zaterdag 29 oktober 2016

Sinterklaas is natuurlijk ook een twijfelachtige karikatuur!

"Sinterklaas kapoentje, gooi wat in mijn schoentje." Binnenkort wordt dat door heel veel mensen gezongen, waarvan er weer heel veel niet weten dat kapoen de betekenis heeft van "gecastreerde haan". Of die vergelijking nu tot stand is gekomen omdat de auteur allerlei mannelijk gereedschap niet nodig achtte bij een bisschoppelijk celibatair leven is niet meer te achterhalen, evenmin of het hierbij gaat om een rijmwoord op schoentje. Wel geeft het liedje te denken: van de Sint wordt op deze manier een twijfelachtige karikatuur gemaakt.

De vroegste vindplaats van het liedje waarin Sinterklaas wordt uitgemaakt voor een gecastreerde haan is in De Navorscher uit 1851, op bladzijde 361. Daar halen allerlei mensen herinneringen op aan liedjes die men heeft gezongen bij het zetten van de schoen. J.H. van Dale noteert de tekst:

Sint Niklaas, kapoentje! 
Leg wat in mijn schoentje, 
Al wat er niet inne kan, 
Leg dat dan maar achteran , 
Achter an het glaasje 
'k Dankje, Sint Niklaasje !

In elk geval is de H.H. van Dale-versie van Sint Niklaas, kapoentje eerder gebruikt dan in 1851, omdat de man dan put uit een jeugdherinnering. Deze liedtekst is enigszins anders en wat langer dan wat nu wordt gezongen. Hoe het tegenwoordig weerklinkt is het vroegst gepubliceerd door J.J.A.Goeverneur (die van Meester Prikkebeen), ergens rond het laatste kwart van de negentiende eeuw. Anders dan hoe ik de tekst zelf heb geleerd gooit Sinterklaas hier nog niet met spullen en hij wordt getutoyeerd:

Sinterklaas kapoentje
Geef wat in mijn schoentje
Geef wat in mijn laarsje
Dank je, Sinterklaasje. 

Geen vaste vorm
Sinterklaas mag dan een kapoen zijn, een vaste vorm heeft hij in de tijd van Van Dale en Goeverneur nog niet. Zo treedt de Sint in die tijd niet alleen naar buiten in de ons bekende rode bekleding, maar is hij ook gesignaleerd in het geel en in bruin bont. Die laatste uitdossing is goed te zien in Tante Keetje's Prentenboek uit 1854. Daar is Sinterklaas te zien in een outfit die eerder doet denken aan Klaasvaak: een blauwe muts, een bruine baard, een jas van bont met een maillot en puntschoenen eronder.

Een prent uit ongeveer iets na die tijd laat ons bijvoorbeeld weer een gele Sint zien. Deze prent is gedrukt in zwart wit en daarna is er drie keer een sjabloon overgelegd met uitsparingen erin waardoor verf op de prent moest komen: één keer groen, één keer rood en één keer geel. De mijter en de tabberd zijn geel, de kleren onder de tabberd zijn rood. Of hier een vergissing is gemaakt door degene die verantwoordelijk is geweest voor het inkleuren valt niet meer te achterhalen. We constateren hier in elk geval een Sinterklaas in andere kleuren dan het overheersend rood van tegenwoordig.

Dat rode tenue is ook niet iets dat een bisschop gewoonlijk draagt. Ook een rode mijter met daarop een groot, gouden kruis is ongebruikelijk in de Rooms Katholieke Kerk, de organisatie waar bisschoppen oorspronkelijk vandaan komen. Daar draagt de bisschop alleen een mijter als hij functioneert tijdens een mis. Anders draagt hij heel andere kleding. Bovendien is al deze kleding wit.

Bedenkelijke kindervriend
Herkenbaar op de afbeelding van Tante Keetje is wel dat Sinterklaas hier een kind in een zak stopt. Het dreigement dat deze zogeheten kindervriend een ondeugend kind in een zak kan stoppen en van huis en haard mag weghalen heeft in mijn jeugd nog altijd bestaan. Voor een kindervriend heb ik dat altijd bedenkelijk gedrag gevonden. Gewoonlijk leiden ontvoeringszaken waarbij kinderen betrokken zijn tot enige paniek in de media. In diverse Sinterklaas-bundels vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw komen wij het kinderen-in-de-zak-motief tegen.

In de Sint-Nikolaas-vertellingen voor de jeugd van C. van Schaick uit 1849 stopt de heilige ook een kind in een zak. Daar blijft het alleen niet bij in deze uitgave. Eén prent maakt duidelijk wat "wie stout is [krijgt] de roe" eigenlijk betekent. Sint Nicolaas - in rode tabberd - is juist een woonkamer binnen getreden waar een vader, moeder en een zoontje aan tafel hebben gezeten. Blijkens de positie van de stoel heeft de Sint het jongetje plotseling opgetild, wat het knaapje in de hand heeft gehad ligt op de grond. Vervolgens tuigt hij de jongen duchtig af met een stok. Het jochie lijkt te spartelen onder de ferme greep. De moeder lijkt meewarig toe te kijken en de vader schijnt zijn handen te willen aftrekken zijn zoon, alsof hij altijd al heeft gezegd dat hij voor galg en rad zou opgroeien. De roe wordt ferm gegeven aan het kind. De kapoen kan in elk geval nog goed overweg met dát apparaat.

Uit de gedichten en afbeeldingen blijkt dat volwassenen het volkomen normaal vinden dat er een bisschop hun huis kan binnenvallen, om hun kroost te ontvoeren of een pak slaag te geven. Het zijn hier ook allemaal solo-acties van de Sint. Vooralsnog valt er op de aangehaalde prenten geen knecht of helpende vriend waar te nemen.

Tijd voor actie?
Het feit dat Sint Nicolaas nog altijd wordt bezongen als gecastreerde haan en dat hij nu een rood kostuum draagt wijst erop dat de figuur van oudsher wordt bespot. Hij is een twijfelachtige karikatuur. Zou dat komen omdat negentiende-eeuwse gereformeerden niet zomaar een bisschop als held mochten presenteren aan hun kinderen? Zouden zij een spitting image hebben gekozen omdat zij Sinterklaas ooit hebben willen behouden voor hún kinderen?

En: is dit alles reden om een actiegroep op te richten voor bisschoppen die zich beledigd moeten voelen? Er zijn op het moment van schrijven 28 Nederlandse bisschoppen actief. Zouden zij zich achter dranghekken moeten ophouden bij de eerst volgende intocht? Of sowieso boze katholieken? Moeten we Sinterklaas niet laten evolueren tot een daadwerkelijke kindervriend, in carnavaleske kledij, die alleen nog cadeautjes en snoep uitdeelt in plaats van kinderen in zakken te stoppen of te meppen? 

Oh nee. Wacht. Die kindvriendelijke, vrolijke Sinterklaas hebben we tegenwoordig natuurlijk al.

Leuk voor iedereen
Sinterklaas lijkt me bij uitstek een feest waar we heel zuinig op moeten zijn. Sinterklaas is in die traditie veranderd van een Byzantijnse bisschop uit de Oudheid in gestaltes met korte baard, lange baard, bruine baard, witte baard en met bruine, gele, rode en witte kleren aan. Het uiterlijk van de Sint heeft dus nooit echt uitgemaakt en zelfs de achterliggende waarden zijn meegegroeid met hun tijd. En we leven nu en dat is het enige dat uiteindelijk telt. Het is goed dat het Sinterklaas-feest meegroeit met zijn tijd. Net zoals het goed is dat zijn knecht - die ook pas het vroegst te constateren valt rond 1850 in de dan al eeuwenoude traditie - ook enigszins veranderd is en nog altijd verandert. Wij leven - de hemel zij dank - immers niet meer halverwege de negentiende eeuw.

Van oudsher zijn we in Nederland erg goed in samenwerken. Dat vind ik een ongelofelijk belangrijke waarde die wij, volwassenen, onze kinderen kunnen meegeven. Dat alle kinderen welkom zijn, gewoon omdat zij zijn wie ze zijn: kinderen. En dat we dat even allemaal een beetje kunnen zijn, zo aan het einde van het jaar.

Als Sint en Piet symbool kunnen staan voor samenwerken, voor verbinding, en niet voor belachelijk, ongefundeerd geschreeuw over en weer, dan vind ik dat een groot goed. Leve Sinterklaas! Leve Zwarte Piet! We hebben alles in handen om er samen, met alle kinderen en met elkaar, een leuk feest van te blijven maken.

Klik hier voor een klein overzicht van verschillende verschijningen van Sint Nicolaas in het Rijksmuseum.

dinsdag 18 oktober 2016

Langzaam de Bronstijd verlaten met de speelgoedgids

Huilend stond mijn dochter destijds voor me, toen ze BB8 ( zeg maar de Olaf van Star Wars) bij het speelgoed voor jongens aantrof bij de Bart Smit. Natuurlijk heb ik onmiddellijk gezegd dat ze me moest aankijken en dat ze álles in deze winkel mag hebben. Binnen bepaalde budgettaire grenzen althans. Seksegescheiden speelgoed vind ik immers een voortbrengsel van denkpatronen die stammen uit de Bronstijd, daarom mag zij rustig ingewikkelde ruimteschepen bouwen van LEGO of een trui kopen met stormtroopers erop. Desalniettemin lijken we op het oog soms enige progressie te boeken op het vlak van het zogeheten jongens- en meisjesspeelgoed. De samenstellers van de eindejaarlijkse speelgoedcatalogi van Bart Smit en Intertoys (binnenkort één bedrijf) hebben de seksescheiding in elk geval al verwijderd uit de inhoud. Wie beter kijkt ziet dat er een hoop optisch bedrog is, maar laten we hoopvol blijven.


Wie door de speelgoedgidsen bladert ziet echter nog steeds alleen meisjes in prinsessenjurken en jongens in ridderkleren, meisjes met theeserviesjes, jongens met gereedschapskisten en de eeuwige LEGO-dozen die stoere ninja's bevatten voor jongens en pastelkleurige vriendinnenkermissen voor meisjes. Eén keer wordt het patroon doorbroken, ergens in de Bart Smit-gids, waar een meisje een lichtzwaard vasthoudt. Ze zou zowaar mijn dochter kunnen zijn.

Is het erg dat speelgoedfolders stereotypen tonen? Ik vind van wel. Sinds 1990 wordt algemeen aangenomen dat je geslacht niet alleen wordt bepaald door je fysieke kenmerken, maar vooral door de manier waarop je je gedraagt en hoe je je bijvoorbeeld kleedt. Gender is performatief. Dat opent het denkraam naar een praktijk waarin je weliswaar een piemel kunt hebben, maar waarin je je verder niet als een stereotype man hoeft te gedragen: je mag een jurk aan. Onder veel, veel meer. De gevolgen van dit soort denken zijn erg positief voor een samenleving, dunkt me. Twijfelgevallen zijn mogelijk en deze hoeven niet meer laatdunkend te worden becommentarieerd door de omgeving als manwijf of mietje. Je mag gewoon zijn wie je bent. Sterker nog, nu uit de biologie het idee komt overwaaien (februari 2015) dat het idee dat er twee seksen zijn simplistisch is, mag het gedachtegoed uit de Bronstijd definitief worden afgeworpen wat mij betreft.

Ondanks wat sommige schreeuwlelijke populisten je willen laten geloven, wonen we in een van de fijnste landen op aarde hier in Nederland. Je kunt hier je geluk behoorlijk nastreven, overleg is gewoonlijk de basis van een besluit en je kunt trouwen met degene van wie je houdt. Niemand hoeft immers alleen oud te worden, daar zijn de meeste fatsoenlijke mensen het wel over eens. Als een vrouw zich in de openbare ruimte wil begeven in een broek, wordt dit in verreweg de meeste grondgebieden van ons land geaccepteerd. - Regio's daargelaten waar allerlei meisjes zich omkleden in het fietsenhok, omdat zij op hun school geen broek mogen dragen, vanwege denkwijzen uit de Bronstijd. - De vraag rijst waarom speelgoedcatalogi in ons fijne land nog steeds alleen maar stereotypen laten zien.

Eén van de interessante stukken die viral zijn gegaan onder mijn zogeheten vrienden op social media is een blogbericht geweest van Martin Gijzemijter, waarin hij beschrijft welke reacties hij heeft gehad op het feit dat zijn driejarige zoon in een prinsessenjurk rondloopt. Is het erg dat hij rondloopt in een Frozen-jurk? Welnee, zou ik zeggen: "Laat het los, laat het gaan!" Juist kinderen moeten de volledige vrijheid krijgen om hun eigenheid ten volle te ontwikkelen. Zij mogen alles hebben uit de speelgoedgids. Binnen budgettaire grenzen. In die boekwerken is geen jongen te zien in een jurk en - op dat Star Wars-meisje na - geen meisje in een mannelijke superheldenoutfit.

Een buitengewoon voorzichtig hoera is desalniettemin op zijn plek dat de inhoudsopgave in de speelgoedboeken van Bart Smit en Intertoys alvast geen specifieke jongens- en meisjesafdelingen aankondigt. Nu is het echter tijd om de pagina's daarachter onder handen te nemen, als we tenminste een daadwerkelijk vrije keus willen geven aan onze kinderen. Als wij, volwassenen, onze kinderen kunnen meegeven dat we ze nu eens écht erkennen zoals ze zijn, dan zijn we eindelijk weer wat schreden verder verwijderd van de tijden waarin men het smeden van ijzer nog moesten ontdekken.


zaterdag 3 september 2016

Leve de idylle! (Weer wat geleerd.)

Van onze zomerse verblijf in Zwitserland is nu ons bescheiden voorraadje koekjes en drankjes aan het opgaan dat we hadden meegenomen naar huis. Zo is inmiddels de laatste gevulde mini-koek verorberd met de wonderlijke naam "Bärli-Biber" (beertje bever?). De verpakkingen vind ik leuker dan de inhoud. Er staan namelijk allerlei in klederdracht gehulde Appenzeller boertjes op die eindeloos heen en weer schuifelen langs prachtige, Appenzeller Alpenlandschappen, pijpjes rokend of een mens er nooit ellendig van wordt. Het zijn prachtige idylles.

Diezelfde afbeeldingen zijn ook te zien op Appenzeller bier dat Quollfrisch (groeiend fris?) heet en op allerlei andere dingen die we wijselijk hebben laten liggen in de winkels aldaar. Een zoektocht naar de herkomst van deze plaatjes (ik begon met te googelen op "Appenzeller art") heeft me meteen geleerd dat ze zijn geschilderd door Albert Manser. Eindeloos heeft hij boerenmannetjes en - vrouwtjes geschilderd die zich in klederdracht langs prachtige Appenzeller weitjes bewegen door alle jaargetijden heen, met en zonder vee. Het is werkelijk te mooi om waar te zijn. Bovendien leer ik dat het kunst is. Het heet "naïeve kunst" en ik wist niet dat het een echte stroming is. Albert Manser is een belangrijke naam binnen die stroming.

De meester is in 2011 gestorven op 74-jarige leeftijd. Zijn kunst leeft voort in een overzichtswerk en op talloze verpakkingen, frutsels en friemels. En het geeft een beeld waarop je het liefst terug kijkt naar een verblijf in den vreemde. "Of er nooit iets ergs is gebeurd," zei mijn vrouw.




maandag 4 april 2016

Trendrapport Kennisnet tussen trend, hype en toekomstbeeld

Het nieuwe Trendrapport van Kennisnet is uit en dat is altijd reden voor een klein feestje, vind ik. Dat komt omdat ik deze rapporten helder van opzet vind en omdat ze wel degelijk hout hakken voor mensen die op welk niveau van het onderwijs werken. Het rapport van dit jaar stelt dan ook niet teleur. De auteur, Michael van Wetering, levert een fraai onderscheid als hij een verschil maakt tussen wat daadwerkelijk een trend is - dus minimaal bestudeerd moet worden - of hype.

Met Hype Cycles, SWOT-analyses en PDCA-cyclussen legt Van Wetering precies uit welke overwegingen je als organisatie kunt hebben bij het zetten van welke stap dan ook in je organisatie. Daarmee schept hij interessante kaders die uitnodigen tot introspectie en reflectie. De enige kritiek die je mogelijk kunt hebben is waar hij zich waagt aan een toekomstvisie hij zich begeeft op glad ijs. Het is immers maar de vraag of de beschrijving van de dag van Emma, in 2032, er wel degelijk zo gaat uitzien. Van Wetering geeft aan dat hij hier The Diamond Age heeft gelezen van Neal Stephenson met diens nadruk op nanotechnologie, maar als hij iets had gelezen van Asimov had gelezen dan had Emma wellicht een gevecht gehad met een robotjuf. Maar goed, dat is een persoonlijke afwijking van mij, ik ben dol op toekomstvisies, maar intussen weet ik ook dat er vier jaar geleden niet A Space Odyssee is geweest met een gemene supercomputer, dat Back To The Future verleden tijd is en dat er in 2005 geen serieuze aanval op de wereldheerschappij is gedaan door Decepticons.

Volgens het bijgaande plaatje zou de computer van de toekomst thuis enige plaats moeten innemen. Al mijn twijfel bij toekomstvisies zit hierin verborgen, al ben ik dol op scifi.
Maar het boekje is de moeite waard. Ik was mij er met name niet bewust van dat digitale toetsing achter learning analytics aanhobbelt in de hype cycle van Van Wetering. Dat stemt ook tot nadenken, want juist met allerlei reeds bestaande en populaire programma's als Socrative en Kahoot! kun je zelf in de huiskamer op verschillende niveaus al vrij eenvoudig digitaal toetsen, een soort van big data oproepen en deze analyseren. Daar moet je wel een beetje handig voor zijn met Excel, maar het kan wel. Voor Nederlands biedt een programma als TiO meer mogelijkheden op dit gebied dan wellicht wordt benut op de werkvloer.

Ook de nadruk op differentiatie is er een die veel aandacht verdient van welke docent dan ook. Op dit moment zijn er immers verschillende startups bezig met platformen te ontwikkelen om de traditionele lesmethodes aan te bieden in een gepersonaliseerde leeromgeving. De nadruk op persoonlijke leeromgevingen legt Van Wetering goed uit. Ik ben wel heel benieuwd welke grote, gevestigde aanbieders hierin gaan meekomen, zoals het veel gebruikte Magister, die een logge interface combineert met een ELO die welbeschouwd alleen maar een soort prikbord is.

Overigens vind ik de bijlage waarin tablets, Chromebooks en Windows-laptops met elkaar worden vergeleken wat negatief uitpakken voor Chromebooks. Allerlei zaken kloppen heden ten dage echt niet meer over Chromebooks: er zijn heus stevige modellen te krijgen en offline is er nog heel wat mogelijk op die dingen. En er moet veel getypt worden in het onderwijs, daar is nu eenmaal weinig aan te doen. Dat maakt tablets veelal ongeschikt voor dagelijks gebruik en dat had best wat prominenter in de tabel mogen staan.

Hoe dan ook: verplichte kost om te lezen. Mocht je dat door allerlei werkdruk niet doen, de begeleidende website geeft een mooie beschouwing van de inhoud. Werkelijk mooi. Het speelterrein tussen trend en hype is mooi gevonden en helder in beeld gebracht.



woensdag 17 februari 2016

Seksescheiding speelgoed verkondigt gedachtegoed Bronstijd

"Prinsessen en Ninja Turtles," had ze geantwoord. Mijn dochter was toen vijf en ik had haar gevraagd wat ze had gespeeld op school. Wat de Ninja Turtles dan deden, vroeg ik: "Vechten," zei ze. "Om de prinsessen te beschermen." Op mijn vraag of prinsessen ook aan vechten deden keek ze mij niet-begrijpend aan: "Nee, natuurlijk niet." Daar stond ik dan met mijn genderbewust bedoelde opvoeding. Toen mijn dochter pasgeleden Rey uit Star Wars VII wilde zijn, zagen we dat alle Star Wars-spullen bij de Bart Smit en de C&A alleen bij de jongensafdeling te vinden waren. "Dan mag ik het niet," zei ze. Twee alledaagse voorbeelden van treurige mentaliteiten uit de Bronstijd die een dochter en vader kunnen tegenkomen anno nu. Dat alles mag best wel eens stoppen.

Mijn dochter wil een Millenium Falcon van LEGO. In de Verenigde Staten is het nieuwste model een van de genomineerden voor de prijs voor het beste speelgoed voor jongens. Ook in de gemiddelde Bart Smit, Intertoys of soortgelijke speelgoedwinkel wordt dit speelgoed gepresenteerd als jongensspeelgoed, tegenover de hardroze, frutselrijke dozen van LEGO Friends, bestaande uit damespoppetjes die cupcakes bakken, dieren genezen of popartiest zijn.

In 2009 hebben twee meisjes via het Jeugdjournaal aan de baas van Intertoys gevraagd waarom zij niet met walkietalkies mochten spelen. Die lagen immers in de vakken met jongensspeeltuig. Het antwoord van de manager in kwestie sprak bedroevende boekdelen: "We hebben ook roze walkietalkies hoor."

Deze week maakt Rebecca Haines, een Amerikaanse docente marketing en media, zich terecht zorgen over vergelijkbare praktijken in haar land. Aldaar vindt deze week een grote, landelijke speelgoedbeurs plaats waar er nog immer verkiezingen zijn van het beste speelgoed in de categorieën jongens en meisjes. De jongens mogen spelen met Star Wars, Hot Wheels en Marvel-helden, de meisjes krijgen alleen de beschikking over een meezing-Elsa uit Frozen, een koekjesoven of een ijsmachine. Tenminste, als het ligt aan de jury. Rebecca Haines denkt daar gelukkig heel anders over.

Over dit soort zaken heeft Rebecca Haines een interessant boek gepubliceerd dat van mij best wel eens in het Nederlands vertaald mag worden, over hoe je je dochter door de prinsessenobsessie moet heen loodsen. Een korter betoog heeft zij opgenomen in de Washington Post van vorige week. Mocht je je als ouder ook bewust willen opstellen van de nonsens van de grote speelgoedmakers en -verkopers, dan raad ik je aan om het eens goed te lezen. Het is anno nu nog steeds nodig. Je moet de openingstune van het vorig jaar geproduceerde Studio 100-programma Prinsessia maar eens goed beluisteren.

Mijn dochter gaat me vanavond hopelijk weer gewoon te lijf met haar lightsaber, haar LEGO Friends vangen samen met LEGO Indiana Jones de boef op de motor en op school mag zij deze week hopelijk spelen in de piratenhoek. In de toekomst wens ik haar toe dat zij stevig op twee benen staat, wars van glazen plafonds en obstinate, middeleeuwse mannetjes haar geluk vindt in het leven. Als ik daar als vader enige invloed in kan uitoefenen door seksescheiding in haar verbeeldingskracht tot grote onzin te verklaren, dan vind ik dat een groot goed.

zondag 10 januari 2016

Schrijfhandje

Mooi voorbeeld van incidenteel leren op de zondagochtend: al doorklikkende kwam ik op een mooi verhaal over het belang van fatsoenlijk schrijven in deze snel verondersteld te veranderende tijden. Eén van de reacties onder het stuk is van een oud-student van de auteur, John G. Maguire, en die sublimeert voor mij meteen een setje schrijfregels die ik mijn leerlingen/studenten altijd mee heb gegeven. Het verschil zit 'm niet in de inhoud, maar in de vorm: de lerende legt eerst haar/zijn eigen hand op papier om deze om te trekken. Vervolgens komen de vijf regels daarin te staan. Dit vind ik een mooi stukje innovatie waaraan helemaal geen ingewikkelde technologie te pas hoeft te komen.

Het afgebeelde handje (van mijn dochter) laat de vijf kernwoorden zien, die we eigenlijk allemaal al aan onze leerlingen leren. Onmiddellijk zeg ik erbij dat goed schrijven meer behelst dan deze basisregels. Natuurlijk. Voor beginnende schrijvers zijn deze vijf zaken wel goede uitgangspunten.


  1. Wees concreet
    Vage en algemene zaken zijn moeilijk te behappen voor je lezer. (En vaak ook voor jou.)
  2. Gebruik actieve taalIn bedrijvende zinnen ligt de nadruk op andere zaken dan in lijdende, terwijl ze hetzelfde kunnen betekenen.
  3. Persoonlijk
    Schrijf over echte mensen en echte-mensendingen. Dan betrek je je lezer er beter bij.
  4. Korte zinnen
    Eén zin gebruikt maximaal twee persoonsvormen, anders krijg je lintwormzinnen.
  5. Eenvoudig
    Gebruik woorden die andere mensen ook begrijpen.
Afijn, eens raden wiens leerlingen morgen een handje op hun schrift gaan leggen.

P.S. De omtrek in het voorbeeld is van mijn dochter Lotte (6). Zij schrijft ook al korte woorden en korte zinnen.

vrijdag 8 januari 2016

Larry Cuban over onjuiste veronderstellingen achter onderwijsvernieuwingen

Larry Cuban is zo'n hoogleraar die ook ervaring heeft voor de klas. Deze week heeft hij op zijn edublog een stuk gepubliceerd wat mij zeer aan het denken heeft gezet over de onderwijsvernieuwingen in Nederland van de afgelopen 25 jaar. Ik hoop van ganser harte dat een hoop onderwijsbestuurders Cubans stuk lezen, waaronder staatssecretaris Dekker. Het stuk voegt voor mij ook zeker wat diepgang toe aan de twee uitstekende Het Alternatief-boeken van René Kneyber en Jelmer Evers. Cuban betoogt dat er in het Amerikaanse onderwijs te weinig aandacht is voor zaken die daadwerkelijk een sterk individu maken van leerlingen. Hieronder vat ik het voor mij belangrijkste - vrij - samen.

Zo stelt Cuban dat tegenwoordig nog altijd klakkeloos wordt aangenomen dat de Amerikaanse leerling onderdoet voor die uit het buitenland. Dat zou komen omdat deze lager scoort en dat leidt er uiteindelijk toe dat deze leerling later niet goed kan meekomen als professional in ons informatietijdperk. Bij deze aannames hoort het idee dat allerlei banen verdwijnen. Leerlingen die dus meer, sneller en beter kunnen leren zouden een prettiger leven leiden, omdat zij een beter betaalde baan zouden krijgen. Die baan zorgt voor een betere economie, een sterkere positie van de economie op de wereldmarkt en de daarmee gewonnen welvaart zou weer beter zijn voor de samenleving.

De laatste dertig jaar zou het hierboven staande de redenering zijn achter alle schoolhervormingen, zo stelt Cuban. Deze verouderde economen ("defunct economist") zouden hun oorsprong vinden in A Nation at Risk uit 1983, een boek dat pleit voor het menselijk kapitaal-concept. Het idee hierachter is dat de school leerlingen moet voorbereiden op een snel veranderende maatschappij. De technologische vooruitgang zou zo snel gaan dat deze een enorme groei oplevert van de economie. Deze redenering is van groot belang voor de beleidskeuzes die zijn gemaakt in de VS.

Nogal wat later heeft dit beleid zijn vaste vorm gekregen in het rapport No Child Left Behind uit 2002. Hierin wordt gesteld hoe belangrijk toetsen en uitstroomcijfers zijn voor de beleidsrichting die scholen zouden moeten kiezen. Het gevolg is een cultuuromslag geweest, waarin alleen nog maar werd geleerd voor toetsen, waarin computers alleen maar worden gebruikt voor toetsvoorbereiding (dit vul ik zelf vooral even in, want naar mijn mening is dat het geval), zijn de curricula smaller geworden en is het traditionele (instructivistische) onderwijzen alleen maar versterkt, zo stelt Cuban.

Uiteindelijk is de voorspelling niet uitgekomen dat leerlingen die meer, sneller, beter leren een beter salaris zouden krijgen. Na de economische terugval na 2000 zijn er desillusies geweest die hebben gezorgd voor gaten in dat denken. De grote bedrijven hebben ook niet de ontwikkeling doorgemaakt die aanvankelijk was verondersteld. Zo zouden zij hun invloed en financiële kracht met name hebben gebruikt om ook politieke invloed te krijgen, in plaats van dat werd geïnvesteerd in marketing en communicatie.

Cuban besluit dat het onderwijs van tegenwoordig moet stoppen met alle aandacht voor uitstroomcijfers. Hij pleit voor projectgestuurd onderwijs, voor sociaal-emotioneel onderwijs, voor kunst en humanoria en het insluiten van maatschappelijke dienstverlening. Er moet aandacht zijn voor het hele kind.

Gek genoeg is dit denken ook overgewaaid naar ons land. De huidige beleidsmakers wachten elk jaar nagelbijtend op flauwekulrapporten als dat van PISA of die van Elsevier. Mijns inziens heeft elke onderwijsinstelling als belangrijkste taken dat de leerling/student goed voorbereid is op diens volgende stap in het leven én dat ervoor wordt gezorgd dat zij/hij een fijne, veilige tijd heeft gehad. Beide zaken hebben te maken met gevoelens van zelfvertrouwen en tevredenheid en hierover lees ik in dit soort rapporten nooit iets. Ik ben er voor mijzelf nog niet uit of Flipping the System het antwoord is op de verouderde economen en de onderwijsmanagers die nog altijd in hun theorieën geloven, maar in het stuk van Cuban vind ik weer een hoop voer voor nieuwe gedachten.

Hier een link naar de bron.