zondag 16 december 2012

Bèèh: jaar van het schaap

Wat er ook gebeurt, wat de Chinese jaarindeling ook moge zijn: 2013 mag voor mij het jaar van het schaap worden. Observatie van het schaap leert ons dat het edele dier eigenschappen heeft waarvan de mens het een en ander kan opsteken. In deze nadagen van december wil ik warm pleiten voor mijn wollige vriend, zonder schaapachtig te willen zijn.

Mijn eerste min of meer bewuste kennismaking met het schaap was in mijn kleutertijd. In de donkere dagen voor kerst moesten we met alle kinderen van de twee kleuterklassen van onze rooms katholieke dorpsschool de kerststal uitbeelden. Aangezien het aantal rollen beperkt is - Maria, Jozef, os, ezel, engel, een stelletje herders, drie koningen en dan heb je het wel gehad - werden alle overige kinderen schaap. Ik werd derhalve schaap.

De uiteinden van een witte papieren strook werden op de maat van mijn hoofd aan elkaar geniet, twee flapjes papier moesten daar aan worden vastgeplakt. Daarop mocht ik dan met een hardharig kwastje zelf watjes plakken met van die witte, korrelige lijm uit een potje - een klodderig zooitje. Het hele handeltje belandde op mijn kop. Al kruipend begaf ik me in de immense kudde om te worden geteld; we lagen immers bij nacht in het veld. Hoewel, het tafereel ontaardde in een kakafonie die lichtjes werd overstemd door het kerstkindje; een plastic speelgoedhuilbaby die een merkwaardig gekrijs voortbracht - de eigenaar had met een wasbeurt de inwendige elektronica onklaar gemaakt.

Goed voorbeeld
Het waren enkele jaren later ook schapen geweest die ons kalm aanstaarden als wij voetbaltraining hadden in het prachtige sportpark buiten ons dorp. Overigens, ik kon net zo goed voetballen als die beesten. Ik kon heus harder rennen, maar die bal was ook voor mij een hinderlijk obstakel. De schapen waren eigenlijk de enige wezens in de onmiddellijke omgeving van het veld die er oordeelvrij onder bleven.

In het onderwijs spellen mijn leerlingen sinds jaar en dag met 't Fokschaap X, ook bekend als agent nul-nul-bèèh. Ik vraag me nog steeds af waarom alle methodes die ik ken geen onderscheid maken tussen de stam (om te checken in verband d of t aan het eind van een PV verleden tijd of voltooid deelwoord) en de ik-vorm (om mee te spellen). Misschien komt het er ooit nog van. En dat mijn voorbeeld idioot is maakt niet uit; als de mij toevertrouwde schaapjes het maar onthouden. Het is immers goed om een schaap te volgen, als er tenminste één over het hek weet te komen.

Rust
Schapen staan voor mij over het algemeen symbool voor rust. Enkele beelden schieten me dan ook meteen te binnen. Zo kan het bijzonder prettig zijn om op een mooie, warme dag in een weiland te liggen en naar de lucht te kijken als er langzaam schapenwolkjes voorbij drijven. - Maar die grote wolken zijn ook leuk, waar je allemaal figuren in ziet. Dat dan ook weer.

Vanuit de trein zie ik ook allerlei weiden met schapen aan me voorbij trekken. Brigitte Kaandorp mag het prettig vinden om naar koeien te kijken; een schaap heb ik nog nooit zien steigeren. (Al meen ik me te herinneren dat zij eens ook hard "Bèèh!" heeft geroepen ter ontspanning.) Ook het zich ontdoen van afvalstoffen doet het schaap minder opvallend. Ik vind het prettig om naar een kudde schapen te kijken en me te realiseren dat ik me dikwijls bijzonder druk maak om bijzonder weinig.

Als je echt niet in slaap komt dan kun je schaapjes tellen; dat wil nogal eens werken. Schaapjes zijn dan ook bij uitstek geschikt voor het slapengaan. Probeer het maar eens om koeien te tellen, of paarden, brandweerauto's, ballonnen; dat is toch anders. Andere mensen vallen al gerust in slaap als zingend wordt vastgesteld dat er buitenshuis een melk drinkend schaap staat. Schaapjes hebben een rustgevende werking op de mens. Oh, en vergeet de lammetjes niet: die vinden we altijd extra schattig.

De relativerende werking van het schaap is ook al opgemerkt door enkele cartoonisten en filmmakers. Zo is Jaap Schaap van Leendert Jan Vis een aanrader voor iedereen die van verrassingen houdt - en voor lieden die wil weten wat een randschaap is. Shaun het schaap is minstens even goed voor de gemoedsrust. Als alle andere mensen en dieren in paniek zijn, brengt het lieve jochie alles weer terug tot niets met één opmerking: "Bèèh." Lachen relativeert, om schapen kun je lachen, dus schapen relativeren; dat durf ik hardop te beweren.

Warm
Behalve dat allerhande carnivoren het schaap een buitengewone lekkernij vinden - evenals het lam - is het dier natuurlijk enorm nuttig. Eenieder die niet allergisch is voor wol-alcoholen zal beamen dat de vacht van een schaap weliswaar kriebelt, maar ontegenzeggelijk behaaglijk spul is tegen de kou. Dankzij het schaap zitten we er warmpjes bij. Een schapenscheerder kan voor de worp waarmee hij het schaap bedwingt onmiddellijk een ippon krijgen bij judo, maar het schaap ondergaat zijn scheerbeurt doorgaans gelijkmoedig.

Volgens het bekende liedje heb je al snel drie zakken vol aan een schaap. Het formaat van de zakken wordt daarin niet aangegeven, maar zelfs het baby'tje dat rilt van de kou kan rekenen op wat wol. Dankzij het schaap zitten we er dus warmpjes bij. Schapen hebben dus een recht evenredig verband met warmte.

Besluit
Er zijn allerlei mensen die schapen van alles willen aandoen. Grappen die ten koste gaan van het schaap mag men mij ook besparen. Elke ode aan het wollige beestje begrijp ik - hoe twijfelachtig van kwaliteit die ook is. Wat ik nu ga zeggen, zeg ik met het oog op Kerstmis en de laatste dagen van dit jaar: ik wens iedereen toe dat 2013 het jaar van het schaap wordt, want ik wens iedereen rust, warmte, humor en oordeelvrije anderen toe in het nieuwe jaar.

Zeg: "Bèèh!", als je dit allemaal ook wenst!


maandag 3 december 2012

Vind ik leuk: de mediacoaches van K3!

Mijn dochter, een prachtige peuter, is dol op K3. Over smaak ga ik niet twisten, maar je kunt er niet omheen dat de dames van deze vrolijke zang- en dansgroep al sinds jaar en dag op een behoorlijk hoog niveau acteren, met een zeer kundige en professionele backup van werkelijk uitstekende muzikanten en Studio 100-mensen. Miguel Wiels (nu ook bekend van Paul de Leeuw), Alain Vande Putte en Peter Gillis zijn de vaste, behendige auteurs van het repertoire, waarvan welhaast iedereen - stiekem - wel een liedje van meeneuriën. Alle kritiek op de commercie en ik weet niet wat allemaal en mijn eigen muzikale voorkeur ten spijt: ik heb gewoon respect voor de prestaties, de werkende moeders en voor het feit dat deze act al zo lang weet mee te gaan.

Afijn. Nu heb ik - zoals wellicht nog bekend - ook veel respect voor de goede mediacoach. Mijn dochter denkt nog lang niet na over Facebook en aanverwante toestanden, maar de eerste medialessen heeft ze al binnen dankzij Karen, Kristel en Josje. Op de nieuwe cd Engeltjes staat een liedje Vind ik leuk waarin volop allemaal malle voorbeelden worden genoemd van plaatjes waarmee je op internet kunt staan, vergezeld door de woorden "Vind ik leuk, vind ik leuk, vind ik leuk leuk leuk." Deze zaken worden afgewisseld met refreintjes waarin wordt opgeroepen om toch vooral voorzichtig te zijn met jezelf in de digitale ruimte.

Ik denk dat vooral op basisscholen zo'n liedje best een goede ingang kan bieden voor een gesprek met kinderen die al bezig zijn met experimenten op dit gebied. (Laat ik wel wezen, veel 4 havo-leerlingen van mij hebben aangegeven K3 nog steeds leuk te vinden.) Volgens mij is het liedje zo ook bedoeld en het lijkt me alleszins een goede tip om het op te nemen in je collectie met middelen om kinderen voor te lichten over verstandig handelen met je digitale ego. Lijkt me leuk? Ja! Vind ik leuk leuk leuk.

Klik hier voor de tekst.


maandag 12 november 2012

Neem de ruimte

Toen ergens aan het einde van de jaren 1990 Hans van Delft de nieuwe voorzitter van de onvolprezen voetbalclub N.E.C. werd, liet hij vrij onmiddellijk na zijn installatie alle muren van De Goffert wit verven. Alle kantoren, alle gangen en alle andere muren waar mensen langs zouden lopen werden wit. Hiermee wilde Van Delft laten zien dat er een nieuwe wind door de vereniging ging waaien, want hij was er. (Die nieuwe wind kwam er overigens ook, maar dat is een ander, doch vermakelijk verhaal.) Aan deze fysieke aanpak van de werkomgeving heb ik vaak gedacht. Het is een geweldige boodschap geweest voor de mensen binnen en buiten de organisatie: door de ruimte licht te veranderen, maak je duidelijk wie de baas is en dat die gaat zorgen voor nieuwe schwung.

Ik vind het enorm leuk om te spelen met de ruimte. Dat doe ik dan ook op allerlei niveaus, want ik ben graag de baas over mijn werkplek. Dat betekent dat ik het liefst mijn bureau- of aanrechtblad op orde heb voordat ik aan de slag ga. Natuurlijk kan ik functioneren als er wat spullen van anderen liggen, maar het liefst heb ik een soort tabula rasa-gevoel.

Weg romantiek
Het is in mijn omgeving genoegzaam bekend dat ik een grote hekel heb aan de zogenaamde romantische opstelling van schoolmeubilair, je weet wel, drie kolommen met tien tafels twee aan twee. Dikwijls is een lokaal te klein of te groot voor deze inrichting. In het eerste geval heeft een leerling minder ruimte dan de toegestane norm voor varkens in stallen (dat heeft een oud-collega van me wel eens uitgerekend) en in het laatste geval verdwijnen allerlei leerlingen een soort van in het luchtledige. Alleen als ik per se iets in duo's wil doen vind ik het handig, anders niet. In de regel dus niet.

Als ik iets wil uitleggen, iets wil vertellen of snelle interactie wil, dan zet ik de boel het liefst in de zogeheten carré-opstelling, je weet wel, één of twee rechthoekige vormen met tafeltjes naast elkaar. Iedereen die op een beroepsopleiding of universiteit heeft gezeten is duchtig geconfronteerd met deze manier van inrichten. Het voordeel vind ik dat je de aanwezigen in twee oogopslagen kunt zien; dit in tegenstelling tot de talloze oogopslagen die je bij de rijtjesopstelling nodig hebt - achter rij twee zie je al niet meer precies wat er achter de ruggen gebeurt. Ik loop graag even een minuutje eerder binnen om de boel even zo neer te zetten en mijn leerlingen zijn zo geconditioneerd dat ze in luttele momenten de hele opstelling hebben klaarstaan.

Soms hoor ik wel eens geluiden als zou het niet goed zijn voor de orde dat leerlingen zowel links als rechts buren hebben, maar ik verwijs die graag naar het rijk der fabelen. We hebben allemaal wel eens onze dag niet, maar over het algemeen denk ik dat het tegendeel juist het geval is en wel vanwege hetgeen ik hierboven heb gemeld. Orde-issues zijn mijns inziens in beginsel niet te wijten aan welke opstelling dan ook, maar aan menselijke oorzaken. Mijn ervaring is dat er veel meer betrokkenheid is bij de leerlingen/studenten; er is veel meer - broodnodige - interactie.

Als je orde wilt hebben, jouw orde, dan moet je de ruimte binnenstappen met de intentie om de baas te zijn; anders gaat het mis. Punt. Het inrichten van de plek van handelen kan je juist helpen. Als welk gezelschap binnenkomt in een ruimte die door - of liefst voor - jou is ingericht, dan is het iedereen al meteen duidelijk vanuit welke hoek de wind waait; de jouwe. Zet de handel in groepjes en men weet dat er moet worden samengewerkt (jij wordt coach), zet de boel in carré en er moet worden geluisterd (jij wordt verteller of moderator) en zet tafeltjes tegen de muur om leerlingen meer de gelegenheid te geven om juist zelfstandig te werken. (Richt je onderwijs ook eens in op mensen die introverter zijn, bedoel ik. Groepswerk is soms ook niet zaligmakend.) Een ideaal lokaal is er misschien wel niet, al weten jij en ik vast hoe we dat zouden inrichten. (En dan komt er snel allerhande techniek bij kijken...)

In eigen hand
Op kleiner niveau kan het ook: vlak nadat ik als gastmedewerker was begonnen aan de Universiteit Leiden hebben mijn zeer geachte kamergenoot en ik onze hele kamer zo ingericht dat we er niet alleen allebei prettig zitten - zij zit er véél meer dan ik, maar ook dat het voor bezoekers duidelijk is van wie de kamer is. We hebben onze eigen postertjes en plaatjes opgehangen en alles vreemde elementen van onze voorgangers geëlimineerd. Het is echt een enorme luxe om zo'n werkplek te hebben.

Andersom heb ik ook wel eens een lezing gegeven waar mijn verwachtingen ten aanzien van de ruimte anders waren dan wat ik aantrof. Van te voren was mij gemeld dat ik een theaterzaal met podium en groot scherm zou gaan gebruiken, maar bij aankomst zag ik een zaal met een kleine verhoging, vier strategisch opgestelde monitoren (wel flink) en een zaal met zithoekjes en staantafeltjes; dat was toch wel even wat anders. Bij de spreker voor mij stond de overgrote meerderheid der aanwezigen fluisterend in de hoeken en kieren van de zaal. Ik besloot toen al om mijn vlag even duidelijk te planten.

Toen ik het woord kreeg - mijn revers-microfoon was al aan - heb ik lopend naar de verhoging alle aanwezigen verzocht om naar voren te komen, zich strategisch rondom mij en de beeldschermen te scharen (ik had twee schemaatjes en een oude afbeelding) voor mijn verhandeling. De hele club kwam daadwerkelijk in beweging en vanaf dat moment heb ik de volle aandacht gekregen van mijn toehoorders. Na afloop heb ik nogal wat glimlachend commentaar gehad op deze ingreep: "Je kunt zien dat jij een leraar bent," was de meest gehoorde opmerking.

Je vlag geplant
Omdat je het leven toch in eigen hand moet nemen, zeker tegenwoordig, kun je dat ook maar beter toepassen op de omgevingen waarin je je ophoudt. Als er enig aspect bij komt waarin er leiderschap van je wordt verwacht, dan is het aardig om minimaal eens te experimenteren met de ruimte waarin het aan jou toevertrouwde publiek zich met jou moet vermaken. Het is werkelijk een kleine moeite, zeker als je jouw toehoorders bereidwillig weet te krijgen om jou te assisteren. En je hoeft meestal echt niet met de witkwast aan de slag...

maandag 5 november 2012

Over wie je Facebookvriend is

Nu ik Facebook een tijdje gebruik, ben ik het een ontzettend handig middel gaan vinden. Dat heeft niet zozeer alleen te maken met de manier waarop ik Facebook gebruik, maar vooral ook met het gemak waarmee je allerhande 'vrienden' toevoegt aan je collectie op deze site. Zoveel vrienden... je zou waarlijk gaan geloven dat je op je verjaardag voor een balzaal moet afhuren om een feestje te vieren. (De praktijk leert overigens dat een meerderheid jou feliciteert omdat de kalenderservice rechtsboven je herinnert aan de jarigen van de dag, maar dat terzijde.) Zoveel vrienden... daarbij vraag ik me ook af wie deze Facebookvrienden zijn.

Oppervlakkig in de breedte, diep in afzondering
Facebook is voor mij, net zoals Hyves dat was, een manier om verbinding te leggen tussen allerlei mensen. De site gebruik ik als een soort schutting om mijn privéleven: ik zet er geen dingen op die compromitterend zijn, geen zaken waar andere mensen niets mee te maken hebben of foto's van andere mensen zonder hun medeweten. Daarnaast heb ik ook niet de geringste overtuiging dat wie dan ook het interessant vind dat ik een mooi eitje bak, dat ik koffie heb gedronken met een oude schoolvriend of dat ik nu toch even zo lekker op de bank hang na een dag in Utrecht geweest te zijn. De informatie die ik geef heeft over het algemeen het karakter van een mededeling of overpeinzing over iets actueels. Dat doe ik in de regel overigens via Twitter (daar heb ik een deel met weer andere contacten) en die berichten worden automatisch doorgestuurd naar Facebook, LinkedIn - en zelfs nog naar Hyves. Wat ik niet tracht te doen behoort tot de categorie domme dingen (iemand anders of jezelf tekort doen) of zielige dingen (roepen dat je jarig bent, of verdrietig of dat het regent buiten terwijl je wilt fietsen). Heel even heb ik me bezondigd aan SongPop, maar vanwege - goddank - een overdaad aan een écht leven ben ik ermee gestopt.

Reageren doe ik op enkele manieren: ik feliciteer elke dag alle 'vrienden', waarbij ik nogal eens vraag hoe het met iemand is. Dikwijls levert dat even een oppervlakkig, maar leuk contact op, soms zelfs een lunchafspraak. Voor mij is dit een gemakkelijke manier om enig overzicht te houden wie waar staat en wie waarmee bezig is. Daarnaast reageer ik alleen op mooie verhalen (sommige contacten nemen dikwijls echt de tijd voor hetgeen ze op Facebook melden) of op emotionele dingen (vooral als er iets positiefs of negatiefs met kinderen van anderen gebeurt). Ik beperk me dus.

De Message-fuctie gebruik ik heel veel. Het is voor mij een belangrijk spoor geworden naast mijn mailadres. Inmiddels heb ik diverse afspraken, zelfs een gastcollege, helemaal via Facebook geregeld. Prettig aan deze vorm vind ik de privacy die je met je contact hebt.

Daarnaast heb ik zelf enkele groepen opgericht en mij bij enkele andere groepen aangesloten. Ook hier gaat het om gesloten plekken met diverse gremia waarin ik functioneer als docent, onderzoeker en laureaat van het een en ander. Het aantal updates in sommige groepen verschilt, maar het feit dat er plekken zijn waar ik onmiddellijk vragen kan stellen aan een collectieve intelligentie vind ik alleen maar prettig. Opgemerkt zij wel dat mijn leerlingen hebben aangegeven zo'n groep niet prettig te vinden; Facebook is vooral voor de lol voor hen en een leraar dient daar niet over schoolse regelzaken (in dit geval het PWS) te beginnen, tenzij het gaat over complimenten over betoonde ijver.

'Echte vrienden, rijen dik...'
Maar al die zogenaamde vrienden, die deel ik toch in drie grote categorieën in en dat relativeert meteen waarmee je bezig bent. En dat is nodig, want hoe meer vrienden, hoe groter de gevolgen als je iets doms doet. Afijn:

1. Echte vrienden
Deze categorie is echt heel klein. Slechts een handjevol mensen hoort tot deze club en in de regel spreek je met deze mensen af om thuis of elders ergens quality time te hebben. Facebook is een extraatje, maar zeker geen basisvereiste voor het contact. (Sterker nog, enkele van mijn beste vrienden hebben helemaal geen Facebookpagina!) Via de message-functie maak ik wel nogal eens een afspraak, maar dat is het dan ook.

2. Betrokken kennissen
Met allerlei oud-klas-, -studiegenoten of bandleden heb ik na allerlei jaren via Facebook weer contact en dat is hartstikke leuk. We reageren op elkaars berichten, we zijn op de hoogte de basale gezins- en werkinfo en we feliciteren elkaar met verjaardagen of bepaalde prestaties. Allerlei oud-leerlingen en -studenten melden zich ook nogal eens met een heel relaas over hoe het gaat. Dit vind ik allemaal machtig leuk, want dankzij een krachtig medium als Facebook is het heel gemakkelijk om met elkaar in contact te blijven - ook om foto's en blogs van reislustige types bij te houden.

3. Betrokken contacten
Je ontmoet wel eens iemand in je leven, vooral als je veel buiten de deur bent. Ik vind het slim om elkaar dan op Facebook toe te laten. Je weet immers nooit wat je elkaar kan bieden in de toekomst. Ook online ontmoet je mensen die reageren op wat je doet, je mailen of je direct een verzoek sturen. In de regel gebeurt dat ook gemotiveerd; mensen hebben iets van je gelezen of je horen spreken ergens en dan is er behoefte om in te gaan op iets wat je hebt gemeld. Allemaal hartstikke leuk.

Spin in je eigen web
Middelen als Facebook, LinkedIn, Twitter - en Hyves - zijn ontzettend handig om in verbinding te blijven met allerhande mensen. Ik vind het erg leuk om 's avonds even een paar minuten te checken wat er allemaal te zien is bij iedereen, zelfs al scroll je snel langs allerlei gebakken eieren, slechte foto's of niet-zelfbedachte grappen. Alles gaat snel en overzichtelijk. Oh, en op vakantie mis ik Facebook geen minuut. Bovendien is het alleen verstandig om vanaf je vakantieadres openbare berichten te posten als je thuis een bezoekje wil hebben van een inbreker.

Verbinding vind ik juist zo ontzettend belangrijk, omdat je nooit weet wat je elkaar kunt bieden in de toekomst of nu. Het kan ook best dat allerlei contacten veranderen in kennissen of zelfs vrienden. Leerlingen - die jou op pubereuze leeftijd ooit binnenhalen als trofee in hun vriendenlijst - gaan studeren, gaan werken en maken zo ook weer deel uit van nieuwe, boeiende netwerken. En je weet nooit met wie je daadwerkelijk een gebakje zit te eten op je verjaardag over tien jaar en wat sociale netwerken daaraan hebben bijgedragen. (En je weet nooit met welke mensen je elke vorm van contact hebt verbroken dan. Dat ook. Wie weet.)

Met andere woorden, als je verstandig bent in de wijze waarop je Facebook en dergelijke sites gebruikt en als je een oprechte interesse hebt in wat jij en iemand anders elkaar te bieden heeft, is het helemaal niet verkeerd om heel veel 'vrienden' te hebben. Je weet zelf wat je aan iemand hebt en wat iemand van je is. Contact maken is gemakkelijk. Hoe mensen zich daadwerkelijk tot jou blijven verhouden blijft natuurlijk koffiedik kijken. Het is echter allemaal wel gemakkelijk te volgen, want je bent een spin in je eigen web.

dinsdag 15 mei 2012

Examen Nederlands niet nuttig? Ho eens even!

"Vwo-examen Nederlands niet leuk en niet nuttig", kopt het op de website van Onze Taal. Als je zoiets leest, dan ben je toch even benieuwd, als neerlandicus. Dat deze bewering voor rekening van Onze Taal komt, zie je onmiddellijk als je doorklikt naar het artikel van Bas Jongelen dat hier blijkt te worden aangehaald: het is Jongelen te doen om de samenvattingsopdracht. Volgens hem was het eindexamen Nederlands in zijn tijd nog min of meer het echte werk, terwijl hij de samenvattingsopdracht van nu "een kunstje" noemt. Ik ben het niet met hem eens.

Toegegeven, ik ben niet gelukkig met de opdracht om geleid samen te vatten. De reden is echter inhoudelijk: dikwijls wordt er bij het CITO - op subpuntenniveau - een inhoudelijke keuze gemaakt die ik niet helemaal volg als ik op eigen kracht het examen maak. Dat betekent dat het voor leerlingen schier onmogelijk wordt om het totale aantal scorepunten te behalen.

De geleide samenvatting is in deze vorm gegroeid, omdat voorgaande vormen moeilijker waren om geobjectiveerd te corrigeren. Om die reden bestaat de tekstverklaring vooraf ook voornamelijk uit multiplechoicevragen. Door het aanbrengen van een aantal criteria waaraan een samenvatting moet voldoen, is de uiteindelijke tekst van de leerling in een aantal stukken te verdelen die weer op zichzelf nagekeken kunnen worden. Dat is de reden waarom het CITO ooit aan deze vorm van samenvatten is begonnen.

Als je goed naar de inhoud van zo'n opdracht kijkt, dan zie je dat een leerling nog steeds moet uitvinden welke zaken er allemaal in zijn eigen tekst moeten zitten. Sommige punten bestaan uit twee of meer subpunten en met alleen het opschrijven van kernzinnen haal je nog niet eens een derde van de totale score. Bovendien krijg je vrijwel nooit punten als je de tekst achter de structuurduiders alleen al hebt overgepend. Een kunstje is deze opdracht zeker niet, maar gelukkig is het ook allerminst. Maar als iemand mij een betere vorm van examineren kan leveren, dan hoor ik die graag.

Dat een tekst niet leuk is, dat zie ik ook. Volgens mij is dat een vuistregel bij het CITO: nooit een leuke tekst  in een examen stoppen. Teksten bij Nederlands gaan al jaren over zaken waarmee leerlingen zich ten gunstigste tien jaar later gaan bezighouden, maar deze teksten zijn gelukkig nog niet zo oubollig als die van het examen Frans. Die teksten vind ik altijd nog erger.

Ik stel mij ook zo'n situatie voor bij het CITO. Dat er 's ochtends zo'n werknemer juichend binnenkomt met een tekst uit de Elsevier of een dergelijke bron:
- "Jongens, nou heb ik toch een leuke tekst!"
- "Doe maar gauw weg. Daar gaan we niets mee doen. Vergeet het maar."

Jongenelen beweert in zijn stuk bovendien iets dat mij tegen de borst stuit: poëzieonderwijs zou volgens hem alleen maar zijn voor de mooiigheid; nuttig zou het niet zijn. Volgens mij is juist het tegendeel het geval. Totdat de mensheid in staat is om op telepatische wijze met elkaar te communiceren - en je mag je ernstig afvragen of dit ooit het geval zal zijn - zullen we behept zijn met taal, een primitievere vorm van communicatie. De meeste taaluitingen zijn mededelingen, vragen en anderszins zakelijke boodschappen. Het is ook belangrijk als mensen proberen om een niveau hoger te gaan zitten door gevoel te willen omzetten in taal door middel van poëzie of om het even welke andere vorm van kunst. Jonge mensen op dit verschijnsel en op de basale technieken wijzen vind ik een groot goed.

Elk jaar heb ik wel weer een paar van die knapen wiens enige poëtische kennis zich uitstrekt tot hetgeen tijdens pakjesavond plaatsvindt of bij wie het enige bekende rijmgoed het refrein van het clublied van N.E.C. is. Ik vind het fijn dat ik het repetoire van kan verbreden en kan verdiepen. Daarnaast: als ik een gedicht met leerlingen analyseer op het digibord, laat ik met allerlei kleuren zien wat de dichter allemaal in zo'n tekst heeft gestopt. Als ik dan vraag of de leerlingen de dichter in kwestie een vakman (-vrouw) vinden, dan gaan toch altijd haast alle vingers omhoog, los van de smaak. Kennis van literatuur en van poëzie blijf ik van eminent belang vinden, mensen die mij kennen weten dat ik dit al vaak genoeg heb gezegd.

Het gezeur over taalvaardigheid van jongeren van nu is niet  van de lucht, ook niet in de commentaren op het weblog van Jongenelen. De analyse voor dit probleem is moeilijk, bestrijkt meerdere onderdelen en jaren en ook een oplossing is meerledig. In elk geval weet ik zeker dat het niet goed is dat een vwo-leerling in de bovenbouw maar twee lesuren effectief Nederlands heeft. (Daar moet je nog een derde uur aan toevoegen dat wordt besteed aan keuzewerktijd of een andere vrucht van de Tweede Fase.) volgens mij is er geen land in de wereld dat zo weinig moedertaalonderwijs geeft aan de hoogste intellectuele opleiding. Graag had ik eens de tijd en rust om eens met mijn leerlingen uitgebreid het schrijven van een fatsoenlijke tekst of het lezen van een mooi stuk proza te behandelen. Nu is Nederlands voor veel leerlingen het sluitstuk op de begroting; alle andere vakken lijken belangrijker. Langetermijndoelen, zoals goed kunnen samenvatten, is iets dat je leert door veel te oefenen en die tijd alleen al hiervoor is er veel te vaak veel te weinig.

Gevoelens onder woorden brengen is goud. Maar het is meer dan zilver als je goed kan omgaan met welke tekst dan ook. Totdat er wat beters wordt bedacht om te examineren voor het mooie vak Nederlands is de combinatie tekstverklaren en samenvatten de beste optie, niet eens de minst slechte. Gezien alle reacties op onderaan het stuk van Jongenelen durf ik deze bewering gerust te doen; verreweg de meeste gaan slechts over een aspect van Jongelens tekst en niet over het geheel. - En dan zwijg ik over het taalgebruik hier en daar. - Bovendien: ook bij het genootschap Onze Taal zou het samenvatten van iemands artikel in één zin nog even geoefend moeten worden, in dit geval.

vrijdag 4 mei 2012

Google Drive scoort in cloudbattle met Dropbox en Skydrive

In het woord systeembeheer zitten twee elementen: systeem en beheer. Dat betekent dat iemand die te maken heeft met veel informatie deze dus het beste goed georganiseerd kan opbergen en dat er regelmatig onderhoud gepleegd dient te worden. Omdat verreweg de meeste informatie die we genereren en verwerken digitaal is, kun je mijns inziens het beste veel gebruik maken van online opslagmogelijkheden. Op die manier kun je altijd bij je spulletjes en dat is handig: mensen vragen je wel eens wat. Er zijn nogal wat opties om je informatie op te slaan in "de cloud" en ze hebben allemaal hun voors en tegens.

Deze week heeft Google in mijn ogen een belangrijke score geboekt in de zogenaamde "cloudbattle", de strijd tussen de grote partijen op het gebied van het online opslaan van documenten en andere bestanden. Omdat ik geen Apple-gebruiker ben, betekent dit dat voor mij de belangrijkste drie aanbieders de volgende zijn: Google Docs - nu dus Drive -, Microsoft met de Skydrive en Dropbox. Hoewel ik mensen ken die zweren bij een van de drie producten, ben ik er nog niet helemaal uit welke de handigste is. Wel merk ik dat ik de Skydrive veel gebruik. Maar waarom eigenlijk?

Een paar jaar geleden ben ik helemaal omgegaan naar Google. In mijn Gmail komen al mijn mailadressen geordend binnen (geloof me, je hebt er zo een aantal, als je op verschillende plekken werkt, onderzoekt of je diensten aanbiedt), ik had al een Youtube-account met eigen materiaal toen Google de zaak overnam, dit Edublog loopt via Blogger en ik heb met veel plezier gebruik gemaakt van Google Docs. Sinds ik een Android-telefoon heb is alles helemaal handig geworden voor me.

Google Docs
Het prettige aan GDocs vond ik meteen de webbased programma's om te tekstverwerken, spreadsheets te maken en andere zaken te doen. Omdat Google de bestanden opsloeg in een eigen formaat, waren de bestanden ook relatief klein ten opzichte van Microsoft Office-bestanden, maar alles was compatibel. Bovendien was de integratie met Gmail altijd perfect. Nadeel vond ik altijd wel dat maar heel weinig mensen in mijn omgeving ook gebruik maakten van GDocs. Dat betekende dat ik nogal vaak zaken naar Word moest converteren en als ik zaken terugkreeg met verbeteringen - met die functie dat er van alles in de kantlijn staat - dan kon ik het zaakje niet meer fatsoenlijk opslaan in GDocs.

Bovendien: presentaties werden altijd erg primitief opgeslagen bij Google. Ik gebruik nooit veel effecten als ik een Powerpointje maak en zelden heb ik meer dan 8 dia's - inclusief begin- en einddia. Eenvoudige zaken als in- en uitfaden waren evenwel niet mogelijk. Daarom greep ik al snel terug naar Powerpoint.

Skydrive
De Skydrive van Microsoft heeft altijd de meeste ruimte geboden: 25 GB, tegen 1GB van GDocs en 1GB van Dropbox. Het gevolg van dit aanbod betekende dat ik alle ter zake doende documenten - op het gebied van onderwijs en wetenschap - die ik de afgelopen 15 jaar heb geproduceerd aldaar heb opgeslagen. Sinds Microsoft eenvoudige webbased Word- en Excel-versies heeft, betrap ik me erop dat ik nogal vaak online zit te werken aan mijn bestanden. Eén nadeel is wel dat Word online geen voetnoten kan maken, waar GDocs dat wel kan. Dit klinkt pietluttig, maar bij het schrijven van een wetenschappelijk artikel is die functie onmisbaar.

Het belangrijkste voordeel van de Skydrive is dat het perfect synchroon loopt met Microsoft Office. Je kunt bestanden ook in de gewone programma's openen en dan kun je natuurlijk alles doen wat je altijd al deed. En boven dit alles is het nu eenmaal zo dat verreweg de meeste wetenschappers en leraren gebruik maken van Word, Excel en Powerpoint. De omgeving dwingt je uiteindelijk toch wel om je bestanden in die programma's te kunnen openen en bewerken.

Dropbox
Dropbox is natuurlijk van begin af aan het meest gebruiksvriendelijk geweest, vanwege het portaal dat je kunt openen op je bureaublad. De functionaliteit is precies hetzelfde als dat van elk mapje in Windows. Dropbox kent geen eigen editor, maar dit is ook niet nodig als je Microsoft Office of Open Office gebruikt. Het medium is precies wat de naam zegt: een grote doos om je spullen in te laten vallen, zij het dan georganiseerd.

De 1GB die je aanvankelijk krijgt, kun je gratis opschroeven naar 8GB, maar dit doe je door zaken met mensen te delen. Als zo iemand zichzelf dan ook aanmeldt bij Dropbox, krijg jij 250 MB cadeau, tot maximaal 8 GB dus. Tip: deel eens wat met een groepje studenten of leerlingen en je zit vrij vlot aan die 8.

Google Drive
Vanwege de - zeg maar - mapjesfunctionaliteit is Dropbox dus verreweg het gemakkelijkste in het gebruik, maar de 8 GB heb je toch snel vol, als je wat fotobestanden uitwisselt. Bovendien is er geen online editor aanwezig en dat is een zeer prettig fenomeen als je even snel wat wil bewerken en weer opslaan. Nu Google Drive diezelfde functionaliteit aanbiedt als Dropbox in combinatie met de webbased tekstverwerker, spreadsheetmaker en aanverwante zaken lijkt het de ideale aanbieder in de cloud.

Skydrive heeft inmiddels ook die functionaliteit. Omdat het grootste deel van de mij bekende onderwijs- en wetenschapswereld werkt met Word en aanverwante artikelen, denk ik dat Skydrive uiteindelijk een beslissende eindscore in de wolken gaat hangen. Dat vind ik als liefhebber van Google-producten erg jammer, maar een mens kan nu eenmaal niet blind zijn voor zijn omgeving.

donderdag 19 april 2012

Tekstbegrip en 21st Century Skills

Psycholoog en managementgoeroe Edward de Bono heeft ergens ooit gezegd dat we ons in het onderwijs teveel richten op taal en te weinig op de totale werking van de hersenen; we zouden zo maar 20% van ons totale potentieel aanboren. Dat mag traditioneel gezien ook zo zijn (van oudsher laten we leerlingen hun nieuwe telefoontje niet uit de verpakking halen om ermee te experimenteren, maar we dwingen ze om eerste de handleiding exegetisch door te nemen), maar dat laat onverlet dat ook zijn uitleg daarna weer in taal werd overgebracht. Totdat de mensheid op telepathisch niveau kan communiceren, zal het behept zijn met taal.




21st Century Skills
spelen met name in de hersenen, maar ook in het klaslokaal en natuurlijk voornamelijk online. Wij roepen onze leerlingen en onszelf in stijgende mate zaken toe die te maken hebben met het mooie begrip mediawijsheid. Wij spreken gedragsregels af met leerlingen hoe om te gaan met elkaar in de digitale en in de analoge wereld. Dit alles doen wij met taal.
Op het Canisius College wordt al minimaal 10 jaar door allerlei neerlandici gesproken over het feit dat leerlingen steeds wat slechter lijken te worden in tekstbegrip, je weet wel, het Centraal Schriftelijk Eindexamen Nederlands. Toen ik op deze school kwam werken bestond er nog een heuse ladenkast met daarin per jaarlaag mappen met tekstverklaringen. In de loop der tijd is de hele 6 vwo-stapel uit de kast gehaald; deze toetsen waren te moeilijk geworden voor 6 vwo. Alle toetsen schoven door en voor de brugklassen moest nieuw materiaal gemaakt worden.

Afijn, inmiddels is ons tekstenbestand geactualiseerd en opgeschoond op een Skydrive gekomen, maar ook nu merken we dat normen voor toetsen met eenzelfde zwaarte versoepeld moeten worden. We beginnen ons waarlijk af te vragen of het taalniveau van onze leerlingen aan het afnemen is. Landelijk worden wij onderworpen aan taalniveaus, toetstoestanden en selectiecriteria voor beroepsopleidingen, want ook politici hebben inmiddels het idee opgevat dat er tenminste toch iets moet gebeuren. Immers, ook aan de taalproductieve kant wordt ervaren dat er veel te wensen is inmiddels; een stijgende meerderheid kinderen zou spellen als een kannibaal.

Of het erg is
Dit heb ik al vaker gezegd: ik had in geen ander tijdperk willen leven dan dit; het liefst was ik constant online en in verbinding met alles wat ik wil weten, vragen, bespreken of onderzoeken. Ik heb het gevoel dat veel van mijn leerlingen dit ook hebben. Weliswaar heb ik twee jaar geleden al eens geschreven dat ik vind dat leerlingen internet veel te eenzijdig gebruiken (een beetje opzoeken en een beetje plezier maken), maar desondanks lijkt het mij buiten kijf staan dat veel kinderen behoorlijk aan ongeluk grenzende gevoelens krijgen als zij zouden moeten opgroeien in een wereld met vijf kanalen op televisie, een bibliotheek en - ten gunstigste - een Commodore 64, zoals in mijn jeugd gebruikelijk was.

Internet biedt in een split second vanzelfsprekend veel meer dan taal alleen; allerlei zintuigen kunnen behoorlijk geprikkeld worden. Jonge mensen lijken daar veel gemakkelijker de weg in te vinden dan oudere: allerlei kaf wordt onmiddellijk van het koren gescheiden. Onbewust wordt het aangebodene zelfs tot kaf of koren benoemd. Het staat buiten kijf dat deze vaardigheden van eminent belang zullen blijven, al is het maar om simpelweg te overleven in de enorme diarree aan informatie die je dagelijks bereikt.

Toch denk ik dat leerlingen die zich laten opleiden voor de hogere intellectuele niveaus (vmbo-t, havo en vwo) in grotere mate moeten kunnen omgaan met grote teksten. Dat is niet alleen omdat lesmateriaal nogal eens traditioneel wordt aangeboden, maar vooral ook omdat heel veel nieuw wetenschappelijk onderzoek toch ook niet anders aangeboden kan worden dan door middel van precies verwoorde en genuanceerde taal. Externe motivaties zijn er ook: nu de exameneisen zijn verscherpt, beginnen de leerlingen in mijn 4 vwo-klas al te zweten als ze een onvoldoende terug krijgen voor een tekstverklaring Nederlands of Engels.

Wat te doen
Ik denk dat je als leraar minimaal drie zaken moet doen om ervoor te zorgen dat een leerling niet alleen het examen haalt, maar ook bewust, efficiënt en effectief kan omgaan met grotere gehelen aan teksten. Hieronder som ik - op basis van mijn ervaring en mijn gevoel - deze zaken op.

1. Stel hoge eisen!
Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, dus stel schrijfregels op (begin een zin met een hoofdletter, spel correct, schrijf netjes, maak je blad of scherm duidelijk op, dat soort zaken). Vervolgens moet je jouw leerlingen consequent aan die regels houden. Trek dus bij tekstverklaringen of invuldingetjes ook rustig punten af bij spelfouten of andere overtredingen. Je zult merken dat aanvankelijk 70% van je leerlingen klaagt bij de eerste keer, maar dat 99% van hen uiteindelijk zorgvuldiger omgaan met hun taaluitingen.

2. Erken!
Zorg natuurlijk voor een pedagogisch klimaat waarin het normaal gesproken niet erg is om fouten te maken (hoe iemand zich hersteld toont pas hoe goed iemand is) en geef je leerling erkenning op alle mogelijke vlakken waar die dat verdient. Als je een compliment kunt geven, dan doe je dat. (En anders overigens niet.) Leg alles stil wat ruis veroorzaakt en de veiligheid binnen jouw pedagogisch klimaat kan bederven. Hoge eisen stellen kun je niet in een onveilige omgeving, want dat leidt tot stress en erger.

3. Wees creatief
Je zult zien dat je voortdurend in gesprek bent met je leerlingen over wat er op welke plek wordt gecommuniceerd, hoe dat is gebeurd en wat het effect was. Als jouw onderwijs altijd in het teken staat van de boodschap, dan ben je volgens mij precies aan het doen waar 21st Century Skills over gaan. Je zult een heel repertoire moeten gebruiken om alle informatie die op jouw leerlingen afkomt met hen te filteren en te structureren. Gelukkig kun je die ook vinden op internet; van social media tot mindmaps. Maar ik je moet ook niet aarzelen om leerlingen om de oren te blijven slaan met signaalwoorden, verwijswoorden, alineafuncties en argumentaties.

Vooralsnog zal taal de ruggengraat vormen van internet - vooral van het sociale gebeuren - en van de 21st Century Skills. Wat mij betreft kunnen leerlingen niet genoeg schrijven en lezen. Dat moet allebei even zorgvuldig gebeuren. En het fijne is - en dat blijf ik ook zeggen - jij bent de leraar, degene met ervaring. Door jou kunnen leerlingen ervaren hoe er gecommuniceerd wordt; van tweets tot grote artikelen, van zakelijke tekst tot indringend gedicht en van blog tot roman. Er valt immers nog veel te ontdekken en dat blijft gewoon leuk.

dinsdag 10 april 2012

Taalgevoel: woord-van-de-week

Misschien ligt het aan mijn taalgevoel - met mijn collega's op het Canisius College heb ik het er vandaag ook over gehad: wat moet ik met het nieuwste woord-van-de-week: de Standby-Polen?Volgens een artikeltje op nota bene NOS.nl gaat het hier om werknemers van Poolse herkomst die op uitzendbasis actief zijn in Nederland en die tijdelijk wachten op werk. Juist op de website van de NOS, de moeder van alle publieke omroepen, vind ik het aantreffen van zo'n woord nogal frappant.

Laat ik nog een waarneming noemen. Ik meen dat een jaar of vijf geleden er nog een enorme ophef was over het woord negerzoen. Het gebruik van het zelfstandig naamwoord neger, hier gebruikt als voorvoegsel, blijkt door veel mensen een negatieve lading te hebben. Derhalve staat nu in de dikke Van Dale dat het woord neger door sommige bevolkingsgroepen als beledigend kan worden opgevat.

Een andere waarneming dan: enkele jaren later komt er een politicus in beeld (ik zal zijn naam niet noemen, want het blijkt dat Wilders dat niet leuk vindt) die de afkorting kut (ooit korte urinetrechter) voor het woord Marokkaan in het zogenaamde openbare debat heeft gebruikt. Nog even los van de ontmythologisering van het woord kut en het wijdverbreide noemen ervan, kun je in bovengenoemd woordenboek niet terugvinden dat een dergelijke uitlating voor sommige bevolkingsgroepen beledigend kan zijn.

Voornietgenoemde politicus heeft het nu dusdanig gemunt op weer een nieuwe zondebok, dat wij blijkbaar onbewust al het woord Pool als achtervoegsel gaan gebruiken, zo blijkt op de website van de NOS. Ik vind het tamelijk onprettig dat dit soort processen zich afspelen in een samenleving die nu en in de toekomst ernstig belang heeft bij het aantrekken van veel goede arbeidskrachten uit allerlei buitenlanden. En van die eeuwige begeleidende foto's van die aspergestekers heb ik inmiddels ook de buik vol. Op het Canisius werk ik dagelijks samen met twee hoogopgeleide en fijne collega's van Poolse herkomst die uiterst degelijk en verzorgd respectievelijk Duits en Nederlands geven. In mijn beleving zijn Polen ook niet alleen maar klussers, landarbeiders en lopende-bandwerkers.

Wat ik erger vind dan domheid, is onbedachtzaamheid. Het eerste is namelijk doorgaans niet geneeslijk, het laatste is te voorkomen. Ben ik te taalgevoelig? Ik vind een woord als Standby-Pool uiteindelijk domweg beledigend.

maandag 19 maart 2012

Hoezo lucht weer geklaard in onderwijs?

Blijkens een bericht op Nu.nl van afgelopen zaterdag is de lucht in onderwijsland weer geklaard: vertegenwoordigers van de onderwijsbonden en de regeringspartijen hebben gemeenschappelijk wat plooien gladgestreken. Reden is dat volgens de betrokkenen weer gesproken moet worden over de inhoud van de discussie. Tenminste, dat wordt beweerd, maar daarover heb ik meteen weer mijn twijfels.

Laat ik even voorop stellen dat ik het met minister Van Bijsterveld eens ben dat we "het beste uit de kinderen moeten halen." Op zichzelf is dat iets wat elke weldenkende betrokkene bij onderwijs wil bereiken. Wat dat precies inhoudt valt nog nader te definiëren, maar op gevoelsbasis zullen we de meeste onderwijskundigen wel treffen met dit streven. Hierover dus geen onenigheid.

Ik zit met iets anders. Het is een uitlating van VVD-Kamerlid Ton Elias waartegen ik geweldig te hoop loop: "De politiek gaat over de manier hoe het onderwijs wordt ingericht. De sector hoort dat democratisch besluit te volgen." Nog los van het feit dat hier de politiek en de sector als grote gehelen worden gepresenteerd waarin individuele mensen over een kam worden geschoren met andere individuen, vind ik bovenstaande uitspraak om allerlei redenen niet thuis horen in de 21e eeuw.

Het citaat is gelaagd. Laat ik beginnen met de eerste bewering en dat is dat de politiek besluit hoe het onderwijs wordt ingericht. Ik neem aan dat Elias hier niet bedoeld heeft welke lesstof ik op welke manier behandel, maar dat hij zich richt op het onderwijs als stelsel van opleidingen en geldstromen. - Bovendien hoop ik ook dat hij dat zo bedoelt. - Hier wordt dan aangenomen dat een democratisch besluit altijd het verstandigst denkbare besluit is. Dat waag ik ernstig te betwijfelen: als in om het even welke zaal met 150 mensen een besluit moet worden genomen en 76 malloten voeren de boventoon, dan is het nog maar de vraag of de hierboven gestelde aanname klopt.

Een tweede aanname zit ook verstopt in die eerste zin. Hier wordt uitgegaan van het idee dat politici zich voornamelijk bezig houden met het in stand houden van goede dingen en het verbeteren van te verbeteren zaken in de samenleving. Dus er wordt voorbij gegaan aan het feit dat veel politici doorgaans tegen eigen verstand of geweten in moeten meestemmen met een 'partijlijn' of dat er keuzes worden gemaakt om bepaalde coalities in stand te houden of om bepaalde andere zaken op de agenda te houden. Partijpolitiek is zelfs volgens de huidige minister van Onderwijs een reden geweest om überhaupt de 1040-uren-knuppel weer eens in het hoenderhok te gooien.

Daarnaast ben ik van mening dat de politiek helemaal niet moet beslissen hoe het onderwijs moet worden ingericht. Ik ben nog steeds van mening dat het verstandig is om zoiets nou te laten beslissen door een groep mensen die ter zake kundig is en zulke mensen zijn niet altijd politici. Als een groep met goede onderwijzers en bestuurders samen een pot geld krijgen, weet ik tamelijk zeker dat er ook behoorlijk onderwijs georganiseerd kan worden.

Let op de zorgvuldige formulering van de tweede zin van meneer Elias en met name op het woord democratisch. Juist omdat het besluit democratisch is genomen moet dat worden gebillijkt door de zogenaamde sector. Dat betekent dus dat een groep hoogopgeleide en doorgaans verstandige mensen tamelijk klakkeloos moet leren leven met een besluit waarvan op voorhand nog niet vast staat of dat wel het best denkbare besluit is. Dat vind ik een zorgwekkende basis om het beste uit kinderen te halen.

Voornoemde uitlating van Elias getuigt mijns inziens van een sterk geloof in management van de oude stempel. Hierbij heb ik het over een vorm van bestuur waarbij er een hiërarchie is waarbij bovenin een groep mensen beslist in welke richting de mensen onder hen dienen te volgen. Het woord bestuur suggereert dat een onderneming of instelling een geheel is dat in beweging is en dat er een wiel is waaraan gedraaid kan worden om een bepaalde richting te bepalen. Een ander woord voor richting is directie en ook dat woord komt nogal eens voor als wordt gesproken over dergelijke mensen. Je weet wel.

Veel mensen die plaatshebben in zo'n zogenaamde directie geloven er heilig in dat de onder hen geplaatste werknemers beloond moeten worden als zij goede prestaties leveren - wat die ook mogen zijn - en dat zij op enigerlei wijze gestraft moeten worden als zij met het tegenovergestelde daarvan aankomen. Uit divers en decennia lang onderzoek blijkt dat deze vorm van aansturing prima werkt bij beroepen waar een hoge mate van voorgeprogrammeerde productie gepleegd moet worden, maar dat in alle andere beroepen - en dat is de meerderheid - mensen - en dus ook ondernemingen of instellingen - beter gebaat zijn bij andere zaken dan een beloning of een straf. Managementideeën die berusten op dat zogenaamde 'wortel-en-stokmodel' worden al geruime tijd versleten als ouderwets. Toch doet de uitlating van meneer Elias mij denken aan dit soort theorieën.

Hierboven beweer ik dat ik de wijsheid wel in pacht zou hebben. Op zichzelf is dat natuurlijk ook discutabel, maar ik weet wel dat mij is geleerd om hetgeen ik uitkraam te onderbouwen met zoveel mogelijk feitenmateriaal. Die gewoonte - erg gebruikelijk in de wetenschap - probeer ik ook op mijn leerlingen en studenten over te brengen. Van politici verwacht ik dan ook hetzelfde en dan kan ik mij al dan niet laten overtuigen van hun gelijk. Ach ja, en je weet wel: een mens leest wel eens wat, dus zo'n mening kan door voortschrijdend inzicht worden bijgesteld.

Hoe dan ook, de hierboven door mij als ouderwets bestempelde ideeën over management zie ik ook terug in het geloof van de huidige overheid in het prestatieloon voor leraren. Nog nergens heb ik een studie gevonden die pleit vóór voordelen van het invoeren daarvan. Daniël Pink, onder meer een voormalige speechschrijver van Al Gore, kan ook boeiend spreken over deze materie. Hij stelt juist dat de meeste hoogopgeleide werknemers gebaat zijn bij een bepaalde vrijheid hoe het eigen functioneren in te vullen en niet bij een hoog prestatieloon; sterker nog, volgens Pink - en alle onderzoeken die hij aanhaalt - werkt dat contraproductief. ("Ik krijg mijn salaris toch wel, dus ik ga een tandje minder.")

Eerder heb ik er ook al over bericht - en vaker: juist in het onderwijs is die ruimte zo belangrijk. Immers, volgens mij is het geven van ruimte de hoogste vorm van erkenning die je iemand kunt geven. Erkenning is volgens Maslov en zijn beroemde behoeftenhiërarchie nodig om te komen tot zelfontplooiing en dat laatste is het voornaamste doel van onderwijs. Zelfontplooiing betekent dat mensen het beste halen uit zichzelf en een leraar is bij uitstek degene die de omgeving schept waarbinnen leerlingen dat kunnen doen. Juist díe ruimte, die erkenning dient de zogenaamde politiek aan de zogenaamde sector te geven.

Ik heb het al vaker gezegd, niet elk beleid op onderwijsgebied is slecht van deze overheid, maar bij ongefundeerde invoeringen van besluiten als urennormen, prestatielonen of het ontnemen van allerlei beurzen blijft ik mij hevig verzetten; juist omdat deze ingaan tegen de ruimte en erkenning die een goed professional verdient. Hoe democratisch de beslissing ook heet te zijn, ik roep van harte mijn collega's in onze sector op om datzelfde te blijven doen. Ik wil het graag hebben over de inhoud: over 21st Century Skills, over Accidental Learning, over het inrichten van een krachtige leeromgeving die de creativiteit en het voorstellingsvermogen van alle betrokkenen voedt en vergroot; dat soort zaken. Nee, wat mij betreft is de lucht nog niet geklaard.

maandag 5 maart 2012

Staken voor erkenning en ruimte - deel 3

Geachte heer Zijlstra,

Daar ben ik weer! U weet nog wel, in december kreeg ik van u die Promotiebeurs voor leraren. Dat vond ik een goed initiatief, want het erkent mij als professional. U weet wel, die erkenning zit ook in een aantal andere maatregelen die deze overheid heeft genomen. Laat ik beginnen met uw regering en u te feliciteren met het feit dat er een tweede onderwijsstaking zit aan te komen morgen. Het is erg ongebruikelijk dat leraren staken en volgens mij is het een unicum dat dit gebeurt in één regeringsperiode.

Morgen ga ik niet staken. Volgens mij heb ik het niet zo goed begrepen, dat ik toen ben gaan staken, op 26 januari. Volgens mij heeft dat staken enorm weinig indruk gemaakt op u en uw collega-bewindslieden. Volgens mij had ik mij moeten aanbieden om in een denktank te gaan om onder elkaar eens te praten over de toekomst van het onderwijs.

Volgens mij is dat de manier waarop wordt gedacht in de coalitie VVD-CDA met gedoogpartner PVV. Die indruk krijg ik tenminste sterk als ik bij De Wereld Draait Door verneem dat minister-president Rutten samen met Joop van den Ende aan het brainstormen is aan het torentje over het cultuurbeleid en dat diezelfde minister-president zich nu met coalitie- en gedoogpartner heeft teruggetrokken in het Catshuis om zulks te doen voor 's lands economie. Zelf heeft u ook al een denktank benoemt om het prestatieloon te onderzoeken. Prima allemaal.

Meneer Zijlstra, het is niet dat ik twijfel aan uw goede bedoelingen met ons onderwijs, ik verschil alleen sterk van mening met u over een aantal voorgestelde maatregelen: de terugkeer van de 1040-norm, het prestatieloon, de sociale lening bij masterstudies en nu het inbedden van met rugzakjes behangen leerlingen in het reguliere onderwijs. Iedereen snapt dat we zorgvuldig met ons geld moeten omgaan, zeker in crisistijd en als vader van een peuter snap ik ook heus goed dat ik mijn dochter en haar generatie niet moet opzadelen met allerhande schulden. Graag wil ik met u onderzoeken of er geen verstandiger keuzes zijn te maken over dit alles. Daarbij twijfel ik nog steeds enorm aan de gronden voor deze beleidsvoorstellen.

Morgen wordt er gestaakt tegen het opnemen van kinderen in het reguliere onderwijs die normaal gesproken in het speciaal onderwijs terecht gekomen zouden zijn. Inmiddels heb ik ook zelf een flinke groep gerugzakte leerlingen onze reguliere school zien verlaten zonder diploma. In mijn praktijk heeft dat geleid tot onevenredig veel aandacht voor deze leerlingen. Zij verdienden die aandacht, maar omdat ik les geef op een 'normale' school is deze aandacht behoorlijk structureel ten koste gegaan van de leerlingen die niet een geoormerkt probleem hadden. (De 'normale' leerlingen, zeg maar.) Dat vind ik volstrekt abject.

Ook als alle door de AOB geschetste doemscenario's geen bewaarheid worden, vind ik het ethisch onjuist om in een welvarend land als het onze geen speciaal onderwijs aan te bieden. De overheid dient in mijn optiek op te komen voor alle burgers en dat betekent dat allerlei burgers extra steun moeten hebben. - Dan heb ik het allicht over de mensen die dat op allerlei gronden verdienen en niet over de profiteurs die altijd zo gemakkelijk in dit soort discussies naar binnen worden gemanoeuvreerd. - In een beschaafd land als het onze hoort in mijn optiek geen 'recht van de sterkste' thuis, maar daar geldt wat mij betreft de regel dat ieder welwillende burger optimaal de kans moet krijgen om diens talenten ten volle in te zetten ten gunste van de samenleving.

U mag mij uitnodigen om in de hierboven voorgestelde denktank plaats te nemen. Dat staken -hoe terecht ik dat nu ook weer vind - strijkt maar tegen de ministeriële en staatssecretariële haren in. Volgens mij moeten wij er als mannen onder elkaar wel uitkomen, met dat onderwijs. Verwacht echter niet dat ik gemakkelijk te overtuigen ben als ik geen gezonde argumentatie, te weinig feiten of te weinig visie denk te zien.

Met vriendelijke groeten,

Martijn Wijngaards
Leraar Nederlands op het Canisius College en op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

donderdag 16 februari 2012

Ouders, blijf positief bij internettend kind!

Deze week sprak ik een vader van een jongen die een akkefietje had via internet met een klasgenoot. Die klasgenoot had op een taalsite enkele puberale uitdrukkingen gepost - je weet wel, met bepaalde lichaamsdelen erin - onder de naam van die jongen. Echt gericht cyberpesten was het niet, maar wenselijk is dit natuurlijk ook allerminst.

Andere ouders met wie ik de afgelopen tijd heb gesproken maken wel eens dergelijke zaken mee. Veel kinderen slaan er weinig acht op, maar ouders zijn vaak bang dat er zaken op internet gaan rondzwerven die hun kinderen later kunnen tegenwerken. Bovendien: het zou juist die kinderen moeten interesseren, zegt een gemiddeld gezond verstand.

De reacties van ouders op dit soort verschijnselen zijn verschillend. Sommige ouders verbieden kinderen om zich nog in te laten met social media en aanverwante zaken, andere ouders maken zelf een Facebook-account aan om kinderen te controleren en weer anderen verwachten dat mentoren, conrectoren en god-weet-ik-niet-al wat voor onderwijzend personeel allemaal handelend optreedt. Erg positief en - vooral - duurzaam zijn dit soort manieren niet. In alle gevallen raad ik het volgende aan:

Positieve benadering: denk na over je digitale zelf
Als een leerling zijn naam op enigerlei wijze onjuist op internet ziet, raad ik aan om een Facebookpagina te openen waarop krachtig de boodschap staat die de leerling wél wil uitstralen. Het is erg goed als ouders samen met het kind zo'n pagina opzetten; ze moeten zich samen afvragen welke foto's, welke persoonsgegevens, welke favorieten en welke andere informatie met wie gedeeld wordt en wie allemaal 'vriend' kunnen worden. Uitgangspunt blijft daarbij dat je zo'n pagina een soort schutting om het privéleven heen is. Ik zeg bovendien dat het goed is om een disclaimertje aan te brengen die aangeeft dat deze Facebook-pagina door het kind zelf is gemaakt en dat uitingen op andere plekken op internet voor rekening van andere mensen is. Op die manier creëer je een soort uitvalsbasis.

Positieve benadering: heb het er samen over
Eigenlijk staat het hierboven al: ouders worden aangemoedigd om betrokkenheid te tonen bij het internetgebruik van het kind door het er samen over te hebben. Ik zou dat zelf aan tafel doen in een vorm als: "Goh, vertel eens, hoeveel vrienden heb je nu op Facebook?", "Heb je ergens al veel likes op gehad?" Die vragen kun je als inleiding gebruiken op een gesprek waarin je verder kijkt of de waarden van je opvoeding een beetje tot uiting komen. Die betrokkenheid zou ik in elk geval niet achter de rug van het kind tonen door de gaan spioneren; ik pleit voor open communicatie: houd alles bespreekbaar.

Positieve benadering: verdiep je in de materie
Angst is een slechte raadgever. Als je niet snapt wat je kind allemaal uitspookt, dan is het ook goed om je te verdiepen in wat er allemaal te koop is. Praat dus niet alleen met je kind, maar lees ook boeken over social media (Raymond Janssen heeft bijvoorbeeld een paar fijne boeken geschreven in de Dummies-reeks. En er bestaan ook speciale boeken voor ouders zoals Jongeren en hun digitale leefwereld van enkele leden van de kenniskring e-learning van InHolland.) Het is ook nooit verkeerd om op school eens te kijken welke leraren er intelligent omgaan met dit soort zaken en misschien weet de buurman ook wel weer iets.

Ouders merken vanzelf wel welke dieptes er bereikt worden door op deze manier met internettende kinderen om te gaan. Op alle vlakken is er wel ervaring op te doen, maar ook informatie te vinden. Het is algemeen bekend dat verbieden zinloos is - helemaal bij pubers - en dat klagen leidt tot improductiviteit. Van enkele ouders heb ik alweer enthousiast commentaar terug op de positieve benadering.

donderdag 26 januari 2012

Staken voor erkenning en ruimte - deel 2

Vandaag staak ik omdat ik mij niet gesteund voel als docent door de overheid. Ik voel mij niet erkend als professional. Bovendien ervaar ik dat de voorgestelde maatregelen als de urennorm mij nog meer ruimte ontnemen om mijn vak serieus uit te oefenen.

Dat de minister de staking onverantwoord vindt, maakt me boos en verdrietig. Een leraar staakt helemaal niet zomaar, omdat die weet dat zijn leerlingen daar direct de dupe van zijn. Op zo'n dag als vandaag is er dan ook écht iets aan de hand. Juist die erkenning voor onze professionaliteit, die wordt met zo'n opmerking keihard onderuit geschopt en dat vindt ik een gemiste kans en, zoals gisteren gezegd, haaks staan op het overwegend positief ingezette onderwijsbeleid.

Hieronder staat mijn 'onderbouwing van de dag'. Deze breidt uit wat ik hierboven heb gesteld. Bovendien onderbouw ik nota bene welke onderbouwing ik allemaal mis.

Getuige een keurig interview dat nu.nl heeft gehouden met minister Van Bijsterveld vindt de bewindsvrouw het dus onverantwoord dat leraren staken. Ze gebruikt de ruimte (sic!) ook goed die ze krijgt om antwoord te geven op enkele bezorgde vragen die op de nieuwssite waren gepost. Ik heb natuurlijk aandachtig geluisterd naar inhoudelijke gronden voor het beleid waartegen vandaag wordt gedemonstreerd, maar ik heb die niet gevonden. Visie? Heb ik niet gevonden. Steun? Heb ik niet gevonden.

De eerste vraag gaat over het gegeven dat Van Bijsterveld niet heeft geluisterd naar het advies van de commissie-Cornielje dat heeft geadviseerd om de urennorm niet te verhogen naar 1040 antwoord zij dat er nu eenmaal politieke verschuivingen zijn geweest in de Tweede Kamer en dat die ertoe hebben geleid dat de norm opnieuw op tafel is gekomen. Dat mag allemaal wel waar zijn, maar een inhoudelijk argument om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren is dat niet. Men stelle zich een aannemer voor die een gebouw moet renoveren dat door erg veel mensen wordt gerespecteerd en dat zelfs door een groot deel van de voorbijgangers mooi wordt gevonden. Hij zal allicht onderzoeken welke materialen er zijn gebruikt, hoe de authenticiteit van het aanzicht behouden blijft en welke moderne middelen de hele constructie voor de voorlopige eeuwigheid overeind zal houden. Vervolgens stelle men zich voor dat de onderaannemer (die een convenant heeft gesloten met de aannemer om hem in principe te steunen) gaat opperen dat de houten balken die het dak dragen moet worden vervangen door balken van het soort piepschuim dat wordt gebruikt bij het verpakken van dvd-spelers. Bovendien voegt de onderaannemer toe dat hij de steun geniet van een aanzienlijk deel van de klandizie van de aannemer. Ik mag aannemen dat dan de logica zegeviert bij de aannemer en dat hij denkt: uit onderzoek blijkt dat ik moet vasthouden aan mijn intelligente plan, ik luister niet naar die kwats. Dat geldt ook voor de minister: een verstandige beslissing neem je naar aanleiding van een gedegen onderzoek.

Natuurlijk doelt de minister vooral op de PVV. Die partij beweert dat de Nederlandse cultuur onder meer voortkomt uit het humanisme. U weet wel, dat is die stroming van intellectuelen aan het einde van de middeleeuwen die - onder andere zaken - een hernieuwde belangstelling aan de dag legde voor de filosofen uit de Griekse Oudheid. Dankzij allerlei contemporaine - voornamelijk islamitische - wetenschappers zijn de geschriften tot in die tijd behouden gebleven en daarin stond al te lezen dat je een bewering met feiten moet onderbouwen (en dat feiten bovendien niet zomaar feitelijk zijn). Naar goede humanistische gewoonte ben ik ad fontes gegaan (terug naar de bron) om te kijken wat de PVV in zijn verkiezingsprogramma heeft opgeschreven over onderwijs.

Tot mijn gedegen onderwijs behoort dat ik mijn leerlingen bijbreng hoe goed te argumenteren en hoe goed een alinea op te bouwen. Dat betekent dat in een goede alinea een kernzin staat, gevolgd door minimaal twee uitleg- en/of voorbeeldzinnen die aansluiten bij die kernzin. Als ik alleen al tekstkritisch naar de onderwijsparagraaf kijk, krijg ik het vermoeden dat de PVV niet sterk is geworteld in het humanisme.

Zo lees ik het volgende: "De herbouw van het onderwijs begint bij de basis: de pedagogische academie. Juist daar moet vakinhoud weer centraal staan." Hier wordt voorbijgegaan aan de vraag of de nadruk niet al ligt op die vakinhoud, want de alinea gaat als volgt verder: "Onze kinderen in het basisonderwijs hebben recht op goed opgeleide onderwijzers. Dat geldt voor alle onderwijslagen." Dat is een nieuw onderwerp, maar de bewering op zichzelf is gefundeerd in de wet en iedereen met een gezond verstand zal het eens zijn met deze stelling. Gaat de PVV hier dieper op in? Nee; de alinea gaat door: "Op school kom je om hard te werken. Dus zeggen we gedag tegen de ‘alles-is-leuk’-cultuur." - Ik heb mijn leerlingen even gevraagd of zij snappen wat deze cultuur inhoudt, maar zij keken mij langdurig vragend aan. Ook ik zou niet weten wat hier wordt bedoeld. Uitleg komt er niet en de alinea is nog niet af: "De onderwijzer wordt weer gewoon aangesproken met ‘meester’ of ‘juf’." - Wat deze verplichting bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs wordt niet onderbouwd. - "De Canon van Nederland wordt verplicht op de basisschool, het volkslied wordt geleerd en op elke school hangt onze vlag. - Welke canon wordt hier bedoeld? Die van de geschiedenis of die van 'Nederlandse' ruimtevaartexperimenten? En wat betekent 'onze vlag'? De vlag van Nederland of die van de PVV? - Niets wordt nader verklaard. De alinea besluit met "Goede scholen zijn veilige scholen.", overigens ook zonder 'veilige scholen' nader te definiëren.

Vrijwel alle alinea's zijn zoals hierboven beschreven opgebouwd. Het geheel leest niet prettig. Ik ben oprecht geïnteresseerd in alle standpunten van iedereen; ik beschouw mijzelf als een nette burger. Ik wil echter ook begrijpen waarop die zijn gefundeerd. Dat betekent dat ik het als bijzonder fijn ervaar als het een en ander verzorgd is geformuleerd in sterk overkomende alinea's. De in het verkiezingsprogramma opgestelde tekst komt onbeholpen op mij over. Zo kan ik ook wel iets verzinnen: "Koeien geven steeds vaker zure melk. Dat komt omdat zij machinaal worden gemolken. Er moeten weer meer handen aan de koe. Kippen moeten vaker meergraneneieren leggen. Op dichtgevroren boerensloten moet geschaatst kunnen worden in januari."

Ook bij de puntsgewijs gepresenteerde oplossingen wordt alleen maar geponeerd. Om maar eens wat te noemen: "Ambachtsschool terug." Maar waarom? Met welke inhoud? Met welk doel? En er wordt he-le-maal niets, NIETS, gezegd over de 1040-urennorm. Het fundament voor deze beslissing vind ik dus niet terug in het verkiezingsprogramma. Deze humanistische oefening heeft mij niets anders opgeleverd dan dat ik moet constateren dat weinig standpunten van de PVV onderbouwd lijken; overigens naar verluidt is dat een gewoonte die we al kennen sinds de dagen van Thales van Milete en dat was zes eeuwen voor het begin van onze jaartelling.

Tegelijkertijd blijf ik het standpunt van de minister maar niet begrijpen in de discussie over werkdruk. Helaas is de aandacht nu verschoven naar het aantal vakantiedagen en gaat ook hier de hele inhoud niet over de kwaliteit van onderwijs. Bovendien heeft de minister helemaal geen zeggenschap over hoe de vakanties worden ingepland. Daarover gaat het in de cao-onderhandelingen. De door haar voorgestelde maatregelen zijn er mijns insziens alleen op geënt om de 1040-uren beter in het werkschema van scholen, leraren en leerlingen te proppen.

Dat de publieke discussie zich voornamelijk op onderbuikniveau afspeelt, maakt me bezorgd. Stemmen van buiten de onderwijssector beweren zomaar dat leraren niet weten wat werkdruk is en dat er toch zoveel vakanties zijn. Dit mag geroepen worden, maar ik zie graag dat het allemaal onderbouwd wordt en juist die bewijslast zie ik niet. Je zou haast zeggen dat er nog een hoop onderwijs te verrichten is.

De staking is hartstikke terecht! Het voorgestelde onderwijsbeleid levert alleen meer werkdruk op voor leraren en het geeft geen enkele blijk van waardering of erkenning voor de vele professionals die dagelijks voor de klas staan. Er is immers geen enkel fundament, geen bewijs voor de stellingname van de regering. Bij de PVV, de partij die de urennorm weer op de agenda heeft gezet, moet men zich zelfs achter de oren krabben of een cursus elementair schrijven en argumenteren geen interessante optie is.



woensdag 25 januari 2012

Staken voor erkenning en ruimte

Geachte heer Zijlstra,

Op de woensdag voor Kerstmis heb ik uit uw handen de Promotiebeurs voor leraren mogen ontvangen. Die beurs stelt mij, en 35 andere docenten, in staat om de komende vier jaar twee dagen per week te werken aan mijn onderzoek te werken, om uiteindelijk te promoveren. Natuurlijk ben ik heel blij dat ik door de strenge, intensieve selectie ben gekomen, want dat betekent dat ik de ruimte heb gekregen om mijzelf door te ontwikkelen als vakman.

Donderdag ga ik staken. Ik houd helemaal niet van staken. Ik houd van dagen waarvan ik 's avonds thuis denk dat er nuttige activiteiten hebben plaats gehad voor leerlingen en dus voor mij. U weet wel, fijne, gewone dagen. Dat ik donderdag ga staken komt omdat ik het gevoel heb dat mij juist een andere vorm van ruimte wordt ontnomen. Juist de 1040-urennorm, de prestatiebeloning en het ongecompenseerd terugdringen van vakantiedagen zijn twee voorgestelde maatregelen die daar lijnrecht tegenover staan. Zo'n beurs vind ik een goede beslissing van de overheid - overigens ook als ik die toegekend had gekregen.

Als inmiddels ervaren docent weet ik dat een leerling in beginsel niets leert van onderwijs. Een mens leert alleen als die dat zelf wil. Volgens de behoeftenhiërarchie van Maslow komt men tot zelfontwikkeling, het hoogste niveau, door zich erkend te voelen. Erkenning kent dan weer verschillende niveaus: van een goed cijfer of een beloning of een compliment naar hogere vormen als het krijgen van verantwoordelijkheid of uiteindelijk: ruimte. Onderwijs is vooral een communicatief proces binnen het door een docent geschapen zogenaamde pedagogische klimaat; die ruimte, die erkenning.

De reden waarom ik ook niet begrijp dat er wordt teruggegrepen op de hierboven genoemde maatregelen, is omdat het mijns inziens zo haaks staat op wat de overheid van te voren als beleid heeft aangekondigd. De doelen die zijn gesteld in actieplannen als 'Beter presteren' en 'Leraar 2020 - een krachtig beroep!' vind ik ook prima: sterke mensen voor de klas, leraar als gewild beroep en reflectie als structureel onderdeel van mijn baan. Dit alles geeft mij het juist wél het gevoel dat ik ruimte krijg en dat ik word gesterkt als professional, net zoals bij die promotiebeurs.

Er zijn inmiddels onderzoeken te over waaruit blijkt dat er geen verband bestaat tussen toenemen van het inkomen en geluksbeleving. Prestatieloon schijnt alleen te werken bij mensen die kortcyclische arbeid verrichten: als iemand meer dopjes op tubes tandpasta heeft geschroefd dan zijn collega, krijgt die meer salaris. Voor het werk als leraar geldt dat allemaal juist precies niet; ik heb nog geen baan gezien of ervaren waar je dikwijls tegelijk en op verschillende niveaus allerlei uitdagingen krijgt te verwerken. Dat maakt het vergelijken van prestaties van leraren ook veel lastiger en ingewikkelder, vooral als daar een geldelijke beloning tegenover moet staan. Hoe druk je bijvoorbeeld een pedagogisch klimaat uit in arbeidsloon?

Als leraar heb je eigenlijk alleen echt vakantie in de zomer. In alle andere vakanties werk je door aan je onderwijs en aan de toetsing ervan, net zoals je in je tijd als leerling of student meestal iets te doen had in een vakantie. Dat vinden de meeste leraren ook prima, evenals het feit dat er alleen maar gereisd kan worden in het hoogseizoen of dat ziekte in vakantietijd niet gecompenseerd kan worden als er weer leerlingen in het lokaal zitten. Onderwijsdagen zijn lang, kennen weinig tot geen pauze en vergt een voortdurende alertheid, een goede concentratie en een hele berg aan andere vaardigheden om pubers op te leiden voor een vervolgstudie. Aan mensen die nooit in het onderwijs hebben gewerkt is dit overigens lastig uit te leggen, weet ik. Wat iedereen wel snapt is dat het schrappen van vakantiedagen een ongelukkig middel is in het bestrijden van de grote werkdruk, het beoogde doel.

De commissie-Cornielje - voorzitter Clemens Cornielje is nota bene een partijgenoot van u - heeft al duidelijk te kennen gegeven dat de huidige vakantieregeling prima is, dat er zelfs nog wat meer ruimte kan komen voor bij- en nascholing en dat er 1040 uren lesgeven 'praktisch gezien onmogelijk' te realiseren is voor een school.

"We moeten leraren koesteren," zei u nog bij de uitreiking van de promotiebeurzen. Veel van het overheidsbeleid lijkt daar prima bij aan te sluiten. We zijn het allemaal eens over het feit dat leraar een mooi beroep moet zijn, dat een docent een goede opleiding moet hebben gehad en dat leerlingen moeten worden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen. Ik hoop dan ook werkelijk dat daarmee conflicterende zaken als prestatieloon, de 1040-urennorm en het terugdringen van vakantiedagen niet zullen doorgaan. Tenzij u of mevrouw Van Bijsterveld eerder aankondigt het wetsvoorstel terug te trekken ga ik donderdag staken voor erkenning en ruimte voor mijn professionaliteit.

Met vriendelijke groeten,

Martijn Wijngaards
Leraar Nederlands op het Canisius College en op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

donderdag 12 januari 2012

Ben een leraar!

Gisteren heb ik gesproken op de nieuwjaarsopening van ROC A12 in Ede. Daar had men mij verzocht een persoonlijke visie te geven op de ontwikkelingen die gaande zijn in het middelbare beroepsonderwijs. Aanwezig waren, behalve collega's van het ROC ook mensen uit het omringende bedrijfsleven en uit de politiek.

In mijn speech heb ik niet geprobeerd om te vertellen wat die laatstgenoemde categorie mensen het beste kan doen. Daar ben ik niet van en daar ga ik niet over. Wel heb ik geprobeerd om inzichtelijk te maken hoe ik zelf handel en hoe ik daarbij zoveel mogelijk plezier heb. Door de directie is een speelveld afgebakend voor de komende jaren en dat wordt voornamelijk beïnvloed door externe ontwikkelingen als bezuinigingen in het onderwijs, vergrijzing van de lerarenpopulatie (in het mbo verlaat de komende zeven jaar ruim 50% de werkvloer!) en het stopzetten van zaken als de 30+-regeling. Het ROC zit middenin een groot aantal ontwikkelingen die ertoe moeten leiden dat de aansluiting blijft met het bedrijfsleven, dat er een nauwe, blijvende samenwerking is met lerarenopleidingen (Hogeschool Utrecht en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) en dat de huidige werknemers de ruimte krijgen om zich snel en flexibel aan te passen aan de veranderingen die dit alles teweegbrengt.

In het kort komt het erop neer dat ik denk dat je zo goed mogelijk moet zijn in wat je doet. Aan mijn leerlingen leg ik dat wel eens uit met de volgende simplificatie: stel dat je ontzettend vaardig wil zijn in het spreken en schrijven van de Franse taal. Je zult dan heel hard gaan leren en bij de eerstvolgende toets haal je wellicht al een 9. (Je talent bepaalt hoe stevig je zult moeten aanpakken, maar dat even terzijde...) Vervolgens heb je er aardigheid in, zodat je zult denken dat je nog wel eens zo'n 9 wil halen. Daarom zul je wederom hard gaan studeren en daarop volgt weer een 9. Na verloop van tijd zul je merken dat je minder moeite hoeft te doen om dat niveau vast te houden en dan ben je dus echt top. Dat voelt verschrikkelijk goed.

Eerder schreef ik dat het krijgen van een goede beoordeling, een mooi cijfer, een vorm van erkenning is, een wat minder hoge vorm dan het krijgen van - om maar eens wat te noemen - verantwoordelijkheid, maar niettemin is het in principe oké. (Ook die niveaus van erkenning heb ik wat nader, beter uitgewerkt, zie het schema op het plaatje.)


Natuurlijk zijn er nogal eens mensen die dat gedoe omtrent erkenning ontzettend lastig vinden en dat is alleszins begrijpelijk. Hoe dan ook, ik denk dat écht top zijn het leuk maakt wat je doet; op je werk, thuis of waar dan ook. Je zult daarbij trouw moeten zijn aan jezelf en aan anderen. Aan eigenwijsheid heeft niemand iets en bovendien is het goed om je te omringen met de juiste mensen; die kunnen jou verder helpen in het leven en zij kunnen jou behoeden voor valkuilen.

Hoog in de pikorde heb ik de belangrijkste boodschap gezet: wees een leraar! Iedereen die een mbo-functie of hoger heeft, zal merken dat die eigenlijk een leraar is, omdat je wel eens kennis zult moeten doorgeven, iets zal moeten uitleggen of zou moeten coachen. Dat betekent dat leraar niet alleen een superbelangrijk beroep is, maar ook een levenswezenlijke attitude. Leraren geven het goede voorbeeld.

Natuurlijk heb ik nog veel meer verteld, maar daarover heb ik op dit edublog al eens geschreven. Ik hoop wel dat juist de boodschap dat je een leraar bent is blijven hangen gisteren. Dat besef voelen en uitdragen, dat is toch een goed voornemen!

P.S. Ik besef dat mijn piramide lijkt op die van John Wooden, maar die gaat over succes. In navolging van Bas Haring twijfel ik of dat wel is waarnaar ik streef, omdat ik niet precies weet wat dat precies moet zijn.