunctionaliteit is Dropbox dus verreweg het gemakkelijkste in het gebruik, maar de 8 GB heb je toch snel vol, als je wat fotobestanden uitwisselt. Bovendien is er geen online editor aanwezig en dat is een zeer prettig fenomeen als je even snel wat wil bewerken en weer opslaan. Nu Google Drive diezelfde functionaliteit aanbiedt als Dropbox in combinatie met de webbased tekstverwerker, spreadsheetmaker en aanverwante zaken lijkt het de ideale aanbieder in de cloud.
Skydrive heeft inmiddels ook die functionaliteit. Omdat het grootste deel van de mij bekende onderwijs- en wetenschapswereld werkt met Word en aanverwante artikelen, denk ik dat Skydrive uiteindelijk een beslissende eindscore in de wolken gaat hangen. Dat vind ik als liefhebber van Google-producten erg jammer, maar een mens kan nu eenmaal niet blind zijn voor zijn omgeving.