maandag 19 december 2011

Doe het goed of doe het niet #2

Beste Joitske,

Natuurlijk had ik al eerder moeten reageren op jouw reactie van medio oktober op dat stuk over mediacoaches op mijn edublog. De reden dat ik dat niet onmiddellijk heb gedaan, komt omdat ik aan het nadenken ben geweest over jouw vraag. Daarnaast heb ik ook wat van jouw indrukwekkende hoeveelheid werk (zowel kwalitatief als kwantitatief!) bekeken.

Hoe dan ook: allereerst natuurlijk bedankt voor die reactie. Je vroeg je toen af hoe je ervoor zorgt hoe een mediacoach de leerling bereikt. Je zegt dit ook in het licht van de gedachte dat leerlingen vaak meer weten van internet dan een leraar. Dat laatste vind ik in die zin waar, dat het betekent dat leerlingen vooral goed weten welke trends er gaande zijn online en daaromheen.

Een gesprek dat ik vandaag had met een leerling van het Canisius College heeft mij zowat in de richting van een antwoord gebracht. Het gesprek kwam erop waarom twee leraren exact hetzelfde aan leerlingen kunnen zeggen, maar waarom leerlingen het van de ene wel aannemen en van de andere niet. De leerling kon daar niet onmiddellijk goed antwoord op geven en daarom begon ze mij en een collega als voorbeeld te nemen. Aan mij kon ze zien dat ik ook een leven had naast school, zei ze, en blijkbaar was dat een geweldig argument voor het serieus nemen van mijn uitingen. Met dat leven bedoelde ze op mijn bestaan als onderzoeker en public speaker enzo. Een andere collega had dat allemaal niet en daarom had ze blijkbaar afgedaan.

Nu vind ik het principieel onjuist om collega’s af te vallen. Daarnaast vond ik dat mijn leerling - een beleefde, intelligente meid - bepaald ongelijk had. Ik heb allereerst betoogd dat mijn aller- allerbelangrijkste ambitie is om een goede vader en echtgenoot te zijn; dan komt er een tijdje niets en pas dan komen alle andere mensen en zaken. Van de door haar bedoelde collega weet ik dat ook zij precies de bedoeling heeft om voornamelijk een goede moeder te zijn en dat ze daarnaast parttime werkt als - in mijn ogen een zeer degelijke - docent. Ja, zo had mijn leerling dat nog even niet bekeken.

Afijn, waarom zeg ik dit allemaal? Dit gesprek was namelijk ook een soort aanleiding om antwoord te geven op jouw vraag. Volgens mij moet die nog enigszins in mist gehulde formulering drie zaken bevatten. Hieronder zal ik sowieso proberen zo helder mogelijk te zijn.

Leerlinggericht
Naar mijn mening is het allerbelangrijkste goed van je leraarschap wat men met een mooie term omschrijft als pedagogisch klimaat. Dat houdt voor mij in dat je zorgt dat regels geen issue zijn - want duidelijk - en dat je ervoor zorgt dat elke leerling het gevoel heeft om in voldoende mate erkenning te krijgen van jou. Je zult dus voortdurend in gesprek moeten zijn en blijven met je leerling en daardoor kom je te weten wat hem drijft en op welk niveau je moet inhaken om enige lesstof te laten beklijven in zijn systeem.

In die gesprekken ben je eigenlijk vaak coach, dus het uitnodigen van zelfreflectie is het voornaamste doel. In alle jaren dat ik leraar ben heb ik gemerkt dat op elk niveau dat ik lesgeef of heb lesgegeven - en dat is inmiddels van mbo-niveau 2 tot universitair - een leerling/cursist/student het zeer op prijs stelt als er af en toe even met iemand gespiegeld kan worden over alles wat een gemoed kan bezighouden. Opmerkelijk vaak zijn dat zaken die toekomstgericht zijn en bijzonder vaak zijn internetgerelateerde zaken niet een issue; verhoudingsgewijs dan. Daar ga ik graag even voor zitten en dat betekent dat ik nogal eens in een leerling investeer in een tussenuurtje, op de gang of in een pauze. (Dan vraag ik wel eens of de leerling (etc.) in kwestie het erg vindt of ik een boterhammetje eet. Dat laatste beschaafd natuurlijk - ik kan mij herinneren dat ik als leerling zelf wel eens afgeleid werd door schrokkende omnivoren die onstuimige oerbroden te lijf gingen tijdens een gesprek met mij. De inhoud van die gesprekken staat mij dan ook niet meer bij.)

Levenservaring
Ik houd altijd maar voor ogen dat ik de volwassene ben (bij leerlingen) of bepaalde ervaringen méér heb (bij studenten én bij leerlingen). In het geval van het mediawijze gebeuren betekent dit dat ik mij graag laat voorlichten door leerlingen wat hen bezighoudt, drijft of motiveert. Dit geldt dus ook voor alles wat met internet te maken heeft.

Waar je als leraar überhaupt meer ervaring mee hebt is met het verwerven en verwerken van informatie. Leerlingen worden overspoeld door een voortdurende lawine van gewenste en ongewenste gegevens en haast automatisch ontwikkelen zij een soort mechanisme om daarin onderscheid aan te brengen. Omdat die een soort onbewust proces is, hebben zij juist behoefte aan begeleiding daarin van een volwassene.

Natuurlijk komen veel van hun leraren uit de tijd van de krant, de televisie met twee netten en - ten gunstigste - iets als een Commodore 64. Die mensen hebben in elk geval als voordeel gehad dat ze het informatieve kaf van het koren hebben kunnen scheiden onder rustigere omstandigheden dan het kroost dat aan hen is toevertrouwd. Een beetje hbo- of wo-opleiding heeft dat proces dan ook zeer bewust - dus overdraagbaar - moeten maken. Jouw held Clay Shirky verwoordt dit alles inderdaad bijzonder mooi: “It’s not information overload, but filter failure.” En in het artikel waarin je zijn citaat aanhaalt geef je zelf al bruikbare tips.

Dichtbij jezelf
Toch denk ik dat vooral vermeld moet worden dat het verstandig is om je hand niet te overspelen. Hoewel ik op de instellingen waar ik werk te boek schijn te staan als een voortrekker, vind ik mijzelf een afwachtend type. Bij een nieuwe gadget hol ik niet automatisch naar de winkel, maar ik wacht even af of het ding sowieso doet wat is beloofd en daarnaast vraag ik mij gaande die hele periode van betrachte rust af of het apparaat iets positiefs toevoegt aan mijn toch al zeer rijke bestaan. Zo niet, dan ga ik niet voor de heb, maar dan besluit ik bewust om niet tot aanschaf over te gaan. Ik heb dan ook geen iPad of iPad-achtigheid, omdat ik die niet aanvullend genoeg vind ten opzichte van mijn laptop, mijn Androidmobiel of mijn PSP. (Dit stukje typ ik op een fijn netbookje; daar kun je gewoon lekker op schrijven.)

Die afwachtende houding heb ik ook ten aanzien van internetontwikkelingen. Ik ben niet voortdurend naarstig op zoek naar de nieuwste ontwikkelingen en trends. Via Edublogs en aanverwante sites verneem ik vanzelf wel welke zaken beklijven en van leerlingen hoor ik dergelijke verhalen ook wel. Maar goed, ik ben dus wel op de hoogte van wat er zo ongeveer speelt, maar ik heb nogal eens een avondje waarop ik niet uitgebreid mijn Google Reader zit te lezen. In jouw mooie presentatie Sociale media & voortgezet onderwijs zie ik ook verscheidene icoontjes waarvan ik nog geen vermoeden heb wat erachter steekt. Toch voel ik ook niet onmiddellijk de behoefte om als een bezetene die veelheid te gaan opzoeken.

Mijn behoefte om mij te manifesteren via sociale media is dan ook puur gedreven door eigenbelang en gemakzucht. Ik heb lang geaarzeld of ik wel ging deelnemen aan Facebook, maar inmiddels is het een dagelijkse procedure geworden om in enkele oogopslagen te zien wat allerlei mensen om mij heen bezighoudt. Wel ben ik zelf erg voorzichtig in het plaatsen van persoonlijke zaken, omdat ik niet wil dat er interferentie optreedt met een van mijn publieke bezigheden.

Ik heb wel eens collega’s meegemaakt die probeerden om hun populariteit te vergroten door deelname aan Facebook. Die kwamen van een koude kermis thuis, omdat ze mijns inziens twee fouten maakten: allereerst dat je als leraar populariteit moet nastreven. Ik denk dat je moet nastreven om zo goed mogelijk te zijn in je vak en dat daaruit een soort respect moet voortvloeien. Populariteit is ongrijpbaar dus daarin moet je niet willen investeren. Ten tweede denk ik dat Facebook - bij intelligent en voorzichtig gebruik - nagenoeg niets toevoegt aan de communis opinio ten opzichte van jou. Onbarmhartig geformuleerd: als leerlingen jou in real life een malloot vinden, dan vinden ze dat ook van jouw virtuele zelf.

Kortom, de enige reden waarom je gebruik maakt van digitale communicatiemiddelen is om beter bereikbaar te zijn én om de jouw toestromende informatie beter te kanaliseren. Logischerwijs betekent dit dat je zelf de regie krachtig in de hand moet houden al zit ook hier het geheim ‘m in een goede voorbereiding en afbakening. Blijf dus dichtbij jezelf.

Joitske, ik zal nog vast vanalles zijn vergeten te melden nu, maar op deze site heb ik al heel wat van de hierboven genoemde terreinen verkend. Hopelijk neem je mij niet kwalijk dat ik in deze vorm antwoord op jouw vraag geef, want ik hoop dat andere mensen ook kunnen bijdragen aan deze interessante discussie over hoe wij ons online kunnen manifesteren en onze leerlingen (etc. etc.) daarbij kunnen ondersteunen. Nogmaals bedankt voor jouw aandeel hierin en bedankt dat ik deze reactie mag plaatsen zo.

De beste wensen voor 2012 voor jou en voor iedereen die onderwijs, cultuur en wetenschappen een warm hart toedraagt!

donderdag 15 december 2011

Leestip: canon van Nederlands middeleeuwse verleden

In de grote diarree aan canons die ons de laatste jaren ten deel valt, zijn er toch wel de nodige nuttige uitgaven te ontwaren. Een boek waarvoor dit zeker opgaat is Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuwse verleden van Jan J.B. Kuipers. Dit bijzonder aardige naslagwerk verdient zeker een plaats in de kast van elke (!) leraar en hij zal het ook goed doen onder de kerstboom.

"Deze canon bevat geen onwrikbare ijkpunten," heet het in de reclamefolder van de uitgever, "maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis op toegankelijke wijze voor een breed publiek." Naar mijn mening maakt Kuipers deze bewering ook prima waar. Voor totale nitwits op het gebied van geschiedenis is het boek wellicht wat hoog gegrepen; men moet immers toch het basale besef hebben dat er ooit Romeinen in deze contreien hebben rondgelopen en vagelijk gehoord hebben van Karel de Grote. Desalniettemin is het instapniveau laag, dus dat kan alleen maar goed zijn.

Over de onderwerpkeuze valt altijd te twisten, maar ik denk dat Kuipers een goede keuze heeft gemaakt met de 50 onderwerpen die hij hier presenteert. Geen van de traditioneel bij geschiedenislessen aangeboden onderwerpen en personen ontbreken en er is - voor mij weer belangrijk - ook prima aandacht voor de literatuurgeschiedenis. Op dat laatste gebied wordt dan ook weer canoniek gedacht, maar nogmaals: ik denk dat het goed is dat het instapniveau laag is in deze uitgave.

Kuipers beschrijft op een pakkende wijze hoe het leven in verleden tijden eruit gezien moet hebben voor de gewone mens. Hij maakt veelvuldig gebruik van fraaie afbeeldingen, kaarten en vogelvluchten die zijn verhalen kracht bijzetten. Voor het historisch besef van de op dit gebied minder ingelichte medeburgers is dat niet alleen erg goed, maar ook ik mag graag kijken naar plaatjes die verduidelijken hoe onze samenleving is geëvolueerd van afgelegen, woeste negorijen tot een verstedelijkte samenleving vol eigenwijze burgers.

Natuurlijk valt er wat af te dingen op het gebruik van schoolplaten of van Romantische schilderijen van ridders en jonkvrouwen, maar ik kan dat echt niet afkeuren als dit boek beoogt om voor allerlei mensen een opstap te bieden naar meer interesse voor ons middeleeuwse verleden. Wel doet de schrijver zichzelf soms wat te kort door deze afbeeldingen wat matig te duiden, evenals er soms wat slordigheidjes te ontwaren zijn. (Zo wordt er in de hoofdtekst gesproken over Radbod en onder het plaatje ernaast heet dezelfde man Radboud.) Maar goed, ik vind dat peanuts.

De literatuurverwijzingen kan ook wat als karig aangemerkt worden, maar ik kan me levendig indenken dat de auteur ook hier weer rekening houdt met de beginsituatie van de beoogde lezer. Die lezer wordt dan ook uitgenodigd om eens een museum te bezoeken, een - al dan niet door hem geschreven - andere canon te raadplegen. - Overigens, van mij mag je reclame maken voor je eigen producten, hoor. Daar zie ik niets verkeerds in. - Kuipers laat in elk geval zien dat hij prima op de hoogte is van de laatste inzichten van archeologen, geschiedkundigen en literatuurhistorici. Soms weidt hij wat ver uit over bijzaken, maar in de regel houdt hij zijn teksten kort en doelgericht. Och, en misschien is het nog best aardig om weer eens met Johan Huizinga's Herfsttij der middeleeuwen aan te komen. Je weet nooit tot welke vernieuwende inzichten mensen komen als zij dit goede, oude werk weer eens uit de kast hebben gehaald.

Voor mensen die een ontluikende interesse hebben op het gebied van de middeleeuwse geschiedenis van ons taalgebied is deze canon van J. Kuipers een leuke mogelijkheid om kennis te maken met dit alles. Ik vind zou het onzinnig vinden om te soebatten over keuzes en kleine oneffenheden; dit werk misstaat bij helemaal niemand in de boekenkast. Nederland in de middeleeuwen is een prettig boek voor koude winterdagen; elke avond kun je bij een behaaglijk haardvuurtje rustig even de uitgave openslaan voor één of meer van de korte hoofdstukken.

Jan J.B.Kuipers, Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden. Walburg Pers, Zutphen 2011.