maandag 19 maart 2012

Hoezo lucht weer geklaard in onderwijs?

Blijkens een bericht op Nu.nl van afgelopen zaterdag is de lucht in onderwijsland weer geklaard: vertegenwoordigers van de onderwijsbonden en de regeringspartijen hebben gemeenschappelijk wat plooien gladgestreken. Reden is dat volgens de betrokkenen weer gesproken moet worden over de inhoud van de discussie. Tenminste, dat wordt beweerd, maar daarover heb ik meteen weer mijn twijfels.

Laat ik even voorop stellen dat ik het met minister Van Bijsterveld eens ben dat we "het beste uit de kinderen moeten halen." Op zichzelf is dat iets wat elke weldenkende betrokkene bij onderwijs wil bereiken. Wat dat precies inhoudt valt nog nader te definiëren, maar op gevoelsbasis zullen we de meeste onderwijskundigen wel treffen met dit streven. Hierover dus geen onenigheid.

Ik zit met iets anders. Het is een uitlating van VVD-Kamerlid Ton Elias waartegen ik geweldig te hoop loop: "De politiek gaat over de manier hoe het onderwijs wordt ingericht. De sector hoort dat democratisch besluit te volgen." Nog los van het feit dat hier de politiek en de sector als grote gehelen worden gepresenteerd waarin individuele mensen over een kam worden geschoren met andere individuen, vind ik bovenstaande uitspraak om allerlei redenen niet thuis horen in de 21e eeuw.

Het citaat is gelaagd. Laat ik beginnen met de eerste bewering en dat is dat de politiek besluit hoe het onderwijs wordt ingericht. Ik neem aan dat Elias hier niet bedoeld heeft welke lesstof ik op welke manier behandel, maar dat hij zich richt op het onderwijs als stelsel van opleidingen en geldstromen. - Bovendien hoop ik ook dat hij dat zo bedoelt. - Hier wordt dan aangenomen dat een democratisch besluit altijd het verstandigst denkbare besluit is. Dat waag ik ernstig te betwijfelen: als in om het even welke zaal met 150 mensen een besluit moet worden genomen en 76 malloten voeren de boventoon, dan is het nog maar de vraag of de hierboven gestelde aanname klopt.

Een tweede aanname zit ook verstopt in die eerste zin. Hier wordt uitgegaan van het idee dat politici zich voornamelijk bezig houden met het in stand houden van goede dingen en het verbeteren van te verbeteren zaken in de samenleving. Dus er wordt voorbij gegaan aan het feit dat veel politici doorgaans tegen eigen verstand of geweten in moeten meestemmen met een 'partijlijn' of dat er keuzes worden gemaakt om bepaalde coalities in stand te houden of om bepaalde andere zaken op de agenda te houden. Partijpolitiek is zelfs volgens de huidige minister van Onderwijs een reden geweest om überhaupt de 1040-uren-knuppel weer eens in het hoenderhok te gooien.

Daarnaast ben ik van mening dat de politiek helemaal niet moet beslissen hoe het onderwijs moet worden ingericht. Ik ben nog steeds van mening dat het verstandig is om zoiets nou te laten beslissen door een groep mensen die ter zake kundig is en zulke mensen zijn niet altijd politici. Als een groep met goede onderwijzers en bestuurders samen een pot geld krijgen, weet ik tamelijk zeker dat er ook behoorlijk onderwijs georganiseerd kan worden.

Let op de zorgvuldige formulering van de tweede zin van meneer Elias en met name op het woord democratisch. Juist omdat het besluit democratisch is genomen moet dat worden gebillijkt door de zogenaamde sector. Dat betekent dus dat een groep hoogopgeleide en doorgaans verstandige mensen tamelijk klakkeloos moet leren leven met een besluit waarvan op voorhand nog niet vast staat of dat wel het best denkbare besluit is. Dat vind ik een zorgwekkende basis om het beste uit kinderen te halen.

Voornoemde uitlating van Elias getuigt mijns inziens van een sterk geloof in management van de oude stempel. Hierbij heb ik het over een vorm van bestuur waarbij er een hiërarchie is waarbij bovenin een groep mensen beslist in welke richting de mensen onder hen dienen te volgen. Het woord bestuur suggereert dat een onderneming of instelling een geheel is dat in beweging is en dat er een wiel is waaraan gedraaid kan worden om een bepaalde richting te bepalen. Een ander woord voor richting is directie en ook dat woord komt nogal eens voor als wordt gesproken over dergelijke mensen. Je weet wel.

Veel mensen die plaatshebben in zo'n zogenaamde directie geloven er heilig in dat de onder hen geplaatste werknemers beloond moeten worden als zij goede prestaties leveren - wat die ook mogen zijn - en dat zij op enigerlei wijze gestraft moeten worden als zij met het tegenovergestelde daarvan aankomen. Uit divers en decennia lang onderzoek blijkt dat deze vorm van aansturing prima werkt bij beroepen waar een hoge mate van voorgeprogrammeerde productie gepleegd moet worden, maar dat in alle andere beroepen - en dat is de meerderheid - mensen - en dus ook ondernemingen of instellingen - beter gebaat zijn bij andere zaken dan een beloning of een straf. Managementideeën die berusten op dat zogenaamde 'wortel-en-stokmodel' worden al geruime tijd versleten als ouderwets. Toch doet de uitlating van meneer Elias mij denken aan dit soort theorieën.

Hierboven beweer ik dat ik de wijsheid wel in pacht zou hebben. Op zichzelf is dat natuurlijk ook discutabel, maar ik weet wel dat mij is geleerd om hetgeen ik uitkraam te onderbouwen met zoveel mogelijk feitenmateriaal. Die gewoonte - erg gebruikelijk in de wetenschap - probeer ik ook op mijn leerlingen en studenten over te brengen. Van politici verwacht ik dan ook hetzelfde en dan kan ik mij al dan niet laten overtuigen van hun gelijk. Ach ja, en je weet wel: een mens leest wel eens wat, dus zo'n mening kan door voortschrijdend inzicht worden bijgesteld.

Hoe dan ook, de hierboven door mij als ouderwets bestempelde ideeën over management zie ik ook terug in het geloof van de huidige overheid in het prestatieloon voor leraren. Nog nergens heb ik een studie gevonden die pleit vóór voordelen van het invoeren daarvan. Daniël Pink, onder meer een voormalige speechschrijver van Al Gore, kan ook boeiend spreken over deze materie. Hij stelt juist dat de meeste hoogopgeleide werknemers gebaat zijn bij een bepaalde vrijheid hoe het eigen functioneren in te vullen en niet bij een hoog prestatieloon; sterker nog, volgens Pink - en alle onderzoeken die hij aanhaalt - werkt dat contraproductief. ("Ik krijg mijn salaris toch wel, dus ik ga een tandje minder.")

Eerder heb ik er ook al over bericht - en vaker: juist in het onderwijs is die ruimte zo belangrijk. Immers, volgens mij is het geven van ruimte de hoogste vorm van erkenning die je iemand kunt geven. Erkenning is volgens Maslov en zijn beroemde behoeftenhiërarchie nodig om te komen tot zelfontplooiing en dat laatste is het voornaamste doel van onderwijs. Zelfontplooiing betekent dat mensen het beste halen uit zichzelf en een leraar is bij uitstek degene die de omgeving schept waarbinnen leerlingen dat kunnen doen. Juist díe ruimte, die erkenning dient de zogenaamde politiek aan de zogenaamde sector te geven.

Ik heb het al vaker gezegd, niet elk beleid op onderwijsgebied is slecht van deze overheid, maar bij ongefundeerde invoeringen van besluiten als urennormen, prestatielonen of het ontnemen van allerlei beurzen blijft ik mij hevig verzetten; juist omdat deze ingaan tegen de ruimte en erkenning die een goed professional verdient. Hoe democratisch de beslissing ook heet te zijn, ik roep van harte mijn collega's in onze sector op om datzelfde te blijven doen. Ik wil het graag hebben over de inhoud: over 21st Century Skills, over Accidental Learning, over het inrichten van een krachtige leeromgeving die de creativiteit en het voorstellingsvermogen van alle betrokkenen voedt en vergroot; dat soort zaken. Nee, wat mij betreft is de lucht nog niet geklaard.

maandag 5 maart 2012

Staken voor erkenning en ruimte - deel 3

Geachte heer Zijlstra,

Daar ben ik weer! U weet nog wel, in december kreeg ik van u die Promotiebeurs voor leraren. Dat vond ik een goed initiatief, want het erkent mij als professional. U weet wel, die erkenning zit ook in een aantal andere maatregelen die deze overheid heeft genomen. Laat ik beginnen met uw regering en u te feliciteren met het feit dat er een tweede onderwijsstaking zit aan te komen morgen. Het is erg ongebruikelijk dat leraren staken en volgens mij is het een unicum dat dit gebeurt in één regeringsperiode.

Morgen ga ik niet staken. Volgens mij heb ik het niet zo goed begrepen, dat ik toen ben gaan staken, op 26 januari. Volgens mij heeft dat staken enorm weinig indruk gemaakt op u en uw collega-bewindslieden. Volgens mij had ik mij moeten aanbieden om in een denktank te gaan om onder elkaar eens te praten over de toekomst van het onderwijs.

Volgens mij is dat de manier waarop wordt gedacht in de coalitie VVD-CDA met gedoogpartner PVV. Die indruk krijg ik tenminste sterk als ik bij De Wereld Draait Door verneem dat minister-president Rutten samen met Joop van den Ende aan het brainstormen is aan het torentje over het cultuurbeleid en dat diezelfde minister-president zich nu met coalitie- en gedoogpartner heeft teruggetrokken in het Catshuis om zulks te doen voor 's lands economie. Zelf heeft u ook al een denktank benoemt om het prestatieloon te onderzoeken. Prima allemaal.

Meneer Zijlstra, het is niet dat ik twijfel aan uw goede bedoelingen met ons onderwijs, ik verschil alleen sterk van mening met u over een aantal voorgestelde maatregelen: de terugkeer van de 1040-norm, het prestatieloon, de sociale lening bij masterstudies en nu het inbedden van met rugzakjes behangen leerlingen in het reguliere onderwijs. Iedereen snapt dat we zorgvuldig met ons geld moeten omgaan, zeker in crisistijd en als vader van een peuter snap ik ook heus goed dat ik mijn dochter en haar generatie niet moet opzadelen met allerhande schulden. Graag wil ik met u onderzoeken of er geen verstandiger keuzes zijn te maken over dit alles. Daarbij twijfel ik nog steeds enorm aan de gronden voor deze beleidsvoorstellen.

Morgen wordt er gestaakt tegen het opnemen van kinderen in het reguliere onderwijs die normaal gesproken in het speciaal onderwijs terecht gekomen zouden zijn. Inmiddels heb ik ook zelf een flinke groep gerugzakte leerlingen onze reguliere school zien verlaten zonder diploma. In mijn praktijk heeft dat geleid tot onevenredig veel aandacht voor deze leerlingen. Zij verdienden die aandacht, maar omdat ik les geef op een 'normale' school is deze aandacht behoorlijk structureel ten koste gegaan van de leerlingen die niet een geoormerkt probleem hadden. (De 'normale' leerlingen, zeg maar.) Dat vind ik volstrekt abject.

Ook als alle door de AOB geschetste doemscenario's geen bewaarheid worden, vind ik het ethisch onjuist om in een welvarend land als het onze geen speciaal onderwijs aan te bieden. De overheid dient in mijn optiek op te komen voor alle burgers en dat betekent dat allerlei burgers extra steun moeten hebben. - Dan heb ik het allicht over de mensen die dat op allerlei gronden verdienen en niet over de profiteurs die altijd zo gemakkelijk in dit soort discussies naar binnen worden gemanoeuvreerd. - In een beschaafd land als het onze hoort in mijn optiek geen 'recht van de sterkste' thuis, maar daar geldt wat mij betreft de regel dat ieder welwillende burger optimaal de kans moet krijgen om diens talenten ten volle in te zetten ten gunste van de samenleving.

U mag mij uitnodigen om in de hierboven voorgestelde denktank plaats te nemen. Dat staken -hoe terecht ik dat nu ook weer vind - strijkt maar tegen de ministeriële en staatssecretariële haren in. Volgens mij moeten wij er als mannen onder elkaar wel uitkomen, met dat onderwijs. Verwacht echter niet dat ik gemakkelijk te overtuigen ben als ik geen gezonde argumentatie, te weinig feiten of te weinig visie denk te zien.

Met vriendelijke groeten,

Martijn Wijngaards
Leraar Nederlands op het Canisius College en op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen